Gedragscode voor flora- en fauna-activiteit
Gedragscodes zijn mogelijk voor bepaalde flora- en fauna-activiteiten. Een gedragscode geeft een beschrijving hoe een flora- en fauna-activiteit zodanig te verrichten is dat die geen invloed heeft op flora en fauna.
Gedragscode bij verschillende soorten
Een gedragscode is mogelijk bij:
- vogels die van nature in het wild voorkomen in Nederland of een andere EU-lidstaat. De gedragscode kan gelden voor schadelijke handelingen en niet-commercieel bezit.
- beschermde dieren (geen vogels) en planten van bijlage IV bij de habitatrichtlijn, bijlage I of II bij het verdrag van Bern of bijlage I bij het verdrag van Bonn. De gedragscode kan gelden voor schadelijke handelingen en niet-commercieel bezit.
- andere beschermde dieren en planten van bijlage IX van het Besluit activiteiten leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bal). De gedragscode kan gelden voor schadelijke handelingen.
Gedragscode moet voldoen aan criteria
Alleen als de gedragscode voldoet aan bepaalde criteria, kan de Omgevingsregeling de gedragscode aanwijzen:
- Doel
- Belanghebbenden betrekken
- Ecologisch deskundige
- Evaluatie
- Geen benutting of economisch gewin
- Activiteit zorgvuldig verrichten
- Activiteit is nodig
Ze volgen uit artikelen 11.45, 11.53 en 11.59 (steeds lid 2 en 3) van het Bal en artikelen 3, 4, 6, 7 en 8 van de Beleidsregel aanwijzing gedragscodes soortenbescherming en houtopstanden (Beleidsregel gedragscodes).
Doel
Het verrichten van de activiteit moet plaatsvinden vanwege een van onderstaande doelen:
- Bestendig beheer of onderhoud
- Bestendig gebruik
- Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting
Bestendig beheer of onderhoud
De activiteit is vanwege ‘bestendig beheer of onderhoud’. Daaronder valt regelmatig terugkerend beheer of onderhoud van locaties dat het vestigen of behoud van beschermde soorten op die locaties niet in de weg staat. Het is bovendien gericht op het handhaven van de bestaande functionaliteit van het leefgebied of de bestaande situatie met inbegrip van de aanwezige beschermde soorten. Voorbeelden van activiteiten in het kader van bestendig beheer en onderhoud zijn:
- het maaien om bepaalde vegetaties in een natuurgebied in stand te houden
- beheer van waterlopen vanwege de keur
- het maaien van bermen vanwege de verkeersveiligheid
- het maaien van weilanden voor kuilvoer
Een uitgebreidere lijst van activiteiten die in ieder geval vallen onder bestendig beheer en onderhoud, staat in bijlage I van de Beleidsregel gedragscodes.
Nieuwe vormen van beheer of onderhoud, intensivering van beheer of onderhoud qua omvang of frequentie en het gebruik van nieuwe technieken voor het beheer of onderhoud vallen niet onder ‘bestendig’. Ook kaalkap of verjongingskap is qua soortenbescherming geen bestendig beheer vanwege de rigoureuze verandering van de situatie. De situatie is pas na lange tijd weer hersteld. De aanwezige soorten kunnen zich hier niet handhaven (biotoop is gewijzigd). Wel valt dit onder het doel van ruimtelijke inrichting en ontwikkeling.
Bestendig gebruik
De activiteit is vanwege ‘bestendig gebruik’. Daaronder valt het sinds langere tijd ondernemen van activiteiten, die samenhangen met de landschappelijke kwaliteiten van een gebied. De activiteiten zijn ingepast (of in te passen) in het gebied. Nieuwe vormen van gebruik, intensivering van gebruik qua omvang of frequentie en het gebruik van nieuwe technieken voor het gebruik vallen niet onder ‘bestendig’.
Voorbeelden van ‘gebruik’ zijn:
- het houden van militaire oefeningen op bestaande oefenterreinen van Defensie
- het kamperen op speciaal daarvoor bestemde plekken
- (cultuur)historisch bepaalde evenementen zoals veldlopen, wandeltochten en Sint-Hubertusvieringen
- evenementen op speciaal daarvoor bestemde terreinen, zoals crosscircuits of evenemententerreinen
Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting
De activiteit is vanwege ‘ruimtelijke ontwikkeling en inrichting’. Hieronder vallen activiteiten die een verandering van de fysieke inrichting van een locatie tot gevolg hebben. Daarbij raakt de functionaliteit van het leefgebied van een beschermde soort aangetast of verdwijnt die. Het kunnen ook beheer- en onderhoudswerkzaamheden zijn die niet frequent op een reguliere schaal of wijze plaatsvinden. Bijvoorbeeld de isolatie van bestaande woonwijken. Of kaalkap of verjongingskap.
In bijlage II van de Beleidsregel gedragscodes staan activiteiten die hier in ieder geval onder vallen.
In bijlage III van de Beleidsregel gedragscodes staan soorten die in ieder geval vallen onder beschermde soorten bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.
