Energiezuinigheid: regels bij verbouw
Het Besluit bouwwerken leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bbl) stelt regels over energiezuinigheid bij het verbouwen van bouwwerken. Bijvoorbeeld bij een ingrijpende renovatie. De regels gaan over thermische isolatie, luchtdichtheid en over hernieuwbare energie.
Energiegebruik beperken
Energiezuinigheid bij bouwwerken gaat in de eerste plaats uit van het beperken van het energiegebruik. En dat is te bereiken met goed isoleren en het aanbrengen van luchtdichtingen. Om die reden gelden bij verbouw regels over energiezuinigheid die hierna zijn toegelicht. Ze gelden voor alle gebruiksfuncties behalve voor de gebruiksfunctie bouwwerken geen gebouw zijnde. Daarvoor geldt het rechtens verkregen niveau.
Thermische isolatie bij verbouw (Rc-waarde en U-waarde)
De isolatiewaarde van een constructie of van materiaal is uit te drukken in warmteweerstand (Rc-waarde) en in warmtedoorgangscoëfficiënt (U-waarde):
- Hoe hoger de Rc-waarde, hoe beter de isolatiewaarde
- Hoe lager de U-waarde, hoe beter de isolatiewaarde
Vereiste Rc-waarde en U-waarde bij verbouw
Bij verbouw gelden eisen voor de isolatiewaarde (artikel 5.20 Bbl). De isolatiewaarde moet berekend worden volgens de NTA 8800-norm.
Verbouwen van een scheidingsconstructie in de thermische schil
De warmteweerstand moet minstens 1,4 m2·K/W zijn na het verbouwen van een scheidingsconstructie in de thermische schil van een verblijfsgebied, toiletruimte of een badruimte. Dat zijn constructies die de scheiding zijn tussen ‘binnen’ en ‘buiten’ (zoals dak, vloer begane grond, gevels, ramen, zie ook de opsomming op de pagina over Energiezuinigheid: regels bij nieuwbouw). Is het rechtens verkregen niveau beter dan die waarde? Dan geldt het rechtens verkregen niveau (artikel 5.20, lid 1 Bbl).
De eis geldt niet voor een klein oppervlakte van de scheidingsconstructies. Die oppervlakte komt overeen met maximaal 2% van de gebruiksoppervlakte van de gebruiksfunctie. Dus bij een gebruiksoppervlakte van bijvoorbeeld 120 m2 hoeft maximaal 2,4 m2 van de scheidingsconstructies niet aan de eisen te voldoen. Denk bijvoorbeeld aan een brievenbus, een kattenluikje of ventilatieroosters die dan niet geïsoleerd hoeven te zijn (artikel 5.4, lid 1 in combinatie met artikel 4.152, lid 9 Bbl).
Vervangen of vernieuwen van isolatielaag, raam, deur of kozijn in de thermische schil
De warmteweerstand moet na het vervangen of vernieuwen van de isolatielaag van een vloer, gevel of dak in de thermische schil:
- minstens 2,6 m2·K/W zijn (isolatie vloer)
- minstens 1,4 m2·K/W zijn (isolatie gevel)
- minstens 2,1 m2·K/W zijn (isolatie dak)
De warmtedoorgangscoëfficiënt moet na het vervangen of vernieuwen van een raam, deur of kozijn in de thermische schil maximaal 2,2 W/m2·K zijn.
Is het rechtens verkregen niveau beter dan deze waarden? Dan geldt het rechtens verkregen niveau (artikel 5.20, lid 2 Bbl).
Uitzonderingen
Er gelden afwijkingen en aanvullingen op de genoemde waarden. Dat geldt voor:
- Te verwarmen tijdelijk bouwwerk
- Dakkapel of bijbehorend bouwwerk bij een woning
- Ingrijpende renovatie
- Lage energievraag bij bepaalde gebruiksfuncties
Wel nieuwbouwniveau voor dakkapel en bijbehorend bouwwerk bij een woning
Als het om het geheel oprichten of geheel vernieuwen van een dakkapel bij een woning of bijbehorend bouwwerk bij een woning (denk aan uitbouw van een woonkamer of keuken) gaat, gelden niet de eerder genoemde isolatiewaarden. Dan gelden voor de warmteweerstand en warmtedoorgangscoëfficiënt de waarden van nieuwbouw (artikel 5.20, lid 3 Bbl).
Ingrijpende renovatie
Bij een ingrijpende renovatie gelden afwijkende regels.
Isolatiewaarden
Bij een ingrijpende renovatie geldt voor de warmteweerstand de waarden van nieuwbouw (artikel 5.20, lid 4 Bbl) voor het te renoveren deel.
Gaat het bij de ingrijpende renovatie om het vervangen of vernieuwen van een raam, deur of kozijn in de thermische schil? Dan moet de warmtedoorgangscoëfficiënt daarvan na het vervangen of vernieuwen maximaal 2,2 W/m2·K zijn. Is het rechtens verkregen niveau beter dan deze waarde? Dan geldt het rechtens verkregen niveau (artikel 5.20, lid 2 Bbl).
Er gelden afwijkende waarden als het gaat om een tijdelijk bouwwerk.
