Analyse van het luchtemissiemonster
De laatste stap van een luchtemissiemeting is de analyse naar de samenstelling van de emissie. Analyseapparatuur meet de concentratie van de component(en) en referentieparameters (als zuurstofgehalte) in het afgas of het monster. Hiermee herleiden meetinstanties (of het bedrijf zelf) de concentratie bij normaalomstandigheden. Deze concentratie kan worden getoetst aan emissiegrenswaarden.
Analyse in het veld
Analyse van de emissie kan direct bij het emissiepunt. Zoals bij in situ-metingen, waarbij het meetinstrument zich in of bij het emissiekanaal bevindt. Bij een continue extractieve meting is sprake van ononderbroken onttrekking van een hoeveelheid afgas aan het kanaal. En behandeling voor stof en vocht, en een directe meting met het meetinstrument.
Meetprincipe | Gemeten component(en) |
---|---|
Infrarood (IR) spectrometrie | Vochtgehalte |
Ultraviolet (UV) spectrometrie | SO2 |
Vlam-ionisatiedetectie (FID) | CxHy (totaal) |
Chemoluminescentie | NOx |
Paramagnetisme | O2 |
Voor de meeste componenten liggen de meetmethoden en de technieken vast in meetnormen. Een meetinstantie voert de meting uit volgens de norm. Een continu bedrijfsmeetsysteem kan afwijken van het meetprincipe in de norm, omdat kwaliteitsborging volgens NEN-EN 14181 is voorgeschreven.
Analyse in het laboratorium
Bij een extractieve discontinue meting is directe analyse niet mogelijk. Het bedrijf of de meetinstantie neemt in dat geval een gasmonster in een gaszak. Of adsorbeert de component op een adsorptie(vloei)stof of filter.
Voor een goede analyse is het belangrijk om het monster juist te behandelen tijdens het transport naar het laboratorium. Hierbij is vooral de temperatuur en de tijd tussen transport en analyse van belang, om condensatie en chemische reacties te voorkomen. In een gecertificeerd laboratorium analyseert een labmedewerker het monster op samenstelling.
Meetprincipe | Gemeten component(en) |
---|---|
Gravimetrie | Vocht, stof |
Natchemisch | HCl, HF en SO2 |
Gaschromatografie massaspectrometrie (GC-MS) | CxHy (op componentniveau) |
Sensorisch | Geur |
Bij metingen naar zware metalen, vindt opvang van stofgebonden metaal plaats op het stoffilter. Gasvormige metalen worden opgelost in een wasvloeistof. Na monstername analyseert een labmedewerker het stoffilter en de wasflessen.
Analyse van geurmonsters in het laboratorium
Bij geurmetingen neemt de meetinstantie het geurmonster van de emissie in een gaszak. Daarna bepaalt een geurpanel van verschillende personen de geurconcentratie van het gasmonster in een laboratorium door te ruiken.
In het laboratorium verdunt de analist het monster met een olfactometer. De meting start met een hoge verdunning en gaat stapsgewijs omlaag naar een lage verdunning. Het geurpanel ruikt het verdunde monster en geurloze lucht. Als de panelleden het geurmonster net kunnen onderscheiden van geurloze lucht, is de geurdrempel bereikt. De concentratie van het verdunde monster is dan 1 ouE/m3. Met de verdunningsfactor stelt het laboratorium de geurconcentratie vast van het monster.