Energiezuinigheid: regels bij nieuwbouw
Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup)) stelt eisen aan de energiezuinigheid van nieuw te bouwen bouwwerken. Er gelden BENG-eisen voor de thermische isolatie, de luchtdichtheid en de technische bouwsystemen. BENG staat voor Bijna Energieneutrale Gebouwen.
Op deze pagina
- BENG-eisen
- BENG-methode
- Gebruiksfunctie bepaalt de BENG-eisen
- Maatwerkvoorschriften voor afwijken van vereiste minimumpercentage hernieuwbare energie
- Thermische isolatie (Rc-waarde en U-waarde
- Luchtdichtheid: het voorkomen van tocht
- Geen of lagere eisen aan energiezuinigheid voor bepaalde gebruiksfuncties
- Energieprestatie technische bouwsystemen
BENG-eisen
Het Bbl kent voor energiezuinigheid een functionele eis: het bijna energieneutraal zijn van een bouwwerk (artikel 4.148, lid 1). Dit bijna energieneutraal zijn wordt uitgedrukt in 3 onderdelen (artikel 4.149, lid 1):
- BENG 1-eis: de maximale energiebehoefte in kWh per m2 gebruiksoppervlakte per jaar
- BENG 2-eis: het maximale primair fossiel energiegebruik in kWh per m2 gebruiksoppervlakte per jaar
- BENG 3-eis: het minimum aandeel hernieuwbare energie in procenten van de maximale energiebehoefte
De berekeningen hiervoor worden uitgevoerd volgens de NTA 8800-norm. Ga voor uitgebreide informatie naar de pagina energieprestatie-indicatoren – BENG op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
BENG-methode
BENG is een methode om een energiezuinig gebouw te ontwerpen. De eis van maximale energiebehoefte (BENG 1) is een soort maximaal budget aan energiegebruik van het bouwwerk. De bouwmethode heeft daar veel invloed op. Daarom is het goed om er in het ontwerp al rekening mee te houden. De BENG-eisen worden theoretisch bepaald. Het energiegebruik zal in de praktijk afwijken door bijvoorbeeld het gedrag van de gebruiker en weersomstandigheden. Ga voor uitgebreide informatie naar de pagina energieprestatie-indicatoren – BENG op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Gebruiksfunctie bepaalt de BENG-eisen
Artikel 4.149, lid 1 van het Bbl stelt de BENG-eisen per gebruiksfunctie Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) vast. Er gelden geen eisen voor de gebruiksfuncties 'industriefunctie', 'overige gebruiksfuncties' en 'bouwwerken geen gebouw zijnde'. De toegestane maximale energiebehoefte (BENG 1-eis) is afhankelijk van de vormfactor Als/Ag. Dat is de verhouding verliesoppervlakte/gebruiksoppervlakte van de gebruiksfunctie.
Bij de BENG-berekening voor de woonfunctie moeten ook de nevengebruiksfuncties bij de woonfunctie aan de BENG-eisen voor de woonfunctie voldoen (artikel 4.149, lid 3, Bbl). Hierdoor blijft de BENG-berekening bij de woonfunctie eenvoudig. Een nevengebruiksfunctie van een woonfunctie is bijvoorbeeld een kantoor aan huis.
Meerdere gebruiksfuncties in een gebouw: welke BENG-eisen gelden dan?
Hebben gebouwen of gebouwdelen die op hetzelfde perceel liggen verschillende gebruiksfuncties? Dan worden de BENG-eisen per gebruiksfunctie naar gebruiksoppervlakte gewogen (artikel 4.149, lid 2 Bbl). Dit gebeurt zowel voor de energiebehoefte als voor het totale primair fossiel energiegebruik en het aandeel hernieuwbare energie. De BENG-berekening wordt dus voor alle gebruiksfuncties samen gemaakt.
Als in zo'n gebouw(deel) ook een of meerdere woonfuncties zijn, moeten die woonfuncties buiten de BENG-berekening worden gehouden. Voor de woonfuncties in zo'n gebouw is een aparte BENG-berekening nodig. In een woongebouw moeten ook de energieprestaties van alle individuele appartementen bepaald worden, naast een BENG-berekening voor het woongebouw (artikel 4.149, lid 1 Bbl).