Hernieuwbare energie
Het kan zijn dat een verwarmings- of koelinstallatie onderdeel uitmaakt van een ingrijpende renovatie. In dat geval moet na de renovatie een minimaal deel van de te verbruiken energie uit hernieuwbare energie bestaan. Dit kan bijvoorbeeld via het realiseren van zonnepanelen, een (hybride) warmtepomp of een zonneboilersysteem. Artikel 5.20, lid 6 van het Bbl regelt dit. Het artikel is geen directe plicht tot het ‘aardgasvrij maken van het bouwwerk’. Maar het kan er wel toe leiden dat aardgas een kleiner (of helemaal niet meer een) deel uitmaakt van het energieverbruik.
Berekenen aandeel hernieuwbare energie
Wat het aandeel aan hernieuwbare energie (in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar) minstens moet zijn, is met een formule te berekenen. Die staat in artikel 5.20, lid 6 van het Bbl.
Uitzonderingen
In een van de volgende gevallen geldt de verplichting over hernieuwbare energie niet (tabel 5.8 en artikel 5.20, lid 7 Bbl):
- Het gaat om een tijdelijk bouwwerk
- Het gaat om een industriefunctie
- Het gaat om een bepaalde gebruiksfunctie met een lage energievraag
- Het bouwwerk is aangesloten op het warmtenet of dat gaat aantoonbaar binnen 3 jaar na de renovatie gebeuren.
- De maatregelen om aan die verplichting te voldoen, hebben een terugverdientijd van meer dan 10 jaar (niet kosteneffectief). Maatregelen voor hernieuwbare energieopwekking met een terugverdientijd van maximaal 10 jaar zijn dan wel alsnog verplicht.
- Het is niet mogelijk om de minimale hoeveelheid aan hernieuwbare energie te realiseren vanwege locatiegebonden of bouwtechnische belemmeringen. In dat geval is het wel verplicht om een hoeveelheid hernieuwbare energie te realiseren die wél te behalen is. Denk bij locatiegebonden of bouwtechnische belemmeringen aan beperkingen vanwege:
- de cultuurhistorische waarde van een gebouw(deel)
- het karakter van een beschermd stads- of dorpsgezicht
- welstand- en beeldkwaliteitseisen op lokaal niveau
- ongeschikte daken om PV-panelen op te installeren. Zoals rieten daken of daken met een onvoldoende draagconstructie.
Met de Leidraad eis hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie is na te gaan of een uitzondering onder c. t/m f. aan de orde is.
Luchtdichtheid bij verbouw
Het aanbrengen van luchtdichtingen voorkomt tocht en zorgt voor een energiezuiniger verbruik. Bij verbouw geldt het rechtens verkregen niveau (artikelen 5.4 en 5.5 Bbl). De pagina Rechtens verkregen niveau licht dat toe.
Soms afwijkende regels
Tijdelijk bouwwerk
Voor een te verwarmen tijdelijk bouwwerk gelden de eerder genoemde isolatiewaarden voor warmteweerstand en warmtedoorgangscoëfficiënt en de regels voor ingrijpende renovatie niet. In plaats daarvan geldt een:
- warmteweerstand van minstens 2,6 m2·K/W voor een woonfunctie (geen woonwagen) en minstens 1,3 m2·K/W voor andere gebruiksfuncties (ook woonwagen)
- warmteweerstand van minstens 1,3 m2·K/W
- warmtedoorgangscoëfficiënt van maximaal 2,2 W/m2·K voor een woonfunctie (geen woonwagen) en
- warmtedoorgangscoëfficiënt van maximaal 4,2 W/m2·K voor andere gebruiksfuncties (ook woonwagen).
De waarden gelden per constructieonderdeel (en niet als gemiddelde van de onderdelen).
Voor het verbouwen van te verwarmen tijdelijke bouwwerken geldt voor de woonfunctie (geen woonwagen) een eis voor luchtdichtheid. Dat is dezelfde eis als die voor nieuwbouw. Voor andere gebruiksfuncties gelden geen eisen voor luchtdichtheid.
Dit volgt uit artikel 4.156 van het Bbl.
Bepaalde gebruiksfuncties met lage energievraag
Voor een aantal gebruiksfuncties met een lage energievraag stelt het Bbl geen regels aan de thermische isolatie, luchtdichtheid en (bij ingrijpende renovatie) het aandeel hernieuwbare energie bij verbouwen (tabel 4.148b en artikel 4.155 in combinatie met artikel 5.4, lid 1 Bbl). Dat geldt voor de volgende gebruiksfuncties:
- bijeenkomstfunctie
- industriefunctie
- logiesfunctie (behalve logiesfunctie in een logiesgebouw)
- sportfunctie
- winkelfunctie
- overige gebruiksfunctie
Bij het verbouwen hiervan geldt het rechtens verkregen niveau (artikel 5.5 Bbl). De pagina Rechtens verkregen niveau licht dat toe.
Lage energievraag
Van een lage energievraag is sprake als:
- de gebruiksfunctie niet is bestemd om te worden verwarmd of gekoeld voor personen, of
- de energiebehoefte van een gebruiksfunctie (bepaald volgens NTA 8800) ten hoogste 1% van de maximumwaarde voor primair fossiel energiegebruik is. Denk bijvoorbeeld aan een wachtruimte van een attractie in een pretpark waar warmtestralers zijn die alleen in koude perioden aanstaan.
Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)
Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bbl bevat regels over bouwwerken.