Handreiking emissiereductieplicht aan het bevoegd gezag
Er geldt een emissiereductieplicht bij bouw- en sloopwerkzaamheden: initiatiefnemers zijn verplicht om maatregelen te nemen die de uitstoot van stikstofverbindingen naar de lucht beperken. Deze handreiking geeft het bevoegd gezag een handelingsperspectief bij het beoordelen van de uitvoering van deze emissiereductieplicht.
Handelingsperspectief voor bevoegd gezag
Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden, en daarmee ook het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Het Bbl introduceert een emissiereductieplicht bij bouw- en sloopwerkzaamheden. Initiatiefnemers van bouw- en sloopprojecten zijn verplicht om maatregelen te nemen die de uitstoot van stikstofverbindingen naar de lucht beperken. Het gaat hierbij om de uitstoot van bij bouw of sloop in te zetten materieel op de bouwplaats.
Deze handreiking geeft het bevoegd gezag een handelingsperspectief bij het beoordelen van de uitvoering van deze emissiereductieplicht. Daarnaast zorgt deze handreiking voor uniformiteit en duidelijkheid over het beoordelen van de emissiereductieplicht.
Beschrijving emissiereductieplicht
Artikel 7.19a van het Bbl verplicht initiatiefnemers om bij het verrichten van bouw- en sloopwerkzaamheden 'adequate maatregelen' te nemen om stikstofemissies te beperken. Deze verplichting geldt voor het bouwen of slopen van een bouwwerk (gebouwen en 'kunstwerken' zoals bruggen, tunnels, sluizen), maar niet voor de aanleg of sloop van werken (wegen, spoorlijnen). De verplichting geldt alleen voor bouw- en sloopactiviteiten die vergunningplichtig zijn (voor bouw), of meldingsplichtig (voor bouw gevolgklasse 1, en sloop als de hoeveelheid sloopafval naar redelijke inschatting meer dan 10 m3 bedraagt).
Bevoegd gezag
Initiatiefnemers van deze projecten zijn (volgens artikel 7.5c, lid 1, Bbl) verplicht het bevoegd gezag te informeren over de maatregelen die ze nemen om te voldoen aan de emissiereductieplicht. Meestal is het bevoegd gezag de gemeente. Soms is een bestuursorgaan van een andere overheid het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit. Zie hoofdstuk 4 van het Omgevingsbesluit. Voor sloopmeldingen speelt dit niet: die gaan altijd naar de gemeente.
Maatregelen
De initiatiefnemer levert een beschrijving van de genomen maatregelen aan bij het bevoegd gezag, tegelijk met de aanvraag voor een vergunning, of bij een melding, via het Omgevingsloket. Op deze manier zijn de voorgenomen maatregelen bekend voor aanvang van de bouw of sloop en ontstaat er geen probleem tijdens of na het bouwen of slopen.
De gemeente is als bevoegd gezag belast met het toezicht op de naleving van het Bbl en dus ook op de emissiereductieplicht. Dit betreft zowel beoordeling van de 'adequate maatregelen', zoals aangeleverd door initiatiefnemers, alsook toezicht op de uitvoering.
Proces beoordelen emissiereductieplicht
Vormen van een beoordelingskader emissiereductieplicht
Het bevoegd gezag moet kunnen beoordelen of de maatregelen die de initiatiefnemer heeft aangeleverd voldoende invulling geven aan de emissiereductieplicht. Daarom is het van belang dat het een kader heeft om te beoordelen of sprake is van 'adequate maatregelen', als bedoeld in artikel 7.19a van het Bbl. Voor het begrip 'adequate maatregelen' wijst de toelichting op artikel 7.19a naar de Routekaart Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB). Het minimumniveau uit de Routekaart kan het bevoegd gezag gebruiken als kader om te beoordelen of aan de emissiereductieplicht is voldaan.
Het minimumniveau bevat eisen aan de maximale emissies van mobiele werktuigen die worden ingezet bij bouw- en sloopprojecten. Dit voorkomt de inzet van mobiele werktuigen die veel emissies uitstoten. De emissie-eisen uit het minimumniveau kunnen initiatiefnemers hanteren bij het uitzetten van een bouw- of sloopopdracht in de markt, of bij de inhuur of inzet van bouwmaterieel voor bouw- en sloopprojecten. Het minimumniveau staat in bijlage 1 van deze handreiking. Een uitgebreidere beschrijving van dit minimumniveau staat in hoofdstuk 3.5 en 3.6 uit de Routekaart SEB.
