Opvolgende BOPA
In de overgangsfase van het omgevingsplan (tot 1 januari 2032) is het mogelijk om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) gefaseerd, met afzonderlijke aanvragen, aan te vragen. Bij bijvoorbeeld een woningbouwontwikkeling kan een initiatiefnemer eerst een aanvraag doen voor een omgevingsvergunning voor het bouwrijp maken, aanbrengen van verhardingen, locaties en afmetingen van woningen. Daarna het aanvragen voor het feitelijk verrichten van de omgevingsplanactiviteit.
Opvolgende aanvraag overgangsfase
Voor de overgangsfase voor het omgevingsplan bevat artikel 12.27a Bkl een beoordelingsregel voor opvolgende BOPA-vergunningverlening. Dit artikel bepaalt dat bij het toepassen van artikel 8.0a, lid 2 Bkl, in ieder geval sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties voor zover de activiteit niet in strijd is met een eerder verleende omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit. Dit maakt het mogelijk om eerst een 'planologisch' basisbesluit te nemen in de vorm van een omgevingsvergunning voor een BOPA. Het bevoegd gezag geeft bijvoorbeeld eerst toestemming voor de plaatsing van het bouwblok, de bouwhoogte en het bouwvolume. Daartegen staat beroep bij de bestuursrechter open. Nadere informatie over de procedure staat op de pagina Hoofdlijnen procedures Omgevingswet.
Als de initiatiefnemer op een later moment een vergunning voor een omgevingsplanactiviteit voor het feitelijk verrichten van de bouwactiviteit aanvraagt, die in strijd is met het omgevingsplan, kan het bevoegd gezag een BOPA-omgevingsvergunning verlenen voor deze (nader uitgewerkte) bouwactiviteit. Tegen die BOPA-omgevingsvergunning staat ook beroep bij de bestuursrechter open. Daarnaast zijn er mogelijk andere vergunningen nodig, zoals de omgevingsvergunning voor de technische bouwactiviteit.
Voor wat bij de eerste vergunning al uitdrukkelijk is toegestaan (zoals het bouwblok, de bouwhoogte en het bouwvolume) hoeft bevoegd gezag bij de tweede vergunning niet opnieuw af te wegen of hiermee wordt voldaan aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Ook bij een opvolgende aanvraag om een vergunning omgevingsplanactiviteit, bijvoorbeeld voor het kappen van de aanwezige bomen, beoordeelt de gemeente eerst of met de bestaande beoordelingsregels in het omgevingsplan de omgevingsvergunning binnenplans kan worden verleend.
Beperkte beoordeling opvolgende aanvraag omgevingsvergunning buitenplanse omgevingsplanactiviteit
Bij de beoordeling van een opvolgende aanvraag vergunning omgevingsplanactiviteit waarvoor een BOPA nodig is, beoordeelt het bevoegd gezag alleen de onderdelen van het bouwplan waarin de eerdere vergunning niet voorziet. Dus bijvoorbeeld de beoordeling van de stedenbouwkundig-architectonische detaillering en de toets aan redelijke eisen van welstand.
Wel beoordeelt het bevoegd gezag of wordt voldaan aan de artikelen 8.0b tot en met 8.0d Bkl. De instructieregels en instructies van het Rijk mogen vergunningverlening niet in de weg staan.
Let op: artikel 12.27 Bkl is een beoordelingsregel voor een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. De beoordelingsregels voor een omgevingsvergunning voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit staan in het omgevingsplan en artikel 8.0a lid 1 Bkl.
Voorbeeld: initiatiefnemer met woningbouwplan
Een initiatiefnemer gaat woningbouw ontwikkelen die in strijd is met het omgevingsplan. Hij vraagt een omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit aan voor het bouwrijp maken, het aanleggen van verhardingen en de aanwijzing van de locatie en bouwmassa (bouwblok, hoogte, volume) voor de nieuwe functie. Deze aanvraag is in strijd met het omgevingsplan. De gemeente kan voor deze activiteiten dan een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit verlenen als er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Ook moet worden beoordeeld of wordt voldaan aan de artikelen 8.0b tot en met 8.0d Bkl.
Onderzoek feitelijke activiteit(en) en volgende stappen
Bij opvolgende aanvragen van een vergunning voor een omgevingsplanactiviteit van de initiatiefnemer onderzoekt de gemeente wat de aangevraagde feitelijke activiteit(en) zijn en doorloopt vervolgens de volgende stappen:
- Is er voor een of meer van de aangevraagde activiteiten een binnenplans vergunningenregime?
- Zo ja, dan beoordeelt de gemeente of de vergunning op grond van de binnenplanse beoordelingsregels kan worden verleend (artikel 8.0a, lid 1 Bkl)
- Zo niet, dan beoordeelt de gemeente aan de hand van de evenwichtige toedeling van functies aan locaties of de vergunning kan worden verleend (artikel 8.0a, lid 2 Bkl)
- Is voor afwijkingen van het omgevingsplan van de aangevraagde activiteit(en) al een omgevingsvergunning BOPA verleend? Dan hoeven die afwijkingen niet opnieuw te worden beoordeeld (artikel 12.27a Bkl). De beoordeling met toepassing van artikel 8.0a, lid 2 Bkl ziet dan alleen op die onderdelen van de aangevraagde activiteit(en) die nog niet eerder beoordeeld zijn.
Artikel 12.27a Bkl vervalt op het moment waarop gemeenten uiterlijk moeten beschikken over een omgevingsplan dat voldoet aan alle eisen uit de Omgevingswet. Dit is 1 januari 2032. De gemeente kan vanaf dat moment relatief eenvoudig locatiegericht en op onderdelen het omgevingsplan aanpassen om nieuwe ruimtelijke initiatieven mogelijk te maken.
Overgangsrecht onder oud recht verleende omgevingsvergunning
Op basis van artikel 12.27a Bkl zijn ook onder oud recht verleende omgevingsvergunningen een basis voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor een nader uitgewerkt bouwplan. Het betreft:
- een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
- een tracébesluit als bedoeld in de Tracéwet
- een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in de Crisis- en herstelwet (Chw)