Coördinatieregeling: wat er verandert en overgangsrecht
De wet tot Wijziging Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht (Staatsblad 2021, 135) wijzigt de coördinatieregeling in afdeling 3.5 Awb. Deze wijziging treedt gelijktijdig met de Omgevingswet in werking.
De nieuwe coördinatieregeling vervangt de bestaande coördinatieregeling van afdeling 3.5 Awb. Ook vervangt het de coördinatieregelingen uit diverse wetten die opgaan in de Omgevingswet.
Belangrijkste veranderingen
Breed toepassingsbereik
De nieuwe regeling is toepasbaar voor het hele omgevingsrecht (en daarbuiten). De reikwijdte van de nieuwe regeling is niet begrensd tot bepaalde typen besluiten.
De Omgevingswet verklaart de nieuwe coördinatieregeling van toepassing op diverse besluiten. Zo ontstaat één uniforme procedure voor de voorbereiding, totstandkoming en rechtsbescherming van samenhangende besluiten in het omgevingsrecht.
Snellere procedures
Gecoördineerde procedures kunnen sneller verlopen. Het coördinerend bestuursorgaan hoeft bij toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure niet langer de beslistermijn van het besluit met de langste beslistermijn aan te houden. Het mag de beslistermijn vaststellen met de termijn die geldt voor het besluit met de langste beslistermijn als maximale termijn. Enkele omgevingsrechtelijke wetten kenden deze regeling al, maar deze is nu voor alle gevallen van toepassing.
Gefaseerde gecoördineerde besluitvorming
Gefaseerde gecoördineerde besluitvorming is mogelijk. Het aanvragen van de te coördineren besluiten hoeft niet langer gelijktijdig te gebeuren. Coördinatie in clusters (zogeheten mandjes) is daarmee mogelijk. Er kunnen dus verschillende opeenvolgende coördinatieprocedures plaatsvinden voor één project. Vooral bij omvangrijke projecten met meerdere fasen, leidt dit tot efficiëntievoordelen. De Elektriciteitswet 1998 kende deze mogelijkheid al, maar deze is nu verbreed.
De rechtsbescherming gaat ook sneller
In de bezwaarfase moet het coördinerend bestuursorgaan zich inspannen om de bestreden besluiten zoveel mogelijk gezamenlijk en gelijktijdig op een eventuele hoorzitting aan de orde te laten komen. Dat betekent dat de verschillende bevoegde gezagen daarbij aanwezig zijn. De beslissingen op bezwaar nemen de verschillende bevoegde gezagen zelf.
Er is een gebundelde beroepsgang tegen de gecoördineerde besluiten. Niet langer is er tegen elk besluit in aparte procedures beroep mogelijk. De nieuwe regeling bepaalt dat besluiten die met toepassing van de coördinatieregeling zijn voorbereid, voor beroep bij de bestuursrechter als één besluit worden aangemerkt. De Wet ruimtelijke ordening kende deze regeling al, maar die is nu verbreed.
De bestuursrechtspraak in twee instanties is beperkt tot die gevallen waarin voor alle gecoördineerde besluiten beroep in twee instanties geldt. (Beroep in twee instanties is hier: bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.) Dat was andersom. Besluiten waartegen beroep in één instantie open stond, werden vatbaar voor beroep in twee instanties als zij deel uitmaakten van een gecoördineerde besluitvorming.
Geen coördinatieverordening meer nodig
Onder de Wet ruimtelijke ordening was het nodig om bij verordening gevallen aan te wijzen waarop de coördinatieregeling uit die wet van toepassing was (artikel 3.30, lid 1 en artikel 3.33, lid 2 Wet ruimtelijke ordening). Een coördinatieverordening is met de nieuwe regeling in de Awb en de Omgevingswet niet meer nodig. Voor een aantal besluiten bepaalt de Omgevingswet dat de coördinatieregeling verplicht is (artikel 16.7 Omgevingswet). Voor de andere besluiten kan het bevoegd gezag met een coördinatiebesluit de coördinatieregeling van toepassing verklaren (artikel 3:20, onderdeel b, Awb nieuw).
