Rijksregels voor een beperkingengebiedactiviteit bij spoorwegen
Het Rijk geeft regels voor beperkingengebiedactiviteiten bij een spoorweg. Het gaat om hoofdspoorwegen, lokale spoorwegen en bijzondere spoorwegen.
Rijksregels voor bescherming van spoorwegen
De rijksregels voor beperkingengebiedactiviteiten bij een spoorweg zijn voor de bescherming van spoorwegen. Daaronder valt ook het voorkomen dat die activiteiten het wijzigen of verruimen van een spoorweg in de weg staan.
De rijksregels gaan over activiteiten in het beperkingengebied die de spoorweg kunnen beïnvloeden. En niet over de invloed die de spoorweg kan hebben op het beperkingengebied. Zo gaan de regels niet over de invloed van de spoorweg op geluid of trillingen in het beperkingengebied.
Beperkingengebiedactiviteiten waarvoor rijksregels gelden
Lokale spoorweg
De rijksregels in het Besluit activiteiten leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bal) gelden voor alle beperkingengebiedactiviteiten bij een lokale spoorweg (artikel 9.47 van het Bal).
Hoofdspoorweg en bijzondere spoorweg
De rijksregels in het Bal gelden voor de volgende beperkingengebiedactiviteiten bij een hoofdspoorweg of bijzondere spoorweg:
- handelingen met kabels en leidingen in de bodem, zoals aanleggen of verwijderen. Ook handelingen met (bouw)werken die samenhangen met de handelingen van kabels en leidingen vallen eronder
- handelingen met (bouw)werken en andere objecten, zoals het bouwen of slopen van een gebouw
- handelingen op perrons of stations, zoals het verbreden van een perron
- storten van stoffen
- opslaan van licht ontvlambare stoffen
- het uitvoeren van andere werkzaamheden
Dit staat in de artikelen 9.19, 9.30, 9.37 en 9.43 van het Bal.
Rijksregels gelden niet voor spoorwegbeheerder
De rijksregels gelden niet als de beheerder van het spoor de hiervoor genoemde handelingen verricht of laat verrichten. Bijvoorbeeld het vervangen van de bovenleiding.
Vervoerregio bij lokale spoorwegen
Een lokale spoorweg kan binnen een vervoerregio liggen of buiten een vervoerregio. De rijksregels maken daar soms onderscheid in. Een vervoerregio is een samenwerkingsverband van meerdere lokale besturen op het gebied van vervoer. Zo is er een vervoerregio Amsterdam en een vervoerregio Rotterdam-Den Haag.
Specifieke zorgplicht
Voor een beperkingengebiedactiviteit bij een hoofdspoorweg, lokale spoorweg en bijzondere spoorweg geldt altijd de specifieke zorgplicht. De specifieke zorgplicht houdt in dat maatregelen nodig zijn bij het vermoeden dat een activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de staat of werking van de spoorweg. Die maatregelen moeten de nadelige gevolgen voorkomen, beperken of ongedaan maken. Onder de specifieke zorgplicht valt ook het:
- veilig en doelmatig kunnen gebruiken van de spoorweg
- zoveel mogelijk voorkomen van ongewone voorvallen
- bereikbaar blijven van de spoorweg voor de spoorwegbeheerder en hulpdiensten
- vrijhouden van vluchtroutes
- voorkomen dat objecten het spoor kunnen beschadigen of daarop terecht kunnen komen
- behouden van een goed zicht voor degene die gebruikmaakt van de spoorweg, zoals de machinist of verkeersdeelnemers bij een spoorwegovergang
- verwijderen van gebruikt materiaal na het stoppen van de beperkingengebiedactiviteit (bijvoorbeeld na bouwwerkzaamheden)
Dit staat in artikel 9.8 van het Bal.
Inhoudelijke regels
De rijksregels bestaan ook uit inhoudelijke regels voor beperkingengebiedactiviteiten bij een hoofdspoorweg of bijzondere spoorweg. Die regels gaan bijvoorbeeld over (ont)graven, boren, hijskranen of grondwater onttrekken. Deze regels zijn opgenomen in paragraaf 9.2.1 tot en met 9.2.3 van het Bal.
Maatwerkregels
Het bevoegd gezag kan maatwerkregels stellen voor een beperkingengebiedactiviteit bij een lokale spoorweg (artikel 9.9 Bal). De maatwerkregels kunnen gaan over:
- de specifieke zorgplicht
- het informeren over een ongewoon voorval
- de te verstrekken gegevens en documenten bij een ongewoon voorval
- inhoudelijke regels (afdeling 9.3 van het Bal)
Bij het stellen van maatwerkregels moet het bevoegd gezag het doel van de rijksregels in acht nemen.