Belanghebbenden betrekken
Een opsteller van een gedragscode moet belanghebbenden (waaronder relevante soortenorganisaties) betrekken bij het opstellen. Dit moet blijken uit een verslag dat de opsteller moet meesturen bij het laten toetsen van de gedragscode. In dit verslag moet staan hoe de afstemming heeft plaatsgevonden, welke opmerkingen daaruit zijn gekomen en wat daarmee is gedaan. Er moet blijken dat er draagvlak is voor de gedragscode.
Ecologisch deskundige
Bij de gedragscode moet een ecologisch deskundige betrokken zijn. Die moet:
- beschikken over aantoonbare kennis en ervaring om een natuurwaardenonderzoek te verrichten. Het volgen van alleen een cursus of opleiding is dus onvoldoende.
- de functionaliteit van leefgebieden van een beschermde soort kennen en herkennen. Zo moet de deskundige de verschillende aanwezige beschermde soorten kunnen identificeren op de locatie van de activiteiten. Wanneer op een locatie beschermde soorten aanwezig zijn die niet zijn opgenomen in de gedragscode, zal een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit nodig zijn.
- kennis hebben van erkende onderzoeksmethoden. De deskundige moet in staat zijn om (afhankelijk van de specifieke locatie en beschermde soort) op verschillende manieren onderzoek te doen naar aanwezige beschermde soorten.
- ecologische werkprotocollen opstellen. Het ecologisch werkprotocol is een document waarin de deskundige aangeeft hoe er rekening wordt gehouden met aanwezigheid van beschermde soorten tijdens de uitvoering van de activiteiten. In het document staan concrete en specifieke maatregelen die schade aan flora en fauna voorkomen of beperken.
- de activiteiten begeleiden waarop de gedragscode zich richt. Begeleiden houdt minimaal het volgende in:
- deskundig voorafgaand onderzoek verrichten op de projectlocatie naar de aanwezige beschermde soorten in het werkgebied,
- deskundig voorafgaand onderzoek verrichten naar de functie van de locatie voor die soorten
- adviseren of de gedragscode toepasbaar is of een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit nodig zal zijn
- het zelf (aantoonbaar) uitvoeren van de maatregelen in het ecologische werkprotocol of toezicht houden dat het uitvoeren van die maatregelen (aantoonbaar) op een correcte wijze plaatsvindt. De deskundige zal dus kennis moeten hebben van die maatregelen voor de beschermde soorten op locatie.
Dit zorgt ervoor dat het verrichten van de activiteiten en de bijbehorende maatregelen zorgvuldig plaatsvinden.
Evaluatie
Een bestaande gedragscode opnieuw aanwijzen kan alleen als de effecten van de gedragscode voldoende zijn geëvalueerd. Die evaluatie moet planmatig en systematisch zijn uitgevoerd en minstens ingaan op de:
- werkbaarheid van de maatregelen om nadelige effecten voor soorten te voorkomen
- bekendheid van de gedragscode onder de gebruikers en de mate waarin de gedragscode is gebruikt.
Het is verplicht om bij de evaluatie gebruik te maken van het format van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Geen benutting of economisch gewin
Er mag geen benutting of economisch gewin van de dieren of planten plaatsvinden.
Activiteit zorgvuldig verrichten
Het verrichten van de flora- en fauna-activiteit moet zorgvuldig gebeuren. Van ‘zorgvuldig’ is sprake als de activiteit geen invloed heeft op de dier- of plantensoort. Daarnaast betekent ‘zorgvuldig’ het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van het:
- doden van de dieren
- vernielen of beschadigen van rustplaatsen of voortplantingsplaatsen van de dieren
- vernielen van eieren van de dieren
- vernielen, beschadigen of wegnemen van nesten van de vogels
- plukken, afsnijden, ontwortelen of vernielen van de planten
Activiteit is nodig
De flora- en fauna-activiteit moet nodig zijn. Het hangt van de soort af wanneer daar sprake van is en is uitgelegd op andere pagina’s:
- vogels
- beschermde soorten van Habitatrichtlijn, verdragen Bonn en Bern
- beschermde soorten bijlage IX Bal
Vrijstelling vergunning
De Omgevingsregeling wijst aan voor welke flora- en fauna-activiteiten er een gedragscode is. Een gedragscode geldt voor maximaal 5 jaar (zie verder ook Gedragscodes). Voor die activiteiten geldt dan geen vergunningplicht. Dan moet het verrichten van die activiteit wel plaatsvinden volgens de gedragscode.
Overgangsrecht
Goedgekeurde gedragscodes onder de Wet natuurbescherming (artikel 3.31, lid 1) blijven gelden. Zolang de termijn van die goedkeuring nog loopt. Voor het verrichten van een flora- en fauna-activiteit volgens zo’n gedragscode, geldt geen vergunningplicht voor die activiteit. Het verrichten van de flora- en fauna-activiteit moet uiteraard wel plaatsvinden volgens de gedragscode. Het Aanvullingsbesluit natuur regelt dit overgangsrecht (artikel IV, lid 1).
Overzicht gedragscodes
Een overzicht van gedragscodes is te vinden op de website van de RVO.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.