Spiegelsymmetrie
Artikel 4.54, lid 2 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) bevat de eis voor het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (wbdbo). Bij het bepalen van de wbdbo van een brandcompartiment naar een ruimte van een gebouw op een aangrenzend perceel geldt voor het gebouw op het andere perceel dat het identiek is. Maar, bekeken vanuit de bouwwerkperceelgrens is het een spiegelsymmetrisch gebouw.
Voor dit denkbeeldige, identieke gebouw moet de initiatiefnemer uitgaan van een gelijkwaardige gevel. Deze moet op dezelfde afstand van de perceelsgrens liggen als de gevel van de nieuwbouw. Het maakt hierbij niet uit of er ook daadwerkelijk een (ander) bouwwerk op het aangrenzend perceel aanwezig is.
De spiegeling kan plaatsvinden als het perceel ligt aan het openbaar groen en als het aangrenzende perceel niet bestemd is voor:
- de bouw, of als voor een perceel een bouwbestemming geldt. Dit volgt uit het omgevingsplan.
- een speeltuin of
- een kampeerterrein of
- opslag van brandgevaarlijke stoffen of
- de opslag van brandbare niet milieugevaarlijke stoffen
Hoogte van de wbdbo
De hoogte van de wbdbo volgt uit artikel 4.53. De bepalingsmethode daarvoor staat in NEN 6068. Het Bbl schrijft geen oplossingen voor. De wbdbo tussen een brandcompartiment en een spiegelsymmetrisch gebouw op een ander perceel is afhankelijk van drie factoren:
- De brandwerendheid van de uitwendige scheidingsconstructie van het brandcompartiment van binnen naar buiten.
- De afstand tussen de uitwendige scheidingsconstructie van het brandcompartiment en die van het spiegelsymmetrische gebouw op een ander perceel.
- De brandwerendheid van de uitwendige scheidingsconstructie van het (spiegelsymmetrische) brandcompartiment van buiten naar binnen.
Het aandeel van de uitwendige scheidingsconstructie van het spiegelsymmetrische gebouw in de wbdbo mag niet groter mag zijn dan het aandeel van de uitwendige scheidingsconstructie van het brandcompartiment. Dit voorkomt dat de brandwerendheid volledig wordt neergelegd bij het fictieve spiegelsymmetrische gebouw. Daardoor kan in de praktijk een daadwerkelijk naastgelegen gebouw geen enkele bescherming bieden bij een brand bij de buren. Dit staat in artikel 4.54, lid 3.
Gelijkwaardige maatregel uit de Omgevingswet
In plaats van een maatregel gebaseerd op spiegelsymmetrie en een berekening volgens NEN 6068 kan de initiatiefnemer ook kiezen voor de gelijkwaardige maatregel uit de Omgevingswet (artikel 4.5 van de wet). Een gelijkwaardige oplossing zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat de initiatiefnemer uitgaat van een maximale stralingsflux op de perceelsgrens. Zie het Peutz-rapport Spiegelsymmetrie N1018-3-RA-002 (typ in de linkermarge in het zoekvenster het woord Spiegelsymmetrie). NEN 6068 gaat uit van een maximale stralingsflux van 15 kW/m2 op de gevel van het spiegelsymmetrische gebouw. Als de initiatiefnemer aantoont dat deze 15 kW/m2 op de erfgrens niet wordt overschreden, is dit altijd veiliger en voldoet hij aan de eis.