De routekaart is opgesteld door de Rijksoverheid in samenwerking met vertegenwoordigers van de bouwsector, medeoverheden en kennisinstellingen. De routekaart geeft het bevoegd gezag een concreet handelingsperspectief om invulling te geven aan de emissiereductieplicht. En een aanpak die wordt gedragen door vertegenwoordigers van partijen die te maken krijgen met de emissiereductieplicht.
Het is aan het bevoegd gezag om te beoordelen of dit kader in concrete gevallen moet worden uitgebreid met aanvullende adequate maatregelen, zoals het beperken van bewegingen van voertuigen op de bouwplaats of prefabricage om de bouwtijd te beperken. Voorbeelden van maatregelen staan in bijlage 1 van deze handreiking. Als het bevoegd gezag de maatregelen van de initiatiefnemer onvoldoende vindt, kan het via een maatwerkvoorschrift aanvullende maatregelen laten treffen (zie kader). Ook kan de initiatiefnemer volgens de systematiek van het Bbl andere (gelijkwaardige) maatregelen toepassen in plaats van het minimumniveau, mits deze minimaal tot hetzelfde effect leiden.
Maatwerkvoorschriften
Artikel 7.5, lid 1, van het Bbl biedt het bevoegd gezag de mogelijkheid om in het individuele geval een maatwerkvoorschrift over de daar genoemde regels van afdeling 7.1 van dat besluit te stellen. Die maatwerkmogelijkheid staat ook open voor het nieuwe artikel 7.19a. Een maatwerkvoorschrift moet altijd gesteld worden binnen de oogmerken van de wet en het besluit, in dit geval artikelen 7.2 en 7.19a Bbl. Omdat deze artikelen zich richten op de werkzaamheden op de bouwplaats zelf, zal een eventueel maatwerkvoorschrift zich daar ook op moeten richten. Door de invulling van het artikel kan zo nodig bij een individueel project in een set maatregelen worden voorzien die past bij de (beperkte) omvang en (tijdelijke) aard van de emissies van het bouwproces.
De wijziging van het vierde lid van artikel 7.5 regelt dat een maatwerkvoorschrift of vergunningvoorschrift over artikel 7.19a alleen nadere invulling aan de in dat artikel gestelde eis kan geven. Maatwerk over artikel 7.19a kan dus geen afwijking van de eis in dat artikel inhouden, maar wel invulling aan die eis geven. Bijvoorbeeld: omdat artikel 7.19a spreekt van 'beperken' van emissies, kan een maatwerkvoorschrift dus nooit zo ver gaan dat er emissieloos gebouwd moet worden.
Kenbaar maken beoordelingskader aan initiatiefnemers
Om aan initiatiefnemers duidelijk te maken hoe zij kunnen voldoen aan de emissiereductieplicht is het nodig om het beleidskader voor de emissiereductieplicht kenbaar te maken. Zo kunnen initiatiefnemers nagaan welke maatregelen minimaal noodzakelijk zijn om aan de emissiereductieplicht te voldoen. Bij voorkeur geeft het bevoegd gezag op zijn website aan of bij het beoordelen van de emissiereductieplicht het minimumniveau uit de Routekaart SEB wordt aangehouden. En, als dat van toepassing is, welke aanvullende maatregelen het bevoegd gezag nodig acht. Op deze manier kunnen initiatiefnemers hier rekening mee houden bij het indienen van de vergunningaanvraag of melding.
Proces beoordelen emissiereductieplicht
Initiatiefnemers zijn volgens artikel 7.5c, lid 1, van het Bbl verplicht een beschrijving te geven van de maatregelen die zij hebben genomen of nemen om te voldoen aan de emissiereductieplicht. In bijlage 2 staat het formulier voor het aanleveren van deze informatie. Het format is zo ingericht dat direct kan worden ingeschat of het ingezette materieel aan het minimumniveau voldoet en aan de emissiereductieplicht. Na het aanleveren van de informatie moet het bevoegd gezag deze beoordelen aan de hand van het beoordelingskader.
