Installaties voor water: regels bij nieuwbouw

Watervoorziening (drink- en warmwatervoorziening)

Heeft een bouwwerk een drink- of warmwatervoorziening? Dan mag deze de gezondheid niet nadelig beïnvloeden door het vrijkomen, ontstaan of ontwikkelen van gevaarlijke stoffen of biologische agentia in drinkwater of warm water. Agentia zijn organismen, zoals virussen, bacteriën, schimmels of parasieten die een infectie, allergie of vergiftiging kunnen veroorzaken.

Drinkwatervoorziening

Wanneer een bouwwerk een voorziening voor drinkwater (een watervoorziening voor menselijke consumptie en voor hygiëne) heeft, moet die voorziening voldoen aan NEN 1006. Het doel van deze eis is te bereiken dat de drinkwatervoorziening niet leidt tot een relevant kwaliteitsverlies van het drinkwater (artikel 4.202 en artikel 3.109, Bbl)

Warmwatervoorziening

Een voorziening voor warm water moet voldoen aan NEN 1006. Het doel van die eis is te bereiken dat de warmwatervoorziening geen afbreuk doet aan de kwaliteit van het warm water dat voor de menselijke hygiëne bedoeld is (artikel 4.203 en artikel 3.110, Bbl)

Afvoer van huishoudelijk afvalwater en hemelwater

Een voorziening voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater of hemelwater moet zodanig zijn dat het water zonder nadelige gevolgen voor de gezondheid kan worden afgevoerd. De regels gelden alleen voor de voorzieningen die onderdeel zijn van het bouwwerk. En dus niet op bijvoorbeeld de riolering op het buitenterrein of buiten het bouwwerk met aansluiting op het openbaar riool. Gemeenten kunnen hiervoor in een omgevingsplan lokale regels opstellen.

Afvoer van huishoudelijk afvalwater

Een bouwwerk met een toilet- of een badruimte of met een andere opstelplaats voor een lozingstoestel moet voor iedere opstelplaats een voorziening hebben voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater. Dit staat in artikel 4.205, lid 1, en artikel 3.112, lid 1, Bbl.

Een afvoervoorziening voor huishoudelijk afvalwater moet voldoende capaciteit hebben en de lucht- en waterdichtheid van de afvoervoorziening moet daarbij voldoen aan de NEN 3215 (artikel 4.205, lid 2, en artikel 3.112, lid 2, Bbl)

Afvoer van hemelwater

Een hemelwatervoorziening die door het gebouw heen loopt, moet lucht- en waterdicht zijn, volgens NEN 3215, zodat deze voorziening geen vochtoverlast kan geven (artikel 4.206, lid 2, en artikel 3.113, Bbl).

Voor nieuwbouw geldt daarnaast dat een dak van een bouwwerk een voorziening moet hebben voor de opvang en afvoer van hemelwater. En wel met een capaciteit volgens NEN 3215, van ten minste de belasting van die voorziening die volgens die norm bepaald is (artikel 4.206, lid 1, Bbl).

Regels voor andere bouwwerkinstallaties

Er gelden ook regels voor andere bouwwerkinstallaties bij nieuwbouw, zoals voor verlichting, veilig onderhoud, elektronische communicatie en installaties voor bij brand.