Controle van emissies door meting
Afzonderlijke metingen van emissies moeten uitgevoerd worden door een geaccrediteerd meetbureau volgens genormaliseerde meetmethoden. Continue metingen kan een bedrijf zelf doen. Er zijn eisen voor de meetplaats, meetduur, rekenmethodes en bedrijfsomstandigheden.
Accreditatie
Op basis van de metingen beoordeelt het bevoegd gezag of het bedrijf voldoet aan de emissiegrenswaarden. Metingen moeten daarom plaatsvinden door een geaccrediteerde meetinstantie. Dit staat in artikel 5.33 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).
Voor continue metingen gelden er regels over de meetapparatuur en de jaarlijkse controle van het meetsysteem. Dit volgt uit de NEN-EN 14181. Het bedrijf zelf is dan vaak de uitvoerder van de metingen.
Overzicht meetinstanties met accreditatie
De Raad voor Accreditatie beheert een overzicht van de Nederlandse meetinstanties die zijn geaccrediteerd. Bij de accreditatie staat voor welk type metingen de accreditatie geldig is. Een meetinstantie met accreditatie door een buitenlandse accreditatie-instelling mag in Nederland ook metingen uitvoeren. Bekijk informatie over buitenlandse meetinstanties op de website European Accreditation.
Meetnormen
Voor de metingen moet de meetinstantie of het bedrijf genormaliseerde meetmethoden gebruiken. Artikel 5.31 van het Bal geeft een overzicht van de meetnormen. Bestellen van de normen kan bij het Nederlands Normalisatie-instituut (NEN).
Soms kan een meetinstantie een meting niet volgens de norm uitvoeren. NPR 8117 geeft richtlijnen hoe te handelen in dit soort situaties. Afwijkingen van de norm moeten altijd in het meetrapport staan.
Niet voor alle componenten is een meetnorm beschikbaar. Een meetbureau kan in dat geval een eigen methode hanteren. Hiervoor kan het meetbureau accreditatie aanvragen.
Het kan ook voorkomen dat er geen meetinstantie is die voor een meetnorm geaccrediteerd is. Het heeft dan de voorkeur dat de meetinstantie in ieder geval een accreditatie heeft voor het meten van emissies van vergelijkbare stoffen.
Meetplaats
Het is van belang dat de meetinstantie een representatief monster neemt uit de afgasstroom. Verstoringen van de afgasstroom kunnen leiden tot een foute monsterneming. Vereisten aan de meetplaats en aan de meetvoorzieningen staan in de norm NEN-EN 15259.
Het is verstandig om in het ontwerp van een installatie al rekening te houden met de minimale afstanden van het meetvlak tot verstoringen en de juiste meetvoorzieningen, zoals gegeven in de norm. Het meetvlak is de dwarsdoorsnede van het kanaal voor rookgasbemonstering. In de praktijk blijkt het niet altijd mogelijk om er rekening mee te houden. Zeker in bestaande situaties kan het lastig zijn om aan deze vereisten volgens de norm te voldoen.
Wanneer een meetvlak niet voldoet, ontstaan er volgens de norm nog geen problemen met de uitvoering van een emissiemeting, zolang het meetvlak voldoet aan de criteria voor homogene afgascondities. Op basis van de meetvlakbeoordeling voorafgaand aan de meting wordt een geschikte monsternamestrategie vastgesteld.
Wanneer er tijdens de meetvlakbeoordeling geen homogene rookgascondities in het meetvlak zijn, moet in overleg met het bevoegd gezag een slimme oplossing worden gezocht. In ieder geval moet de meting dan zoveel mogelijk aan de norm voldoen.
Referentiegrootheden
De emissiegrenswaarden in het Bal zijn concentratie-eisen uitgedrukt bij standaardcondities (artikel 5.38 lid 2 Bal). Dat wil zeggen bij 273 K, 101,3 kPa en betrokken op droog afgas. Voor emissies van verbrandingsprocessen geldt ook nog een standaardzuurstofpercentage (artikel 5.34 Bal):
- 3 volumeprocent bij gasvormige en vloeibare brandstoffen
- 6 volumeprocent bij vaste brandstoffen
Voor verbrandingsprocessen waarbij direct contact is tussen afgas en product geldt de standaard zuurstofconcentratie niet.
Doordat emissiegrenswaarden zijn uitgedrukt bij standaardcondities, zijn ze generiek en onafhankelijk van de actuele afgascondities.
Voor de omrekening van de meetresultaten naar standaardcondities (herleiding) moet de meetinstantie ook referentiegrootheden meten. Voorbeelden zijn de zuurstofconcentratie en het vochtgehalte. Soms is ook de temperatuur en de druk van het rookgas nodig. Welke referentiegrootheden nodig zijn hangt af van de meetmethode. De resultaten neemt de meetinstantie op in de meetrapportage.
Bedrijfsomstandigheden tijdens de meting
Het bedrijf laat emissiemetingen uitvoeren in situaties die representatief zijn voor een normale bedrijfsvoering. Mogelijk zijn er meerdere representatieve bedrijfsvoeringen met een verschillende emissie. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij het maken van verschillende producten. Het bedrijf hoeft dan niet bij alle omstandigheden metingen te laten uitvoeren. In dat geval volstaat een meting bij de bedrijfsvoering met de hoogste emissies.
Het is niet de bedoeling dat metingen plaatsvinden tijdens:
- storingssituaties
- in werking zijn van alle installaties als dat normaal gesproken niet voorkomt
- perioden waar bij stilstand van het proces of andere bijzondere bedrijfsomstandigheden, geen emissie of een lagere emissie dan normaal plaatsvindt
De meetinstantie benoemt de bedrijfsomstandigheden waarbij de metingen zijn uitgevoerd in de meetrapportage en beoordeelt of dit voldoet aan het meetplan.
Duur van de meting
Een afzonderlijke meting bestaat uit drie deelmetingen van minimaal 15 minuten en maximaal een half uur (artikel 5.35 Bal). Het resultaat van de afzonderlijke emissiemeting is het gemiddelde van de deelmetingen.
De drie deelmetingen kunnen direct na elkaar plaatsvinden als de emissie continu is. Soms is er een vast patroon in de hoogte van de emissie, bijvoorbeeld bij batchprocessen. De drie deelmetingen kunnen dan verspreid in de tijd plaatsvinden. Wel is de spreiding dan zo dat een representatieve meting plaatsvindt.
Soms is een langere bemonsteringstijd nodig om representatieve metingen uit te voeren. Bijvoorbeeld voor batchprocessen. Het bevoegd gezag kan dan de bemonsteringstijd vastleggen in een maatwerkvoorschrift of vergunning.
Een deelmeting kan een gehele batch duren, tot ten hoogste de tijdsduur die de vergunning of het maatwerkvoorschrift voor de toetsing van de emissiegrenswaarde voorschrijft. Er mag niet worden bemonsterd in perioden dat er geen emissies optreden.
Een langere bemonsteringstijd is ook toegestaan als dit op basis van de meetmethode nodig is, bijvoorbeeld om een voldoende lage detectiegrens te bereiken.
Begrip: Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.
Lees meer op Inhoud Besluit activiteiten leefomgeving.