De maatwerkregels kunnen leiden tot een versoepeling of verscherping van de regels. Maatwerkregels moeten daarbij wel binnen de reikwijdte van de specifieke zorgplicht blijven. Dat houdt in dat versoepelen van de specifieke zorgplicht niet mogelijk is. Versoepeling van de bepalingen over ongewone voorvallen is ook niet mogelijk. Verder mag een maatwerkregel ook niet de aanwijzing van een beperkingengebiedactiviteit wijzigen.
Het opnemen van maatwerkregels gebeurt in het omgevingsplan als de beperkingengebiedactiviteit in een vervoerregio plaatsvindt. In andere gevallen komen maatwerkregels in de omgevingsverordening.
Maatwerkvoorschriften
Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen voor een beperkingengebiedactiviteit bij een hoofdspoorweg, lokale spoorweg en bijzondere spoorweg (artikel 9.10 Bal). Met maatwerkvoorschriften kan het bevoegd gezag de rijksregels meer toespitsen op de concrete situatie of locatie. De maatwerkvoorschriften kunnen gaan over:
- de specifieke zorgplicht
- het informeren over een ongewoon voorval
- de te verstrekken gegevens en bescheiden bij een ongewoon voorval
- inhoudelijke regels (afdeling 9.2 en 9.3 van het Bal)
Een maatwerkvoorschrift mag niet:
- de meldplicht of informatieplicht bij een ongewoon voorval opheffen
- de aanwijzing van beperkingengebiedactiviteit wijzigen
- als het mogelijk is om over dat onderwerp een voorschrift op te nemen in een omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit
De maatwerkvoorschriften kunnen leiden tot een versoepeling of verscherping van de regels. Maar versoepeling is niet mogelijk bij de specifieke zorgplicht en de bepalingen over ongewone voorvallen.
Meldingsplicht
Voor een beperkingengebiedactiviteit bij een hoofdspoorweg of bijzondere spoorweg kan een meldingsplicht gelden. De melding moet minimaal 4 weken en maximaal 1 jaar voor het begin van de activiteit plaatsvinden. Het is verboden de activiteit te starten zonder de melding te doen. Door de meldingsplicht is het bevoegd gezag of spoorwegbeheerder in staat om op tijd maatregelen te treffen voor de veiligheid of voor het spoorwegbeheer.
Wanneer een meldingsplicht geldt en welke informatie er bij de melding moet zitten, staat in de artikelen 9.11, 9.21, 9.32, 9.39 en 9.45 van het Bal. Zo geldt de meldingsplicht bijvoorbeeld niet als de beperkingengebiedactiviteit vergunningplichtig is.
Gegevens en bescheiden toesturen vóór starten activiteit
Voor beperkingengebiedactiviteiten bij een hoofdspoorweg of bijzondere spoorweg moeten vooraf gegevens en bescheiden naar het bevoegd gezag. Dat geldt alleen als de beperkingengebiedactiviteit niet vergunningplichtig is. Het versturen van gegevens en bescheiden moet minimaal 4 weken en maximaal 8 weken voor het begin van de activiteit plaatsvinden. Dit is nodig omdat de spoorwegbeheerder toezicht moet kunnen houden op een goede uitvoering. En omdat er soms maatregelen nodig zijn (zoals een spoorafsluiting) in verband met de veiligheid van het spoorwegverkeer.
Het toesturen van de gegevens en bescheiden kan samen met de melding plaatsvinden. Het toesturen van gegevens en bescheiden is een afzonderlijke plicht, zodat men eerst ruim van tevoren een melding kan doen. En de gegevens en bescheiden pas later kan toesturen.
Om welke gegevens en bescheiden het gaat, staat in artikel 9.12, 9.22, 9.33, 9.40 en 9.46 van het Bal.
Informatieplicht bij ongewoon voorval
Bij een ongewoon voorval is het noodzakelijk om dat direct te melden aan het bevoegd gezag en de spoorwegbeheerder. Bijvoorbeeld als een object dat langs het spoor stond, is omgevallen. Zodra de volgende gegevens bekend zijn, moeten die gegevens ook naar het bevoegd gezag en de spoorwegbeheerder:
- de oorzaak en omstandigheden van het ongewoon voorval
- gegevens die nodig zijn om de aard en ernst van de gevolgen voor de fysieke leefomgeving in te kunnen schatten, en
- welke maatregelen zijn genomen of worden overwogen om nadelige gevolgen te voorkomen en om te voorkomen dat het voorval zich nog een keer voordoet
Dit staat in de artikelen 9.14 en 9.15 van het Bal.
Bevoegd gezag algemene regels
Het Bal regelt wie het bevoegd gezag is voor een beperkingengebiedactiviteit bij een spoorweg. Het gaat om het bevoegd gezag voor de melding, maatwerkvoorschriften, voor besluiten over gelijkwaardige maatregelen en handhaving en toezicht op de regels van het Bal.