Let op: de initiatiefnemer kan via dit format aangeven of het minimumniveau uit de Routekaart SEB wordt toegepast in het project. De initiatiefnemer kan ook aangeven dat hij of zij andere (gelijkwaardige) maatregelen wil toepassen in plaats van het minimumniveau. Hij of zij moet via berekeningen aantonen dat deze maatregelen tot dezelfde mate van stikstofemissiereductie leiden. De online rekentool NOxestimator kan hierbij ondersteunen.
Informatie over de stikstofbeperkende maatregelen moet ook aanwezig zijn op de bouwplaats (artikel 7.8, onder h, van het Bbl), of sloopplaats (artikel 7.13, onder f, van het Bbl).
Als de initiatiefnemer vooraf weet dat het bevoegd gezag naast het minimumniveau ook andere maatregelen nodig vindt, moeten de maatregelen uiteraard ook hierop getoetst worden.
Het kan zijn dat de invulling van de maatregelen na de melding of vergunningsaanvraag wijzigt. Door de actualisatieplicht in artikel 7.5c zijn initiatiefnemers verplicht dit door te geven aan het bevoegd gezag. Het Omgevingsloket bevat (nog) geen mogelijkheid deze actualisaties aan te leveren. Het is dus van belang dat het bevoegd gezag duidelijk aangeeft waar de initiatiefnemers gewijzigde informatie kunnen aanleveren. Bij ontvangst controleert het bevoegd gezag of de initiatiefnemer ook na de wijziging nog voldoet aan de emissiereductieplicht.
Toezicht en handhaving
Wanneer geen invulling is gegeven aan de informatieplicht of wordt afgeweken van maatregelen, kan het bevoegd gezag handhavend optreden. Dit kan bijvoorbeeld zijn wanneer het ingezette materieel in de praktijk niet voldoet aan de emissie-eisen uit het minimumniveau, terwijl de initiatiefnemer had aangegeven dit niveau toe te passen. Om het bevoegd gezag te ondersteunen bij toezicht en handhaving zal een tweede handreiking beschikbaar komen in de eerste helft van 2024.
Hierna volgt een aantal situaties waarbij sprake is van een strijdigheid met de voorschriften en de wijze waarop het bevoegd gezag in dat geval kan handelen:
Situatie 1: er is geen invulling gegeven aan de informatieplicht
Is gestart met de bouw of sloop zonder dat invulling is gegeven aan de informatieplicht? Dan is dit in strijd met de informatieplicht. De initiatiefnemer moet in dat geval alsnog invulling geven aan de informatieplicht. Het bevoegd gezag kan hierbij gebruikmaken van de reguliere instrumenten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij het opleggen van een eventuele sanctie. De op te leggen last moet gericht zijn op het herstellen van de overtreding (het alsnog informeren van het bevoegd gezag). Eventuele bestuursdwang kan niet gericht zijn op het stilleggen van de bouw.
Aan de informatieplicht is ook voldaan als de aangeven maatregelen onvoldoende adequaat zijn. Zie in dat geval het volgende punt.
Situatie 2: de voorgenomen maatregelen zijn onvoldoende adequaat
Bij de invulling van de emissiereductieplicht is het uitgangspunt het minimumniveau in bijlage 1. Geeft een initiatiefnemer aan dat materieel wordt ingezet dat niet voldoet aan de emissieklassen? Of concludeert het bevoegd gezag om andere redenen dat de maatregelen onvoldoende zijn? Dan kunnen met een maatwerkvoorschrift aanvullende maatregelen worden opgelegd. Aan dat maatwerkvoorschrift kunnen ook procedurele voorschriften worden gebonden. Bijvoorbeeld het overleggen van extra informatie over het in te zetten materieel voor aanvang van de bouw- of sloopwerkzaamheden.
Situatie 3: de maatregelen in de praktijk komen niet overeen met de informatie zoals aangeleverd
Als blijkt dat de maatregelen in de praktijk niet overeenkomen met de verstrekte informatie, moet de initiatiefnemer deze informatie alsnog actualiseren. Door de plicht dit opnieuw aan de gemeente door te geven kan een gemeente alsnog besluiten maatwerk op te leggen, als de getroffen maatregelen niet adequaat zijn. Dit maatwerk kan bestaan uit het opleggen van specifieke maatregelen, zoals de inzet van schoner materieel.
Meer informatie
Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)
Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bbl bevat regels over bouwwerken.