Functiescheiding bij bodembeheer
Bij cruciale werkzaamheden in het bodembeheer waarvoor een erkenningsplicht geldt moet degene die de werkzaamheid uitvoert onafhankelijk zijn ten opzichte van de eigenaar. Dat heeft functiescheiding. Er is externe functiescheiding en interne functiescheiding.
Externe functiescheiding
Het uitgangspunt van de verplichting is externe functiescheiding. Dat wil zeggen dat de werkzaamheden waarvoor een erkenning verplicht is, alleen mogen worden uitgevoerd door personen en instellingen van een andere organisatie dan die van de opdrachtgever/eigenaar. De werkzaamheden die in de Regeling bodemkwaliteit 2022 (Rbk 2022) aangewezen zijn, mogen alleen worden uitgevoerd door personen die geen persoonlijk of zakelijk recht hebben op de bodem, grond of baggerspecie van de werkzaamheid. Dat staat in artikel 17 van het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Persoonlijke rechten zijn bijvoorbeeld huurrechten. Zakelijke rechten zijn bijvoorbeeld eigendomsrechten, erfpacht en recht van opstal.
Voor de volgende vier werkzaamheden is externe functiescheiding altijd verplicht:
- Certificeren van producten op grond van een nationale BRL (categorie 2, bijlage C, Rbk 2022): bijvoorbeeld het certificeren van een eigen grondbank (BRL 9335).
- Periodieke inspectie van bodembeschermende voorzieningen (categorie 7, bijlage C, Rbk 2022): bijvoorbeeld een inspectie uitvoeren voor een eigen vloeistofdichte vloer.
- Beoordeling en keuring van ondergrondse opslagtanks, leidingen, appendages en daarbij horende voorzieningen (categorie 14, bijlage C, Rbk 2022): bijvoorbeeld het keuren van tanks op eigen terrein.
- Certificeren van personen voor werkzaamheden (categorie 6, bijlage C, Rbk 2022): bijvoorbeeld een kwaliteitscertificaat afgeven voor een onderdeel van de eigen organisatie dat optreedt als bodemintermediair (certificerende instelling).
Interne functiescheiding
Interne functiescheiding wil zeggen dat een organisatie zowel opdrachtgever/eigenaar kan zijn en zelf ook een werkzaamheid onder voorwaarden mag uitvoeren. Interne functiescheiding is onder bepaalde strikte voorwaarden toelaatbaar. Hier is onderzoek over geweest in opdracht van het voormalige ministerie van VROM, door NovioConsult Van Spaendonck (2005). Dat stelt: om verstrengeling van ongewenste belangen te vermijden moet ten minste worden voldaan aan de volgende minimale eisen:
- Het organisatieonderdeel waar de uitoefening van een werkzaamheid is ondergebracht moet wat betreft (directe) aansturing aantoonbaar en controleerbaar op managementniveau gescheiden zijn van organisatieonderdelen die de rol van opdrachtgever/eigenaar vervullen. Met andere woorden: er zijn verschillende managers verantwoordelijk voor de uitvoering van een onderzoek en voor het zakelijk/persoonlijk belang.
- Het organisatieonderdeel waar de uitoefening van een werkzaamheid is ondergebracht moet een zelfstandige eigen begroting hebben waaruit blijkt dat er geen financiële belangen en verbanden zijn met de organisatieonderdelen in de rol van opdrachtgever/eigenaar. Met andere woorden: door de eigen begroting liggen de belangen helder en zijn de belangen gescheiden qua organisatieonderdelen.
- De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de resultaten van de taakuitvoering moet zijn ondergebracht bij een andere bestuurder dan de bestuurder die verantwoordelijk is voor de opdrachtgever/eigenaar. Met andere woorden: op het hoogste niveau van de organisatie moet de scheiding van de belangen zijn aangebracht.
In lijn met deze minimumeisen geeft het Bbk de mogelijkheid om voorwaarden af te wijken van de verplichting tot externe functiescheiding. De voorwaarden staan in het Bbl. Degene die kiest voor deze uitzondering moet aantonen dat hij of zij aan de voorwaarden voldoet.