Rijk of provincie voor hoofdspoorweg en bijzondere spoorweg
Het Rijk is het bevoegd gezag voor een beperkingengebiedactiviteit bij een hoofdspoorweg en bijzondere spoorweg (artikel 9.5 van het Bal). Maar als de beperkingengebiedactiviteit plaatsvindt bij een complex bedrijf dan is de provincie het bevoegd gezag (artikel 9.6 van het Bal).
Provincie of bestuur vervoerregio voor lokale spoorweg
Het dagelijks bestuur van een vervoerregio is het bevoegd gezag voor een beperkingengebiedactiviteit bij een lokale spoorweg binnen een vervoerregio (artikel 9.3 van het Bal). Maar als de beperkingengebiedactiviteit plaatsvindt bij een complex bedrijf dan is de provincie het bevoegd gezag (artikel 9.6 van het Bal). De provincie is ook het bevoegd gezag voor een beperkingengebiedactiviteit bij een lokale spoorweg buiten een vervoerregio (artikel 9.4 van het Bal).
Vergunningplicht
Voor een beperkingengebiedactiviteit kan een omgevingsvergunning nodig zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval bij:
- het plaatsen van elektriciteitskabels voor het hoog- en middenspanningsnet (kabels met een spanningsniveau van meer dan 1 kV) die evenwijdig aan het spoor liggen
- het bouwen van een bouwwerk hoger dan 1 meter bij een spoorwegovergang
- het herinrichten van een perron
- het opslaan van licht ontvlambare stoffen
De vergunningplichtige beperkingengebiedactiviteiten bij een hoofdspoorweg of bijzondere spoorweg staan in artikelen 9.20, 9.31, 9.38 en 9.44 van het Bal. In artikel 9.48 van het Bal staan de vergunningplichtige beperkingengebiedactiviteiten bij een lokale spoorweg.
De aanvraagvereisten voor een omgevingsvergunning staan in paragraaf 7.1.7 van de Omgevingsregeling.
Bij lokale spoorweg is afwijken vergunningplicht mogelijk
De omgevingsverordening kan voor een beperkingengebiedactiviteit bij een lokale spoorweg buiten een vervoerregio afwijken van de vergunningplicht in het Bal. Het omgevingsplan kan afwijken als de lokale spoorweg binnen een vervoerregio ligt. Afwijken houdt in dat voor meer of juist minder gevallen een omgevingsvergunning nodig is dan het Bal zegt (artikel 9.48a Bal).
Vergunningplicht lokale spoorweg geldt ook voor beheerder hoofdspoorweg of bijzondere spoorweg
Soms verricht een beheerder van een hoofdspoorweg of bijzondere spoorweg werkzaamheden bij een lokale spoorweg. De vergunningplicht voor een beperkingengebiedactiviteit bij een lokale spoorweg geldt dan ook voor die beheerder. Die beheerders zijn namelijk niet per se op de hoogte van alle aspecten die van belang zijn voor het werken bij lokale spoorwegen.
Beoordelingsregels omgevingsvergunning
Voor de beperkingengebiedactiviteit bij een spoorweg zijn beoordelingsregels opgenomen in afdeling 8.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). De beoordelingsregels bepalen dat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning kan verlenen als de activiteit geen nadelige gevolgen heeft voor de staat en de werking van de spoorweg.
Onder staat en werking van de spoorweg valt in ieder geval:
- een veilig gebruik van de spoorweg
- geen opstoppingen voor het spoorwegverkeer
- een goed beheer van de spoorweg en andere spoorweginfrastructuur
- de mogelijkheid tot uitbreiden of wijzigen van de spoorweginfrastructuur (bijvoorbeeld een spoorweg of perron)
Het laatste punt maakt het mogelijk om een activiteit te weren als al duidelijk is dat deze weer zal moeten verdwijnen in de toekomst. Bijvoorbeeld vanwege een voorziene verbreding van de spoorweg. De vergunningverlener kan in dat geval rekening houden met die verbreding. Dat voorkomt dat bijvoorbeeld een kabel in de grond bij een spoorweg waarover een aanvraag gaat, dan weer weg moet. Het laatste punt maakt het juist ook mogelijk om een beperkingengebiedactiviteit op een plek te laten plaatsvinden die 'toekomstbestendig' is. Oftewel, een plek die ook in de toekomst het verruimen of wijzigen van de spoorweg niet in de weg staat.
De beoordelingsregels in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) zijn afkomstig van de Spoorwegwet en Wet lokaal spoor.
Voorschriften omgevingsvergunning
Een vergunningvoorschrift mag de informatieplicht bij een ongewoon voorval en de daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden niet versoepelen (artikel 8.3 Bkl).
Bevoegd gezag omgevingsvergunning
Het Omgevingsbesluit geeft aan wie het bevoegd gezag is voor de omgevingsvergunning. Bekijk een schema om het bevoegd gezag te bepalen voor de omgevingsvergunning.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.