Voorbeeld 1: Bepalen energieprestatie-eis utiliteitsgebouw met kantoor- en bijeenkomstfunctie
Een utiliteitsgebouw bestaat uit de volgende gebruiksoppervlakten:
- 1.000 m2 kantoorfunctie
- 500 m2 bijeenkomstfunctie
De energieprestatie-eis van het gebouw waaraan getoetst moet worden is (1.000 x eis kantoorfunctie + 500 x bijeenkomstfunctie)/1.500. Voor de bepaling van de BENG 1-eis voor de energiebehoefte wordt de vormfactor van het hele gebouw berekend.
Voorbeeld 2: Bepalen energieprestatie-eis utiliteitsgebouw met kantoor-, bijeenkomst- en industriefunctie
Een utiliteitsgebouw bestaat uit de volgende gebruiksoppervlakten:
- 1.000 m2 kantoorfunctie
- 500 m2 bijeenkomstfunctie
- 10.000 m2 industriefunctie
Aan de industriefunctie worden geen energieprestatie-eisen gesteld. De energieprestatie-eis van het gebouw waaraan getoetst moet worden, is in dit geval (1.000 x eis kantoorfunctie + 500 x bijeenkomstfunctie)/1.500. Voor de bepaling van de eis voor de energiebehoefte wordt de vormfactor berekend van het gebouwdeel met de bijeenkomst- en kantoorfuncties.
Voorbeeld 3: Bepalen energieprestatie-eis combinatiegebouw met kantoor-, bijeenkomst- en woonfunctie
Een combinatiegebouw bestaat uit de volgende gebruiksoppervlakten:
- 1.000 m2 woonfunctie
- 1.000 m2 kantoorfunctie
- 500 m2 bijeenkomstfunctie
In dit geval zijn 2 berekeningen nodig: een woningbouwberekening en een utiliteitsbouwberekening. De woningbouwberekening wordt getoetst aan de energieprestatie-eisen voor woonfuncties. Ook hier geldt dat voor het utiliteitsbouwdeel de energieprestatie-eis voor het utiliteitsgebouw naar gebruiksoppervlakte gewogen wordt, en dus (1.000 x eis kantoorfunctie + 500 x bijeenkomstfunctie)/1500 is.
Voor het woningbouwdeel en voor het deel met de kantoor- en bijeenkomstfuncties wordt de vormfactor afzonderlijk berekend. De eis voor de energiebehoefte voor het woningbouwdeel wordt berekend op basis van de vormfactor van het gebouwdeel met de woonfuncties.
De eis voor de energiebehoefte voor het utiliteitsgebouw wordt berekend op basis van de vormfactor van het gebouwdeel met de kantoor- en bijeenkomstfuncties.
Maatwerkvoorschriften voor afwijken van vereiste minimumpercentage hernieuwbare energie
Bij appartementengebouwen in een stedelijke omgeving is het niet altijd zinvol om zonnepanelen toe te passen. Bijvoorbeeld doordat ze in de schaduw liggen van andere gebouwen. Het kan zijn dat ook andere vormen van hernieuwbare energie niet mogelijk zijn. Denk aan een warmtepomp of het aansluiten op een duurzaam lokaal warmtenet. Dan wordt het moeilijk om aan de BENG-eisen te voldoen. In dit geval mag met maatwerkvoorschriften worden afgeweken van het vereiste minimumpercentage hernieuwbare energie (artikel 4.149a, Bbl).
Dit moet worden aangetoond bij het bevoegd gezag. En het percentage hernieuwbare energie dat in deze specifieke situatie maximaal mogelijk is, moet wel worden gerealiseerd.
Met de Leidraad afwijking eis hernieuwbare energie woongebouwen (nieuwbouw) is na te gaan wanneer het vereiste minimumpercentage hernieuwbare energie niet mogelijk is.
Thermische isolatie (Rc-waarde en U-waarde)
De thermische isolatie en de luchtdichtheid zijn onderdeel van de BENG 1-berekening. Toch zijn in het Bbl voor deze onderwerpen aparte regels en prestatie-eisen opgenomen. Dit is om te voorkomen dat eenzijdig op installaties wordt ingezet bij het samenstellen van het maatregelenpakket voor energieprestatie.
