Ga naar de inhoud
Direct naar
  • Contact
  • Stel uw vraag
Informatiepunt Leefomgeving (naar homepage)
Zoeken in deze site
  1. Home ›
  2. Regelgeving ›
  3. Regels voor activiteiten ›
  4. Dierenverblijven ›
  5. Systeembeschrijvingen voor stallen ›
  6. OW 2005.05
  • Home
  • Actueel
  • Regelgeving
  • Thema's
  • Digitaal stelsel
  • Contact
  • Contact
  • Stel uw vraag

OW 2005.05 - Stalbeschrijving legkippen

Systeembeschrijving van een volièrehuisvesting, 55 - 60 % roosters met mestbandbeluchting ten minste 0,7 m³/uur per dierplaats.

Versienummer: OW 2005.05.V1 van januari 2024.

Op deze pagina

  • Diercategorie
  • Emissiefactoren
  • Werkingsprincipe
  • De technische uitvoering van het systeem: bouwkundig
  • De technische uitvoering van het systeem: technisch
  • Het gebruik van het systeem
  • Emissiefactor
  • Verwijzing meetrapport
  • Afbeeldingen
  • Vorige versie

Diercategorie

Legkippen van 18 weken en ouder en ouderdieren van legkippen van
18 weken en ouder (HE2.3.4).

Emissiefactoren

Voor de emissiefactoren van het huisvestingssysteem, zie bijlage V van de Omgevingsregeling.

Werkingsprincipe

Ammoniakemissiebeperking is gebaseerd op het snel drogen van de mest op de mestbanden onder de rooster en het frequent afvoeren van de mest uit de stal.

De technische uitvoering van het systeem: bouwkundig

Geen bijzonderheden.

De technische uitvoering van het systeem: technisch

  • Huisvestingsvorm
  • Vloeruitvoering
  • Voer en drinkwater
  • Mestopvangvoorziening
  • Beluchting
  • Registratieapparatuur
  • Mestopslag

Huisvestingsvorm

Alternatieve huisvesting (dieren kunnen zich vrij in de stal bewegen).

Vloeruitvoering

  1. 55 - 60 % van het leefoppervlak is uitgevoerd als etages met roostervloer.
  2. 40 - 45 % van het leefoppervlak is uitgevoerd als strooiselvloer.

Voer en drinkwater

De voer- en drinkwatervoorzieningen zijn aangebracht boven de roostervloer.

Mestopvangvoorziening

De mestbanden bevinden zich onder de roosters.

Beluchting

  1. Er is mestbandbeluchting aanwezig. Deze worden enkel belucht met lucht van buiten, er wordt dus geen stallucht bijgemengd.
  2. De aanvoer van lucht naar de mestbanden gebeurt via buizen onder / naast de roosters. De situering van de uitblaasopeningen van de buizen zorgt voor een gelijkmatige droging van de mest op de mestbanden.

Registratieapparatuur

De volgende registratieapparatuur zijn aanwezig:

  • Temperatuurmeter voor het meten van de temperatuur van de beluchtingslucht, meten in het hoofdtoevoerkanaal van de beluchting.
  • Apparatuur voor het registreren van het aanstaan van de beluchting (urenteller, kWh-meter, toerenteller of meetventilator).
  • Apparatuur voor het registreren van de afdraaifrequentie van de mestbanden.
  • Apparatuur voor het meten van de capaciteit van de beluchting, meten aan het begin van de beluchtingsbuizen boven de mestbanden.

Mestopslag

Kortdurend of eventueel nadroging in een nageschakelde techniek of langdurige mestopslag. Dit systeem stelt geen eisen aan de wijze van mestopslag of verdere bewerking (extra droging) van de mest. De vorm van opslag of bewerking is echter wel bepalend voor de hoogte van de ammoniakemissie van het bedrijf. De voor dit stalsysteem vastgestelde emissiefactor is van toepassing voor de situatie in combinatie met een kortdurende opslag op het bedrijf (afvoer van de mest van de banden direct van het bedrijf of opslag in een afgedekte container voor maximaal 14 dagen).

Gebruik van het systeem

  • Leefoppervlak
  • Beluchtingscapaciteit
  • Temperatuur drooglucht
  • Soort drooglucht
  • Afdraaifrequentie mestbanden
  • Drogestofgehalte
  • Registratie

Leefoppervlak

Het leefoppervlak is minimaal 1.111 cm² per dier bij opzet (9 dieren per m²).

Beluchtingscapaciteit

De beluchtingscapaciteit is minimaal 0,7 m³ per dier per uur.

Temperatuur drooglucht

De temperatuur van de drooglucht is minimaal 17 °C.

Soort drooglucht

Voor de drooglucht wordt alleen lucht van buiten gebruikt.

Afdraaifrequentie mestbanden

Minimaal éénmaal per week afdraaien van de mest naar een afgedekte container voor kortdurende opslag of andere vorm van opslag; bij nadroging van de mest in een nageschakelde techniek moeten de mestbanden minimaal tweemaal per week worden afgedraaid.

Drogestofgehalte

  1. Mest op de mestbanden is op het moment van afdraaien minimaal 55 % droge stof.
  2. Het strooisel is minimaal 80 % droge stof.

