Bibliotheek bodem - Zoekresultaten
Zoeken in de index
Vervolg TCB advies op het aanvullend advies over het afwegingsproces saneringsdoelstelling (TCB S26, 1999). Het aanvullend advies gaf een strategische visie op de voorstellen over de beleidsvernieuwing bodemsanering in ‘Van trechter naar zeef II’ (VtnzII). In dit vervolgadvies gaat de TCB in op de technische aspecten van de afleiding van bodemgebruiksnormen. Bodemgebruiksnormen geven een bij een functie behorende bodemkwaliteit aan, die na sanering in de bovengrond gerealiseerd moet worden.
Advies concept richtlijn opstellen en toepassen bodemkwaliteitskaarten ihkv vrijstelling grondverzet
Op grond van de Vrijstellingsregeling grondverzet is hergebruik van licht verontreinigde grond als de aangebracht grond en de aanwezige bodem van vergelijkbare kwaliteit zijn. Dit hoeft niet vastgesteld te worden door bodemonderzoek als er een bodemkwaliteitskaart is, waaruit blijkt dat aan het vergelijkbare kwaliteitscriterium voldaan wordt.
Het plan van aanpak beschrijft de grote evaluatie interventiewaarden waarin nader wordt gekeken naar de wetenschappelijke onderbouwing van de huidige interventiewaarden. Voor het vaststellen van interventiewaarden worden ecotoxicologisch ernstige bodemverontreinigingsconcentraties en humaantoxicologisch ernstige bodemverontreinigingsconcentraties bepaald. De TCB ging in haar advies onder andere in op een aantal specifieke vragen over het rekening houden met de pH in relatie tot de bio-beschikbaarheid, het hanteren van de ‘toegevoegd risico methode’ bij interventiewaarden en de afleiding van interventiewaarden voor sediment en grondwater.
In het advies gaat de TCB in op het RIVM-rapport ‘Herziening interventiewaarde lood’. Met name wordt ingegaan op de onderwerpen achtergrondblootstelling en blootstelling van kinderen, orale beschikbaarheid, ingestie van grond en het toepassen van wijzigingen in het zogenoemde CSOIL-model.
Van trechter naar zeef II’ geeft een strategische visie weer op duurzame oplossingen voor bodemverontreiniging van voor het jaar 1987 en omvat tevens de getalsmatige uitwerking van deze strategie voor de praktijk. De combinatie van strategie en uitvoering heeft als voordeel dat een duidelijk beeld wordt geschetst hoe de strategie in de praktijk zou kunnen uitpakken. Nadelig is dat niet te overzien is over welke elementen snel besluitvorming gaat plaatsvinden: Alleen de strategie of ook de getalsmatige criteria? Volgens de TCB kan dat laatste niet het geval zijn, zolang de relaties met ander beleid voor bodem en voor grondverzet niet goed aangegeven zijn. ‘Van trechter naar zeef II’ benadert de problematiek strikt vanuit bodemsaneringsoptiek en is in die zin beperkt. Een ander nadeel van snelle uitvoering van uitvoeringsaspecten is dat als nu op detailniveau normstelling gaat plaatsvinden, de gebruikelijke zorgvuldige procedures bij de afleiding van normen en bestaande overlegkaders worden genegeerd.
Het advies TCB S27(1999) hield verband met onderzoek naar het effect van ‘Euromestmix’ op stikstofverliezen uit melkveebedrijven in Friesland.
TCB advies over de toelatingscriteria voor bestrijdingsmiddelen met het oog op effecten op (bodem) organismen.