Een energiezuinig ontwerp gaat in de eerste plaats uit van het beperken van het energiegebruik. En dat bereikt u met goed isoleren en het aanbrengen van luchtdichtingen. Bouwkundige maatregelen hebben daarnaast een langere levensduur dan installaties en zijn minder gemakkelijk te vervangen.
Warmteweerstand (Rc-waarde), afhankelijk van gebruiksfunctie
In artikel 4.152 van het Bbl staan de warmteweerstandseisen voor de verschillende gebruiksfuncties. Hoe hoger de Rc-waarde, hoe beter de isolatiewaarde. Er zijn geen eisen voor de gebruiksfunctie 'bouwwerken geen gebouw zijnde'.
De voorschriften zijn van toepassing op een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte. En ook op een functiegebied van een industriefunctie of overige gebruiksfunctie (artikel 4.152, lid 10, Bal). Dit laatste betekent dat voor bijvoorbeeld een wachtruimte van een station (overige gebruiksfunctie) aan de eisen voor de thermische isolatie moet voldoen. Voor drijvende bouwwerken op een ligplaatslocatie die al voor 1 januari 2018 bestond, zijn de voorschriften minder streng.
Er gelden verschillende waarden voor scheidingsconstructies die tot de zogenaamde ‘thermische schil’ van een bouwwerk behoren:
- uitwendige verticale scheidingsconstructie (buitengevel, in de praktijk)
- uitwendige horizontale of schuine uitwendige scheidingsconstructie (dak, in de praktijk)
- scheidingsconstructie en een kruipruimte (begane grond vloer, in de praktijk)
- scheidingsconstructie en de grond of water (begane grond vloer, in de praktijk)
- inwendige scheidingsconstructie met een niet verwarmde ruimte of een verwarmde ruimte voor een ander doel dan het verblijven van personen
Een klein oppervlakte van die scheidingsconstructies hoeft niet aan de eisen voor thermische isolatie te voldoen. Die oppervlakte komt overeen met maximaal 2% van de gebruiksoppervlakte van de gebruiksfunctie. Dus als zo’n gebruiksoppervlakte bijvoorbeeld 120 m2 is dan hoeft maximaal 2,4 m2 van de genoemde scheidingsconstructies niet aan de eisen te voldoen. Denk bijvoorbeeld aan een brievenbus, een kattenluikje of ventilatieroosters die niet dan geïsoleerd hoeven te zijn.
De thermische isolatie moet berekend worden volgens de NTA 8800-norm.
Warmtedoorgangscoëfficiënt (U-waarde)
Worden er aan een constructie eisen gesteld wat betreft de warmteweerstand? Dan gelden er ook energieprestatie-eisen voor de ramen, deuren en kozijnen (artikel 4.153, Bbl). De warmtedoorgangscoëfficiënt moet voldoen aan:
- maximaal 2,2 W/m2·K voor ieder raam, deur of kozijn afzonderlijk (bepaald volgens NTA 8800)
- maximaal 1,65 W/m2·K gemiddeld voor alle ramen, deuren en kozijnen (bepaald volgens NTA 8800). Het berekenen van dit gemiddelde moet gebeuren aan de hand van de formule in artikel 4.153, lid 3 van het Bbl;
- maximaal 1,65 W/m2·K voor ieder met ramen, deuren of kozijnen gelijk te stellen constructieonderdeel afzonderlijk (bepaald volgens NTA 8800). Het gaat hierbij bijvoorbeeld om in kozijnen opgenomen niet-luchtdoorlatende borstweringen (panelen) of de zijwangen (zijkanten) van een dakkapel. Hierin kan eenvoudig isolatiemateriaal worden aangebracht.
Hoe lager de U-waarde, hoe beter de isolatiewaarde. Er zijn geen eisen voor de gebruiksfunctie 'bouwwerken geen gebouw zijnde'.
Luchtdichtheid: het voorkomen van tocht
In artikel 4.154 van het Bbl staan de voorschriften over luchtdichtheid. De luchtvolumestroom van het totaal aan verblijfsgebieden, toiletruimten en badruimten van een gebruiksfunctie mag niet groter zijn dan 0,2 m3/s. Er moet gemeten worden volgens de NEN 2686-norm. Dit kan pas als het bouwwerk klaar is.