Voor de volgende werkzaamheden is interne functiescheiding altijd verplicht:
- Analyse van bouwstoffen, grond of baggerspecie ter verkrijging van een milieuverklaring bodemkwaliteit volgens het Besluit bodemkwaliteit (categorie 3, bijlage C, Rbk 2022).
- Analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek (categorie 4, bijlage C, Rbk 2022).
- Monsterneming bij partijkeuringen volgens het Besluit bodemkwaliteit (categorie 9, bijlage C, Rbk 2022).
- Veldwerk voor milieuhygiënisch bodemonderzoek (categorie 12, bijlage C, Rbk 2022).
- Het onderdeel verificatie bij de milieukundige begeleiding voor het uitvoeren van een sanering van de bodem of een grondwatersanering (categorie 8, bijlage C, Rbk 2022).
Voorbeeld
Stel dat iemand een persoonlijk of zakelijk recht heeft op een locatie waarvan de bodem moet worden gesaneerd. Of diegene heeft een partij grond die moet worden bemonsterd met een partijkeuring. Dan heeft deze persoon altijd een (financieel) belang bij de uitkomst van het bodemonderzoek of de bemonstering en analyse. De kosten van een sanering zullen bijvoorbeeld afhankelijk zijn van de aard en de hoeveelheid verontreinigingen in de bodem. De afzetmogelijkheden voor de partij grond zullen afhankelijk zijn van de resultaten van de bemonstering en analyse. Er valt dan ook niet uit te sluiten, en onderzoek toont dat dan ook aan, dat de eigenaar de bodemintermediair probeert te beïnvloeden. Door het verplicht stellen van functiescheiding kunnen de mogelijkheden voor ongewenste beïnvloeding worden beperkt.
Als bijvoorbeeld de eigenaar van een stuk grond dat wordt onderzocht voor verkoop ook de eigenaar is van het adviesbureau dat het onderzoek uitvoert, is er geen sprake van functiescheiding. In dit geval moet een ander adviesbureau waar deze eigenaar geen (mede)eigenaar van is, het onderzoek uitvoeren.
Toezicht op functiescheiding
Toezicht op functiescheiding vindt zowel plaats door de certificerende instelling als door de overheid.
Toezicht door certificerende instelling
De certificerende instelling controleert of de bodemintermediair werkt volgens de BRL en de bijbehorende protocollen. In een BRL kunnen eisen staan voor functiescheiding die aanvullend zijn op de regelgeving. Daarbij sluiten deze eisen nauw aan bij wat het Bbk stelt over functiescheiding. Een BRL kan extra eisen bevatten aan het kwaliteitssysteem van de bodemintermediair. Een voorbeeld is een alinea uit paragraaf 3.1 van de BRL SIKB 6000:
Eisen aan de procedure in het kwaliteitssysteem (uit paragraaf 3.1 van BRL SIKB 6000)
Degene die de kritische functie uitvoert – de opdrachtnemer – zorgt er aantoonbaar, transparant en controleerbaar voor dat is voldaan aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. Bij iedere opdracht wordt getoetst of deze opdracht afkomstig is van het eigen bedrijf, het zuster- of moederbedrijf, of een ander onderdeel van dezelfde (overheids)organisatie. Als dit het geval is, worden de voorwaarden die het Besluit bodemkwaliteit stelt expliciet getoetst. Deze toets wordt geborgd in een procedure in het kwaliteitsmanagementsysteem.
Toezicht door de ILT
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) houdt toezicht op de naleving van de functiescheiding. Bevoegde overheden moeten bij het beoordelen van meldingen en aanvragen om vergunningen controleren of de functiescheiding nageleefd is. Als de functiescheiding is overtreden, mogen zij het resultaat van een werkzaamheid (bijvoorbeeld een onderzoeksrapport) niet in behandeling nemen. Bij overtreding van de eisen aan functiescheiding kan de ILT handhavend optreden vanuit artikel 17 van het Bbk.