Beleidscyclus
De opbouw van de Omgevingswet volgt de beleidscyclus. De beleidscyclus biedt een structuur om de instrumenten van de Omgevingswet te ordenen.
Beleidsontwikkeling
Het bovenste kwart aan de rechterzijde van de cyclus heet beleidsontwikkeling. Dit staat voor de visievorming. De omgevingsvisie is een samenhangende visie met strategische hoofdkeuzes van beleid voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn.
Belangrijke input voor een omgevingsvisie is het resultaat van het vorige kwart van de beleidscyclus: terugkoppeling. Ofwel: monitoring en evaluatie. De signalen uit monitoring en evaluatie kunnen aanleiding zijn voor aanpassing van een omgevingsvisie.
Eventueel kan de provincie of gemeente de omgevingsvisie aanvullen met een uitvoeringsparagraaf, zoals verplicht is bij de structuurvisies op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Maar dat hoeft niet.
Programma's zijn soms ook visievormend. Bijvoorbeeld als de overheid in het programma het beleid uit de omgevingsvisie voor een onderdeel van de fysieke leefomgeving, een aspect of gebied uitwerkt.
Beleidsdoorwerking
De overheid kan de gewenste kwaliteiten van de fysieke leefomgeving of onderdelen daarvan concreter maken door die ook stevig juridisch vast te leggen. Daarmee kunnen ook andere overheden worden gebonden om mee te werken aan de realisatie van het beleid. Dat kan bijvoorbeeld door eisen vast te leggen in omgevingswaarden, of door een programma vast te stellen.
De overheid kan in programma's concrete maatregelen opnemen die leiden tot de vastgelegde en gewenste kwaliteit van een onderdeel van de fysieke leefomgeving, een aspect of een gebied. Deze programma's dienen ter uitwerking van het beleid uit de visie. Daarnaast zijn er verplichte programma's voor water, voor geluid en – als niet voldaan wordt aan omgevingswaarden – voor luchtkwaliteit. Een bijzondere vorm van een programma is de programmatische aanpak. Deze vorm van het programma omvat niet alleen maatregelen die bijdragen aan de kwaliteit van de fysieke leefomgeving, maar stuurt ook op de toelating van activiteiten of projecten.
De doorwerking van het beleid van provincies en het Rijk kan ook door middel van instructieregels over taken en bevoegdheden van andere overheden.
Uitvoering
In het onderste kwart aan de linkerzijde van de cyclus staat de uitvoering centraal. Dat gebeurt door de initiatiefnemers van activiteiten en projecten: burgers, bedrijven of overheden die iets willen ontwikkelen. Hiermee is dit kwart een uitzondering op de andere 3, waarin alleen de overheid centraal staat. Voorop staat de eigen verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer, die tot uitdrukking komt in een algemene zorgplicht. Waar inkadering van activiteiten door de overheid nodig is, gebeurt dat zo veel mogelijk door algemene regels.
Als toestemming van de overheid nodig is, verloopt die in principe via een omgevingsvergunning. Daarnaast kent de Omgevingswet het projectbesluit. Hiermee kan een overheidsinstantie zelf de regie nemen over de besluitvorming voor een project waarvoor zij verantwoordelijk is. Bijvoorbeeld de aanleg van een snelweg of een dijkverlegging.
Terugkoppeling
Het bovenste kwart aan de linkerzijde staat voor terugkoppeling. Met toezicht en handhaving ziet de overheid toe op naleving van de algemene regels en vergunningvoorschriften. Via monitoring brengt de overheid de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in beeld. Uit evaluatie blijkt of bijstelling van de beleidsdoelen en/of aanpassing van de inzet van instrumenten nodig is.
De keuze voor de instrumenten bepaalt het soort terugkoppeling. Als een gemeente bijvoorbeeld juridische regels in het omgevingsplan zet, spelen in de terugkoppelingsfase toezicht en handhaving een belangrijke rol. Maar als de gemeente kiest voor een programma, zullen in de terugkoppelingsfase vooral monitoring en evaluatie belangrijk zijn.
Meer informatie
Lees alles over de verschillende instrumenten van de wet en hun onderlinge samenhang.