Er zijn geen eisen voor de gebruiksfunctie bouwwerken geen gebouw zijnde.
Als een gebouw of gebouwdeel op hetzelfde perceel uit meerdere gebruiksfuncties bestaat, geldt deze eis voor het totaal aan verblijfsgebieden, toiletruimten en badruimten van de gebruiksfuncties. De luchtdoorlatendheid van gemeenschappelijke toiletten en van badruimten van een woonfunctie wordt hier niet in meegenomen.
Geen of lagere eisen aan energiezuinigheid voor bepaalde gebruiksfuncties
In de volgende situaties stelt het Bbl geen eisen aan de energiezuinigheid van bepaalde gebruiksfuncties van een bouwwerk (tabel 4.148B en artikel 4.155, Bbl):
- als de gebruiksfunctie niet is bestemd om te worden verwarmd of gekoeld voor personen
- als de energiebehoefte van een gebruiksfunctie (bepaald volgens NTA 8800) ten hoogste 1% van de maximumwaarde voor primair fossiel energiegebruik is. Denk bijvoorbeeld aan een wachtruimte van een attractie in een pretpark waar warmtestralers zijn die alleen in koude perioden aanstaan.
Voor tijdelijke bouwwerken die verwarmd worden, gelden lagere eisen (artikel 4.156, Bbl):
- 1,3 m2·K/W voor de warmteweerstand (Rc-waarde)
- 4,2 W/m2·K voor de warmtecoëfficiënt (U-waarde)
Voorbeeldberekening nieuwbouwwoning
Voor een vrijstaande woning (gebruiksfunctie andere woonfunctie) met een vormfactor van <1,5 geldt een maximale energiebehoefte van 55 en een maximaal primair fossiel energiegebruik van 30 kWh/m2·jr. Daarbij moet 50% van de maximale energiebehoefte bestaan uit hernieuwbare energie.
Voor houtskeletbouw voor woongebouwen en andere woonfuncties en andere lichte bouwwijzen is de toegestane maximale energiebehoefte overigens 5 kWh/m2·jr hoger. Dit komt doordat deze materialen erg duurzaam zijn (artikel 4.149, lid 4, Bbl).
Verder gelden de volgende eisen voor de warmteweerstand:
- 4,7 m2·K/W voor uitwendige scheidingsconstructies van een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte (gevel, in de praktijk)
- 6,3 m2·K/W voor het dak
- 3,7 m2·K/W voor de vloer
De minimale isolatiewaarde (warmtedoorgangscoëfficiënt) van ramen, deuren en kozijnen mag maximaal 2,2 W/m2·K afzonderlijk en 1,65 W/m2·K gemiddeld zijn.
Energieprestatie technische bouwsystemen
In bouwwerken worden verschillende technische bouwsystemen toegepast die van invloed zijn op het energiegebruik. Denk bijvoorbeeld aan airconditioning- en koelsystemen, warmtepompen, ventilatiesystemen, cv-installaties, warmtapwatervoorzieningen en ingebouwde verlichting.
Voor een aantal van deze technische bouwsystemen geldt een energieprestatie-eis (artikel 4.248, Bbl):
- bij ruimteverwarming: ≤ 1,31
- bij ruimtekoeling: ≤ 1,33
- bij warmtapwatervoorzieningen: ≤ 3,45
Zie hiervoor ook de uitleg op Bouwwerkinstallaties.
Voor deze berekeningen geldt de NTA 8800-norm. De installateur beoordeelt en documenteert de energieprestatie van de technische bouwsystemen en verstrekt deze aan de eigenaar van het gebouw (artikel 4.249, Bbl). De energieprestatie-eisen van de technische bouwsystemen gelden altijd, maar maken ook onderdeel uit van de BENG-eisen.
Meer informatie over eisen aan technische bouwsystemen
Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)
Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bbl bevat regels over bouwwerken.
Gebruiksfunctie
Gedeelte van 1 of meer bouwwerken die dezelfde gebruiksbestemming hebben en die samen een gebruikseenheid vormen. Deze begripsbepaling staat in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).
Lees meer op Gebruiksfuncties van bouwwerken.