Registratie

Ten behoeve van een controle op de werking van het afdraaien van de mestbanden en het droogsysteem moeten de volgende gegevens automatisch worden geregistreerd:

  • De temperatuur van beluchtingslucht.
  • Het aan staan van de beluchting.
  • De afdraaifrequentie van de mestbanden.
  • De capaciteit van de beluchting.

Van de geregistreerde waarden moet tijdens de controle een uitdraai van de huidige en vorige productieperiode opvraagbaar zijn.

Emissiefactor

Voor de emissiefactor van het huisvestingssysteem, zie bijlage V van de Omgevingsregeling.

Verwijzing meetrapport

Rapport 235 van ASG (www.pv.wur.nl).

Afbeelding

Verschillende systemen voor volièrehuisvesting voor kippen. Zie de tekst voor een beschrijving.
Doorsnedes van stallen met verschillende systemen voor volièrehuisvesting voor kippen

Beschrijving van de afbeelding

De afbeelding toont verschillende types van huisvesting voor kippen in doorsnedes. Elk type huisvesting is aangemerkt met een letter, van A tot en met I. Er zijn huisvestingstypes met legnesten op 1 niveau en huisvestingstypes met legnesten op meer niveaus.

De afbeelding is voorzien van de volgende legenda:

  1. Legnest
  2. Roosters met mestbanden en eventueel beluchting
  3. Strooiselruimte

Legnesten op 1 niveau

  • A: enkele rij legnesten. In het midden van de stal is een verhoging, met daar bovenop een rij legnesten. Aan beide kanten van deze legnesten bevinden zich roosters met mestbanden. Op de grond, aan beide zijkanten van de stal is strooiselruimte.
  • B: dubbele rij legnesten. Dit type is gelijk aan type A, maar dan met 2 verhoogde rijen met legnesten naast elkaar.

Legnesten op meer niveaus

  • C: etages met aan weerszijden legnesten. In deze doorsnede zijn tegen de linker en rechter zijwand van de stal legnesten te zien. Middenin de stal staan verschillende modules met etages. Op de etages is plaats voor roosters met mestbanden. Op de grond van de stal bevindt zich de strooiselruimte.
  • D: etages met geïntegreerde legnesten. In de doorsnede wordt de stal gevuld met modules met etages, waarin de legnesten zijn geïntegreerd. Daarnaast bevinden zich in de modules roosters met mestbanden. Op de grond van de stal bevindt zich de strooiselruimte.
  • E: etages op roostervloer. In deze doorsnede zijn tegen de linker en rechter zijwand van de stal legnesten te zien. Middenin de stal staan verschillende modules met etages. Deze modules staan op een roostervloer.
  • F: portaalsysteem. In deze doorsnede zijn middenin de stal 2 rechthoekige hokken op hun zijkant tegen elkaar geplaatst. Bovenop deze hokken is een legnest te zien. Aan beide zijkanten van de hokken zijn horizontale roosters aangebracht, waar de kippen op kunnen zitten. Op de grond bevindt zich de strooiselruimte.
  • G: hangende etages met geïntegreerde legnesten. Middenin de stal staat een constructie waaraan verschillende platformen hangen. Op die platformen bevinden zich legnesten. Ook zijn aan de constructie plateaus bevestigd met legnesten en roosters met mestbanden. Op de grond van de stal is een strooiselruimte.
  • H: combinatie met beun met mestbanden. In het midden van de stal is een verhoging zoals bij type A. Aan weerszijden van de verhoging staat een module met etages. Op deze etages zijn roosters met mestbanden aangebracht. Op de grond van de stal is een strooiselruimte.
  • I: dubbele rij legnesten. Middenin de stal staat een module met etages. Aan weerszijden van deze module bevindt zich een verhoging zoals bij type A. Aan beide zijkanten van de stal staat nog een module met etages.

Vorige versie

Beschrijving BWL 2005.05.V1 van juni 2010.



delen

  • Delen op LinkedIn

pdf maken

  • pdf maken

Vraag het onze experts!

Heeft u beroepsmatig te maken met regelgeving over de leefomgeving, de Omgevingswet of het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO)? Hierover kunt u vragen stellen aan onze helpdesk. Wilt u als inwoner meer weten over deze onderwerpen? Neem dan contact op met uw gemeente.

Stel uw vraag

IPLO geeft informatie en beantwoordt vragen

Het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) is het kenniscentrum van de overheid dat uitleg geeft over de Omgevingswet, het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) en de regelgeving voor de leefomgeving. Onze experts geven via de IPLO-website en de helpdesk antwoord op vragen. IPLO maakt deel uit van het interbestuurlijke programma Aan de slag met de Omgevingswet. Meer informatie vindt u op onze pagina Over IPLO.

Service

  • Over IPLO
  • Abonneren
  • Contact
  • Archief
  • Omgevingswet op LinkedIn

Over deze site

  • Verantwoording
  • Toegankelijkheid
  • Privacyverklaring
  • Cookies
  • Kwetsbaarheid melden
Rijksoverheid
UvW - Unie van Waterschappen
VNG - Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Interprovinciaal overleg - IPO