Bibliotheek bodem
Zoeken in de index
TCB advies over de verwerking en hergebruik van baggerspecie en de eisen van het
Bouwstoffenbesluit.
TCB advies over de aanpak van fosfaatverzadigde gronden in de Nederlandse landbouw. Het advies zal worden betrokken bij de synthese van de evaluatie Meststoffenwet die in het najaar van 2007 wordt gepubliceerd door het MNP. Gevraagd werd welke mogelijkheden de TCB ziet om de fosfaatgebruiksnormen af te stemmen op de fosfaattoestand van de bodem, hoe de ernst van de problematiek van fosfaatverzadigde bodems zich verhoudt tot het werkelijk uitspoelen van fosfaat naar oppervlaktewater, en onder welke omstandigheden uitmijnen een effectieve methode is om fosfaatverzadigde bodems te saneren.
Bij de invoering van de eerste tranche interventiewaarden in 1994 is door de Minister van VROM gesteld dat de interventiewaarden periodiek zouden worden geëvalueerd. Het RIVM heeft in 2001 de wetenschappelijke evaluatie van de eerste tranche interventiewaarden afgerond. Zij heeft de interventiewaarden voor betreffende stoffen opnieuw afgeleid met behulp van een op onderdelen herziene methode, met, voor zover beschikbaar, geactualiseerde invoergegevens. Vervolgens is de TCB door de Minister van VROM gevraagd om te adviseren over het wetenschappelijke deel van de evaluatie. De Minister vraagt om onder andere te adviseren over de beleidsmatige keuzes voor de onderbouwing van de interventiewaarden, de humaan-toxicologische en de ecotoxicologischerisico-evaluatie, de bodemchemische aspecten en de robuustheid van resultaten. Het gaat hierbij om voorstellen voor interventiewaarden voor zowel bodem, sediment en grondwater. Omdat de waarden niet alleen als interventiewaarde, maar ook als waarde voor grondverzet of soms in het Bouwstoffenbesluit worden gebruikt, heeft de TCB in haar advies ook de gevolgen van het wijzigen van interventiewaarden voor andere beleidsterreinen meegenomen.
TCB advies met betrekking tot de LAC-signaalwaarden welke zijn in 1986 opgesteld door de Landbouwadvies commissie Milieukritische stoffen (LAC).
De LAC-signaalwaarden zijn in 1986 opgesteld door de Landbouwadvies commissie Milieukritische stoffen (LAC). Deze waarden zijn toen gedefinieerd als: 'het laagste gehalte van een stof in de bodem dat bij overschrijding aanleiding kan geven tot het optreden van nadelige effecten voor de opbrengst en kwaliteit van agrarische producten en de gezondheid van mens en dier'. Het overschrijden van de LAC-signaalwaarde voor een stof moet leiden tot het uitvoeren van nader onderzoek en het geven van advies voor het gebruik van de grond. De LAC-signaalwaarden zijn na de laatste herziening in 1991 ruim tien jaar onveranderd gebleven. Het bodemsaneringsbeleid is inmiddels vernieuwd, waarbij is gekozen voor een functiegerichte aanpak van immobiele verontreinigingen in de bovengrond. Dit vernieuwde bodemsaneringsbeleid en nieuwe wetenschappelijke inzichten waren aanleiding voor de minister van LNV om aan het Expertisecentrum LNV (EC-LNV) te vragen het stelsel van LAC-signaalwaarden om te vormen tot een Functiegerichte Bodemkwaliteit-Systematiek.
TCB advies met betrekking tot de door uitzonderlijke weersomstandigheden (overvloedige regenval) in de maand augustus, agrariërs vrijwel niet in de staat om dierlijke meststoffen uit te rijden. Daarom werd een vrijstelling van het uitrijverbod voorgesteld voor de periode van 1 tot en met 15 september 2002.
TCB advies over verzoek tot ontheffing in verband met onderzoek in het kader van het demonstratieproject in de ban van de bodem; demonstratieproject: ontwikkeling duurzame veehouderij op bedrijfsniveau met toepassing van het FIR-systeem en de gevolgen voor relatieherstel tussen landbouw, natuur en milieu in de provincie Noord-Holland (TRC2002/5257).
