Hoogteverschillen tussen voor personen bestemde vloeren of ruimten moeten overbrugd worden door een vaste trap of een vaste hellingbaan. Dit geldt ook voor een hoogteverschil op een route vanaf het aansluitende terrein naar deze vloeren (verdiepingen) of ruimten. Zie pagina 11 van het infoblad Vluchten bij brand (nieuwbouw) (pdf, 1.3 MB) voor een toelichting van het begrip voor personen bestemde vloer in het Bbl.
Trappen in woonhuizen
In het infoblad Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en woning (pdf, 2.4 MB) (voor grondgebonden woningen) vindt u uitgebreide informatie over hoogteverschillen, afmetingseisen en trapleuningen onder het voorschrift ‘Overbrugging van hoogteverschillen en trap’ (artikel 3.3.3 (nieuwbouw) en 4.3.3 (bestaande bouw).
Wordt een nieuwe woning in particulier opdrachtgeverschap gebouwd? Dan geldt vrijstelling van de nieuwbouwvoorschriften voor trappen en hellingbanen. De particuliere opdrachtgever moet zich wel houden aan de kwalitatieve ondergrens die geldt voor bestaande bouw. Zie ook het infoblad Bbl en Woning (pdf, 2.4 MB).
Vlizotrap naar vliering mag
Trappen naar verdiepingen die niet voor mensen bestemd zijn, hoeven niet aan de eisen te voldoen. Denk aan een bergzolder of een vliering. Deze ruimten mogen via een losse trap of vlizotrap bereikbaar zijn. Verbouwt u de zolder tot slaapkamer? Dan wordt het een verblijfsruimte. In dat geval is het wel verplicht een vaste trap naar de zolder te hebben. Deze trap moet voldoen aan de afmetingseisen in het Bbl.
Regenwerende trap
Alleen voor een woonfunctie Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) geldt dat een gemeenschappelijke verkeersruimte (ruimte voor het bereiken van een andere ruimte zoals een hal) waardoor een reguliere trap voert regenwerend moet zijn volgens NEN 2778. Hiermee wordt voorkomen dat woningen in een woongebouw alleen bereikbaar zijn via een buitentrap.
Deze eis van regenwerendheid geldt niet voor een brandtrap. En ook niet als de trap een hoogteverschil van minder dan 1,5 m overbrugt. Een trappenhuis dat bestaat uit 2 reguliere trappen met een tussenbordes (waarbij iedere trap een hoogteverschil overbrugt van minder dan 1,5 m) hoeft daarom niet regenwerend te zijn. De afmetingen van het trapbordes moeten in dat geval wel voldoen aan artikel 4.27 van het Bbl.
Brandtrap alleen als 'extra' trap
In een woongebouw zoals een flat of appartementencomplex moet altijd een reguliere trap zijn die niet uitsluitend voor ontvluchten bedoeld is. Een trappenhuis mag dus alleen als brand-, vlucht- of noodtrap (trap uitsluitend voor ontvluchten) worden uitgevoerd als er ook een 'gewone' trap aanwezig is die aan de eisen voldoet.
Afmetingseisen trap
Bij nieuwbouw is een tussenbordes verplicht als er met een enkele trap een hoogteverschil van meer dan 4 meter overbrugd moet worden (tussen voor mensen bestemde verdiepingen of ruimten). Dat tussenbordes moet voldoen aan de afmetingseisen van artikel 4.27 van het Bbl.
Met de breedte van de trap in tabel 3.20 (bestaande bouw) en tabel 4.24 (nieuwbouw) van het Bbl wordt de volle breedte van de trap bedoeld. De trapbomen (de 2 balken waartussen de treden en de stootborden zitten) maken deel uit van de trap. De trapleuning telt bij het bepalen van de breedte van de trap niet mee.
Voor een brandtrap gelden dezelfde eisen als voor een reguliere trap voor wat betreft afmetingen, trapbordes, trapafscheiding en leuning (artikel 4.24 t/m 4.28 Bbl). Alleen voor een woonfunctie gelden voor een brandtrap andere eisen aan vrije hoogte en op- en aantrede dan voor een reguliere trap.
Trapleuningen
Een trap die een hoogte van meer dan 1 m overbrugt (1,5 m bij bestaande bouw) en met een helling groter dan 2:3, moet een leuning hebben (artikel 3.22 en 4.28 Bbl). De leuning moet op een hoogte tussen 80 cm en 1 m boven de treden worden geplaatst. Daarnaast moet de trap aan de zijkant een vloerafscheiding (balustrade) hebben (artikel 3.15, lid 2 en 4.20 lid 2 Bbl).
Voor de gebouwen voor kinderopvang gelden er speciale eisen aan de spijlopeningen. De eisen voor kinderopvang van kinderen vanaf 4 jaar zijn gelijk aan die voor een schoolgebouw voor basisonderwijs. Zie pagina Bijeenkomstfunctie voor kinderopvang.
Trapleuningen moeten bij nieuwbouw soms aan beide kanten
Trapleuningen moeten aan beide kanten van de trap zijn en 30 horizontaal doorlopen aan het begin en einde van de trap (artikel 4.28, lid 2 Bbl). Deze verplichting geldt alleen voor een bouwwerk met een winkelfunctie, gezondheidszorgfunctie, bijeenkomstfunctie voor alcoholgebruik (zoals cafés) of voor film, muziek, theater of het kijken van sport.
Trapmarkeringen bij nieuwbouw
Een trap moet voorzien zijn van duidelijke markeringen op de treden. Op de bovenste en onderste trederand moeten over de volle breedte duidelijke markeringen zijn van minstens 50 mm. Op de overige treden moeten aan beide zijkanten duidelijke markeringen zijn van minstens 50 mm (artikel 4.26a Bbl).
De verplichting geldt alleen voor een bouwwerk met een winkelfunctie, gezondheidszorgfunctie, bijeenkomstfunctie voor alcoholgebruik (zoals cafés) of voor film, muziek, theater of het kijken van sport.
Trappen en vluchtroutes
Elk gedeelte van een vluchtroute moet voldoende doorstroomcapaciteit hebben. Dit is nodig om de daarop aangewezen personen veilig te kunnen laten vluchten. Voor de doorstroomcapaciteit van een trap speelt het niet beloopbare gedeelte daarvan (bijvoorbeeld bij een spiltrap) geen rol. De eisen aan de doorstroomcapaciteit van een trap kunnen daardoor invloed hebben op de minimale breedte van de trap (artikel 4.80 Bbl). Zie ook het infoblad Vluchten bij brand (nieuwbouw) (pdf, 1.3 MB) voor het berekenen van de doorstroomcapaciteit.
Een vluchtroute voert alleen over vloeren, trappen of hellingbanen. Zie definitie van vluchtroute in bijlage I, artikel 1.1 van het Bbl. Liften zijn hierin uitgesloten. Uit de voorschriften van paragraaf 4.2.4 volgt dat de trap een vaste trap moet zijn. Een roltrap is geen vaste trap. Een roltrap in bijvoorbeeld een winkelcentrum (winkelfunctie Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup)) kan dus niet als vluchtmogelijkheid worden gebruikt.
Zijn er in het gebouw geen vaste trappen? Dan kan er wel een gelijkwaardige maatregel Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) zoals bedoeld in artikel 4.7 van de Omgevingswet dezelfde veiligheid bieden. In dat geval moet de roltrap goed beloopbaar zijn, ook tijdens eventuele storingen of het verhelpen daarvan. Het bevoegd gezag (meestal de gemeente) beoordeelt of een oplossing gelijkwaardig is.