Dit TCB advies gaat in op twee ministeriële vrijstellingsregelingen bij het Bouwstoffenbesluit: de vrijstellingsregeling grondverzet en de vrijstellingsregeling samenstelling- en immissiewaarden. De vrijstellingsregeling grondverzet is nodig om voorstellen uit de concept-beleidsnota ‘Grond grondig bekeken’ mogelijk te maken. De TCB had hier al over geadviseerd in advies TCB S37(1998)). De wijzigingen die door de vrijstellingsregeling samenstellings- en immissiewaarden in het Bouwstoffen worden aangebracht zijn het gevolg van het project ‘Evaluatie hantering streefwaarden’ (HANS).
Advies over overschotten van stikstof en fosfaat bruggen slaan tussen landbouwproductie en milieudoelstellingen 2
De eerste tranche interventiewaarden zijn in 1994 vastgesteld na een evaluatie van de vroegere C-toetsingswaarden. Daarna is de lijst met interventiewaarden twee keer uitgebreid (de tweede en derde tranche). Het RIVM heeft in het rapport: ‘Proposals for Intervention Values for soil and groundwater, including the calculation of the human-toxicological serious soil contamination concentrations: Fourth series of compounds’ voorstellen gedaan voor een verdere aanvulling. Deze voorstellen werden voor advies aan de TCB voorgelegd.
Rapport Verantwoord omgaan met Zekerheid Kosten effectief beheersen van Mobiele Bodemverontreiniging
Rapport Verantwoord omgaan met Zekerheid Kosten effectief beheersen van Mobiele Bodemverontreiniging
De TCB heeft eerder een advies over het omgaan met grondstromen uitgebracht onder de titel ‘Toepassen van verontreinigde grond’ (A23, 1997). De voorstellen die in de beleidsnota ‘Grond grondig bekeken’ worden gedaan over schone en licht verontreinigde grond komen op hoofdpunten overeen met dit advies. In het advies S37 wordt aanbevolen om de voorwaarde te laten vervallen dat licht verontreinigde grond bij toepassing als bodem zou moeten voldoen aan de bodemgebruiksnorm van de (toekomstige) functie van de locatie. Wat betreft de vergelijkbare kwaliteit van grond met de bodem op de locatie waar de grond wordt toegepast, moet niet alleen naar verontreinigende stoffen worden gekeken, maar ook naar aspecten als grondsoort en de verontreinigingsgeschiedenis van grond.
De beleidsvernieuwing bodemsanering geeft in vergelijking tot de eerder bestaande benadering meer ruimte aan functiegericht saneren van bodemverontreiniging en legt een hogere prioriteit bij het verspreidingsrisico van bodemverontreiniging. In het door het kernteam opgestelde voorlopige rapport ‘Afwegingsproces saneringsdoelstelling, van trechter naar zeef’ (juni 1998) worden voorstellen gedaan voor de invulling van de beleidsvernieuwing. De TCB werd verzocht in te gaan op deze voorstellen. Bij de invulling van de beleidsvernieuwing bodemsanering staan functiegericht saneren en het onderscheiden van mobiele en immobiele verontreinigingssituaties centraal; in het advies wordt daarom veel aandacht besteed aan deze onderwerpen.
TCB advies over risicobeoordeling bodemverontreiniging PAK.
Op basis van informatie over blootstellingsmodellen en empirische gegevens over opname van PAK in gewassen is de commissie tot de conclusie gekomen dat blootstelling aan bodemverontreiniging via gewassen slechts marginaal bijdraagt aan de inname van PAK door de mens. PAK kunnen wel in het buitenste deel van de plantenwortels worden opgenomen, maar kunnen nauwelijks naar de rest van de plant worden getransporteerd.
Het rapport geeft de resultaten van een verkenning weer naar de gebruiksfuncties die nog gerealiseerd kunnen worden bij verschillende gehalten van organische microverontreinigingen in de bodem. De besproken gebruiksfuncties zijn: ‘tuinen & volkstuinen’, ‘openbaar groen & recreatie’ en ‘bermen & reststroken’. De verkenning is uitgevoerd voor PAK, styreen, minerale olie, dioxines, PCB en een aantal bestrijdingsmiddelen.