TCB advies over het project 'Doorstart A-5'. Dit betreft een van de laatste projecten van de beleidsvernieuwing van de bodemsanering (BEVER) en het behandelt het afwegingsproces voor de aanpak van mobiele verontreinigingen in de ondergrond. In het rapport wordt op basis van beleidsmatige uitgangspunten een strategie beschreven om tot een duurzame en kosteneffectieve saneringsoplossing te komen. De verschillende stappen die in de afweging van saneringsoplossingen moeten worden genomen zijn logisch en de daarbij te maken keuzen zijn goed beschreven, hetgeen perspectieven biedt voor een transparante besluitvorming. De beschrijving van het keuzeproces kan daarom ten opzichte van de huidige situatie als een belangrijke verbetering worden beschouwd.
TCB Advies over het Ontwerpbesluit afwijkende verliesnormen betreft normen voor het toelaatbare verlies van meststoffen. In de normering wordt onderscheid gemaakt tussen zogenoemde droge uitspoeling gevoelige gronden en overige uitspoeling gevoelige gronden. Voor droge uitspoeling gevoelige gronden is het toelaatbare verlies lager dan op overige gronden.
Het advies gaat in op de grondwateraspecten bij de implementatie van de EG Kaderrichtlijn Water (KRW) in Nederland en richt zich primair op strategische hoofdlijnen. De commissie is van mening dat de implementatie in het algemeen in het teken dient te staan van het verbeteren van de samenhang in beheer van bodem en water.
TCB advies over het rapport ‘Afstromend wegwater’. Dit rapport is opgesteld door een werkgroep van de Commissie Integraal Waterbeheer (CIW). In het rapport wordt infiltratie in de bodem voorgesteld als behandeling van afstromend wegwater. De TCB wordt gevraagd of infiltratie in de bodem in alle gevallen een geschikte behandelingsmethode is voor afstromend wegwater en of het ecologisch bermbeheer niet in de weg staat.
TCB advies over de opzet van een onderzoek dat een representatief beeld moet opleveren van de achtergrondgehalten van genormeerde stoffen in natuur- en landbouwgronden in Nederland. De opzet van het onderzoek is beschreven in het TNO rapport ‘Onderzoeksopzet AW2000, Nadere definitie van de werkzaamheden specifiek ingevuld voor fase 1’. Zoals blijkt uit de beschrijving van de studie, gaat het niet om niet-antropogene geo-chemische achtergrondgehalten, maar om het aangeven van bovengrenzen van gehalten van in het bodembeleid genormeerde stoffen in de bodem van niet overmatig (diffuus) belaste natuurgebieden en landbouwgronden.
Op de voormalige stortlocatie Diemerzeedijk te Amsterdam is als saneringsmaatregel een bovenafdichting aangebracht. De afdichting wijkt af van het voorontwerp dat in het saneringsplan was beschreven. Er is een constructie toegepast waarbij op een uitvul- en steunlaag van gecertificeerde AVI bodemas van ca. 50 cm een laag zand van 15 cm is aangebracht. Daarop ligt een trekverdelend geotextiel en een laag trisoplast van 10 cm. Deze constructie wordt door een antiworteldoek gescheiden van de erboven liggende drainagelaag en een leeflaag, die geschikt moet zijn voor een stadspark. Het oorspronkelijke ontwerp voorzag in een uitvul- en steunlaag van zand in plaats van de thans aangebrachte AVI bodemas en een laag van 30 cm zandbentoniet in plaats van de laag triso-plast en het trekverdelende geotextiel. De TCB is gevraagd aan te geven of de twee constructies vergelijkbaar zijn wat betreft het behoud van hun isolerende eigenschappen op de lange termijn en de beheersbaarheid van eventuele risico's bij verlies van die eigenschappen.
TCB advies over de Vrijstellingsregeling zuiveringsslib in verband met MKZ. De regeling moet het mogelijk maken om zuiveringsslib in te zetten voor de stuifbestrijding van grond. Hieraan is dringende behoefte ontstaan door de maatregelen die getroffen zijn in verband met de geconstateerde ziekte 'mond en klauwzeer' (MKZ).
TCB advies over de wijziging van de Uitvoeringsregeling stortbesluit bodembescherming en van het Stortbesluit bodem- bescherming Aanleiding voor de wijzigingen is de Europese Richtlijn Storten die op 16 juli 1999 bekend is gemaakt. Implementatie van de voorschriften uit deze richtlijn vindt plaats via de genoemde wijzigingen. De Europese Richtlijn Storten moet uiterlijk op 16 juli 2001 zijn geïmplementeerd in de Nederlandse regelgeving.