Overgangsrecht
Het overgangsrecht voor de besluiten en de coördinatieregelingen uit de wetten die opgaan in de Omgevingswet staat in hoofdstuk 4 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Hoofdregel overgangsrecht
De hoofdregels van het overgangsrecht voor de besluiten uit de wetten die geheel of gedeeltelijk opgaan in de Omgevingswet staan in de afdelingen 4.1 en 4.2 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Het oude recht blijft van toepassing op besluiten, die op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet:
- door het bestuursorgaan ter inzage zijn gelegd
- door de initiatiefnemer zijn aangevraagd
Dit omvat dus ook de toepasselijkheid van de oude coördinatieregeling. Dit betekent ook dat de coördinatieverordeningen op grond van de Wet ruimtelijke ordening nog van toepassing zijn op besluiten die met het oude recht worden afgehandeld. Dit betekent echter niet dat deze coördinatieverordeningen niet kunnen worden ingetrokken als de Omgevingswet in werking treedt. Voor het afronden van besluitvorming met het oude recht is niet nodig dat de betreffende regels nog gelden.
Vallen besluiten niet onder het overgangsrecht? Dan kunnen de bestuursorganen die besluiten na de inwerkingtreding van de Omgevingswet nemen op basis van het nieuwe recht. Ze kunnen die besluiten dan gecoördineerd voorbereiden met de nieuwe coördinatieregeling in afdeling 3.5 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitzonderingen overgangsrecht
Voor een aantal besluiten waarop een bestuursorgaan in de praktijk regelmatig een gecoördineerde besluitvorming toepast, bevat het overgangsrecht uitzonderingen op deze hoofdregel.
Het betreft het overgangsrecht voor:
- inpassingsplannen voor de projecten, bedoeld in artikel 9b, 9e en 20a van de Elektriciteitswet 1998, die in een vergevorderd stadium zijn (artikel 4.32 Invoeringswet Omgevingswet)
- inpassingsplannen voor de projecten, bedoeld in artikel 39b van de Gaswet, die in een vergevorderd stadium zijn (4.37 Invoeringswet Omgevingswet)
- inpassingsplannen voor projecten, bedoeld in artikel 141a van de Mijnbouwwet, die in een vergevorderd stadium zijn (artikel 4.39 Invoeringswet Omgevingswet)
- tracébesluiten op grond van de Tracéwet en de coördinatie van besluiten ter uitvoering van een tracébesluit (paragraaf 4.3.9 Invoeringswet Omgevingswet)
- projectplannen op grond van de Waterwet (artikelen 4.62 tot en met 4.65 Invoeringswet Omgevingswet)
- besluiten waarop de coördinatiebepaling van de Waterwet van toepassing is (artikel 4.73 Invoeringswet Omgevingswet)
- besluiten waarop de coördinatiebepaling uit paragraaf 3.5 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is (artikel 4.81 Invoeringswet Omgevingswet)
- besluiten die in samenhang met een inpassingsplan gecoördineerd worden met toepassing van de coördinatieregeling uit de artikelen 3.33, lid 1, of 3.35, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening (artikel 4.106a Invoeringswet Omgevingswet zoals dat aan de Invoeringswet Omgevingswet is toegevoegd met de Wet tot Wijziging van de Mijnbouwwet (het verwijderen of hergebruiken van mijnbouwwerken en investeringsaftrek) (Stb. 2021, 92))
- inpassingsplannen op grond van de Wet ruimtelijke ordening die in een vergevorderd stadium zijn (artikel 4.107 Invoeringswet Omgevingswet)
Overig overgangsrecht
Het wetsvoorstel Wijziging Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht bevat overgangsrecht voor de resterende besluiten waarop de oude coördinatieregeling uit afdeling 3.5 van de Awb van toepassing was.
Meer informatie
Meer informatie over de coördinatieregeling is te vinden op de volgende pagina’s: