Kwaliteitsborging bodemonderzoek
Er zijn allerlei beoordelingsrichtlijnen (BRL), protocollen en normdocumenten die helpen bij het uitvoeren van bodemonderzoek. Deze documenten kennen een onderlinge samenhang. Via een verwijzing vanuit de regelgeving is gebruik van deze documenten verplicht. Zeker als een bodemonderzoek bij een melding of vergunningaanvraag naar de overheid gaat.
Beoordelingsrichtlijnen, protocollen en normdocumenten
Een BRL is een beoordelingsrichtlijn die praktische en toepasbare kwaliteitseisen bevat aan een proces of een product. De protocollen van het SIKB (verwijst naar een andere website) zijn technische uitwerkingen van de BRL om goed om te kunnen gaan met de richtlijnen. Organisaties die bodemonderzoek uitvoeren moeten erkend zijn voor de BRL SIKB 2000 (certificatie) of AS SIKB 2000 (accreditatie) en 1 of meerdere onderliggende protocollen. Ook de laboratoria waar de bodemmonsters voor analyse heen gaan moeten geaccrediteerd en erkend zijn. Deze accreditatie gaat volgens de AS3000. Onder dit accreditatieschema vallen ook weer protocollen die het laboratorium moet volgen
De normdocumenten van het Nederlands Normalisatie-instituut (NEN) (verwijst naar een andere website) is de standaardmanier voor het uitvoeren van bodemonderzoek. Hier staan bijvoorbeeld hoeveel boringen, graafgaten of peilbuizen op een locatie nodig zijn bij een bepaalde onderzoeksstrategie. .
Overzicht en relatie protocollen en normdocumenten
In onderstaande tabel staan de belangrijke BRL-richtlijnen, AS (accreditatieschema's), SIKB-protocollen en NEN-normdocumenten die horen bij het uitvoeren van bodemonderzoek.
Type onderzoek | BRL of AS | SIKB-protocol | NEN-normdocument |
---|---|---|---|
Vooronderzoek landbodem | - | - | NEN 5725 Vooronderzoek landbodem |
Vooronderzoek waterbodem | - | - | NEN 5717 Vooronderzoek waterbodem |
Bodemonderzoek landbodem (excl. asbest) |
BRL SIKB 2000 (verwijst naar een andere website) of AS SIKB 2000 (verwijst naar een andere website) | 2001 Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen en nemen van grondmonsters 2002 Nemen van grondwatermonsters |
NEN 5740 Verkennend bodemonderzoek landbodem NTA 5755 Nader bodemonderzoek landbodem |
Bodemonderzoek landbodem gericht op asbest | BRL SIKB 2000 (verwijst naar een andere website) of AS SIKB 2000 (verwijst naar een andere website) | 2018 Maaiveldinspectie en monsterneming van asbest in bodem | NEN 5707 Asbest in bodem |
Waterbodem-onderzoek | BRL SIKB 2000 (verwijst naar een andere website) of AS SIKB 2000 (verwijst naar een andere website) | 2004 Veldwerk bij milieuhygiënisch waterbodemonderzoek | NEN 5720 waterbodem-onderzoek |
Erkenning van kwaliteit onderzoek
Een organisatie kan een certificaat of accreditatie behalen voor het uitvoeren van veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek. En vervolgens een erkenning aanvragen (verwijst naar een andere website) bij Rijkswaterstaat, afdeling Bodem en Ondergrond. De erkende instellingen zijn te vinden via Erkenningen zoeken (loket.rijkswaterstaat.nl). Zoek daarbij op de naam van een organisatie en vul het nummer van het protocol in. Het is verboden om de werkzaamheden uit te voeren zonder daarvoor erkend te zijn. Dit staat in het Besluit bodemkwaliteit en is onderdeel van Kwaliteitsborging bij bodemintermediairs (kwalibo). Hieronder vallen verschillende werkzaamheden. Een lijst van alle werkzaamheden die onder de erkenning vallen, staat in bijlage C van de Regeling bodemkwaliteit 2022. Voor bodemonderzoek zijn de werkzaamheden uitvoeren van veldwerk voor milieuhygiënisch bodemonderzoek (categorie 12) en analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek (categorie 4) van belang.
Uitzondering: bodemonderzoek in de privésfeer
In bijlage C van de Regeling bodemkwaliteit 2022 is voor de werkzaamheden veldwerk voor milieuhygiënisch bodemonderzoek en analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek een uitzondering opgenomen waarvoor geen erkenningsplicht geldt. Die uitzondering gaat over het uitvoeren van bodemonderzoek die uitsluitend in de privésfeer plaatsvindt en waarbij er geen andere publieke belangen in het geding zijn. En dus niet plaatsvindt om aan wettelijke verplichtingen te voldoen.
Een voorbeeld hiervan is een bodemonderzoek door een moestuinvereniging die alleen wil weten wat de milieuhygiënsche kwaliteit is van de bodem waarop zij groenten telen. Een ander voorbeeld is bodemonderzoek in verband met eigendomsoverdracht van een locatie (aan- en verkoop). Maar daarbij moet wel gerealiseerd worden dat als hetzelfde onderzoek op een later moment alsnog onderdeel vormt van bijvoorbeeld een aanvraag om een omgevingsvergunning of bij een melding, de overheid het onderzoek niet in behandeling mag nemen.
Uitzondering: andere onderzoekstechnieken
Er zijn onderzoekstechnieken die niet zijn opgenomen in de BRL SIKB 2000 of AS SIKB 2000 en de onderliggende protocollen. Dit zijn onderzoekstechnieken waarbij er geen boringen, graafgaten of peilbuizen worden geplaatst. Voorbeelden hiervan zijn biologische, geofysische of andere on-site meetmethoden zoals grondradar of XRF. Voor het uitvoeren van dit onderzoek geldt geen erkenningsplicht. Dit geldt ook voor het uitvoeren van binnenluchtonderzoek ter bepaling van eventuele uitdamping door een bodemverontreiniging met vluchtige verbindingen.
Voorbeeld: onderzoekstechnieken bij nader bodemonderzoek
Er dient een nader onderzoek te worden uitgevoerd volgens de NTA 5755. De NTA 5755 beschrijft het te volgen proces. Er is een conceptueel model opgesteld om ruimtelijk inzicht te krijgen in aard en omvang van de verontreiniging. De onderzoeker maakt de keuze welke combinatie van onderzoekstechnieken worden gebruikt. De website bodemrichtlijn.nl (verwijst naar een andere website) geeft hiertoe alle benodigde informatie, inclusief de voor- en nadelen van de verschillende onderzoekstechnieken. Stel dat voor dit nader onderzoek de volgende onderzoekstechnieken zijn voorgesteld:
- het uitvoeren van een georadar onderzoek om 3D-inzicht te krijgen in de bodemopbouw en mogelijke verspreiding van de verontreiniging;
- het plaatsen van peilbuizen en het nemen van grond- en grondwatermonsters;
- het nemen van bodemluchtmonsters ten behoeve van uitdampingrisico's.
Alleen de werkzaamheden onder 2 moeten door een hiervoor erkende instelling of persoon worden uitgevoerd. Het plaatsen van peilbuizen en het nemen van grond- en grondwatermonsters vallen namelijk onder de werkzaamheid ‘veldwerk', zoals omschreven in categorie 12 van bijlage C van de Rbk 2022: ‘Veldwerk dat bestaat uit het plaatsen van boringen en peilbuizen ten behoeve van het nemen van grond- en grondwatermonsters, het nemen van grond- en grondwatermonsters, locatie-inspectie of maaiveldinspectie en monsterneming van asbest in de bodem of het uitvoeren van vergelijkbare onderzoeken in de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam’. Dit geldt niet voor de werkzaamheden onder 1 en 3. Deze vallen namelijk niet onder de scope van in bijlage C aangeduide werkzaamheid:
Uitvoering door een erkende organisatie is dan ook niet nodig. De resultaten van het onderzoek waarbij deze technieken gebruikt zijn, is bruikbaar voor besluitvorming door de overheid.
Vooronderzoek en rapporteren van bodemonderzoek
De advies- en rapportagewerkzaamheden, waaronder het uitvoeren van historisch onderzoek (volgens NEN 5725), het opstellen van de onderzoekshypothese en -methode en het beschrijven, toetsen en interpreteren van de resultaten van het onderzoek) vallen niet onder de erkenningsplicht. Alleen het daadwerkelijk uitvoeren van milieuhygiënisch veldwerk (BRL SIKB 2000) en het analyseren van grondmonsters door laboratoria (AS 3000) vallen onder de erkenningsplicht. Het is dus toegestaan dat een adviesbureau bodemonderzoekrapportages opstelt zonder zelf erkend te zijn voor de BRL SIKB 2000 of AS SIKB 2000, zolang het veldwerk en het laboratoriumwerk wel zijn uitgevoerd door erkende bedrijven (BRL SIKB 2000 of AS SIKB 2000 en AS 3000) en personen (BRL SIKB 2000 of AS SIKB 2000).
Versiebeheer bij wijzigingen
SIKB en NEN passen regelmatig hun BRL, protocollen of normdocumenten aan of stellen een wijzigingsblad vast. De aanleidingen voor de wijzigingen zijn divers. Voorbeelden hiervoor zijn wijzigingen in de regelgeving, onduidelijkheden in de geldende normdocumenten of het verwerken van gewijzigde inzichten of wensen vanuit de sector. Bij een wijziging krijgt het normdocument een nieuw versienummer met datum, die de voorgaande versie vervangt.
Bij de vaststelling van een gewijzigde versie van de NEN-norm, BRL of protocol zijn er twee mogelijkheden:
- Er is sprake van een statische verwijzing: vermelding van een concrete versienummer of datum in de regelgeving.
In bijlagen C en D van de Rbk 2022 en in de Omgevingsregeling staan uitsluitend statische verwijzingen. In dat geval is eerst aanpassing van de regelgeving nodig, zodat daar een verwijzing staat naar de meest recente versie. Pas nadat de regelgeving aangepast is en in werking is getreden, is het toegestaan de nieuwe versie te gebruiken. Voor de werkzaamheden die in bijlage C van de Rbk 2022 zijn aangewezen is het gebruikelijk om ook een overgangstermijn op te nemen waarbij het toegestaan is om zowel de oude als de nieuwe versie te gebruiken. Dat geeft organisaties de tijd om hun werkprocessen aan te passen. - Er is sprake van een dynamische verwijzing: geen vermelding van een versienummer of datum.
Dit kan zich voordoen als niet direct vanuit de regelgeving verwezen is Dit komt bijvoorbeeld voor als in het ene normdocument een verwijzing staat naar een ander normdocument van NEN en daarbij geen versie of datum vermeld staat. In dat geval moet de nieuwe versie direct gebruikt worden nadat deze is vastgesteld, tenzij in het normdocument zelf expliciet een overgangstermijn is opgenomen.
Anticiperen op nieuwe versies
Mocht er behoefte bestaan om toch te anticiperen op de nieuwe NEN-normen en dus vooruitlopend op de wijziging van de regelgeving de nieuwe NEN-normen te gebruiken, dan is ons advies om dit in overleg te doen met het bevoegd gezag.
Geldigheid onderzoeken gebaseerd op oude versies van normdocumenten
Vooronderzoeken en (water)bodemonderzoeken die zijn uitgevoerd voorafgaand aan de inwerkingtreding van de gewijzigde regelgeving op basis van de oude (toen geldende) versies van NEN-normen, blijven ook bruikbaar na inwerkingtreding van de gewijzigde regelgeving. Dit uiteraard voor zover het vooronderzoek en/of (water)bodemonderzoek nog voldoende representatief en actueel is.