Grond en baggerspecie - PFAS Veldwerk, analyse en toetsing
Onze helpdesk krijgt vaak terugkomende vragen. Hieronder staan de veelgestelde vragen met antwoorden over het Besluit bodemkwaliteit, Grond en baggerspecie - PFAS Veldwerk, analyse en toetsing.
Bij het uitvoeren van (water)bodemonderzoek en partijkeuringen op PFAS dient in de eerste plaats aangesloten te worden op de bestaande normen, Beoordelingsrichtlijnen en protocollen. Aanvullend hierop verwijzen wij naar de Handreiking PFAS bemonsteren. Deze handreiking voor het bemonsteren van PFAS-verbindingen is een gezamenlijke uitgave van Expertisecentrum PFAS, VVMA en VKB. Het betreft een actualisatie van het kennisdocument dat is opgesteld door het Expertisecentrum PFAS in opdracht van de gemeente Dordrecht en met steun van diverse gemeenten, provincies, omgevingsdiensten, waterschappen, het Rijksvastgoedbedrijf en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. In Bemonstering en analyse van PFAS-verbindingen zijn de belangrijkste wijzigingen ten opzichten van het kennisdocument weer gegeven.
NB: Op de website van het Expertisecentrum PFAS staat nog meer informatie waaronder het “Kennisdocument over stofeigenschappen, gebruik, toxicologie, onderzoek en sanering van PFAS in grond en grondwater” en het document “Een handelingskader voor PFAS: Mogelijkheden voor het omgaan met PFAS in grond en grondwater” (niet te verwarren met het handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie van het ministerie van IenW).
Locaties waar PFAS worden geproduceerd en/of producten met PFAS worden gefabriceerd, maar ook brandweeroefenplaatsen zonder deugdelijke bodembeschermende voorzieningen) kunnen bron- of risicolocaties zijn. Meer informatie kunt u vinden in het rapport van het Expertisecentrum PFAS over potentiële risicolocaties, of in de rapportage van het onderzoek naar bronnen van PFAS voor het Nederlandse oppervlaktewater.
Voor vragen over concrete locaties kunt u contact opnemen met het bevoegd gezag.
Bij de analyse op PFAS wordt geadviseerd om de advieslijst voor PFAS, versie 12 juli 2019 (pdf, 342 kB) te hanteren. Als op basis van vooronderzoek verwacht wordt dat ook andere dan in deze advieslijst opgenomen PFAS-verbindingen verhoogd voor kunnen komen in de (water)bodem, bijvoorbeeld in geval van een puntbron, moet het parameterpakket voor PFAS uitgebreid worden met de specifieke te verwachten PFAS-verbindingen. Er zijn aanwijzingen dat in heel Nederland (en West-Europa) met grote waarschijnlijkheid PFOS en PFOA diffuus worden aangetroffen. Deze stoffen moeten daarom altijd worden geanalyseerd (zowel lineair als vertakt).
Gekomen is tot de voorliggende bredere advieslijst van 30 stoffen (28 waarvan 2 lineair en vertakt) omdat uit eerste onderzoeksresultaten is gebleken dat naast PFOS en PFOA ook deze andere PFAS-verbindingen diffuus in de (water)bodem kunnen voorkomen in Nederland. Van deze stoffen is (nog) niet bekend dat deze overal in Nederland verspreid diffuus voorkomen, maar ze worden in analyses vaak in combinatie met PFOS en PFOA aangetroffen.
Bij het vaststellen van het definitieve toetsingskader of zoveel eerder als mogelijk op basis van onderzoeksresultaten, zal aan de hand van de evaluatie van de resultaten van de meetcampagne en een onderzoek door het RIVM op een breder pakket aan PFAS-verbindingen, worden nagegaan of de advieslijst moet worden aangepast. Mocht de advieslijst worden aangepast dan blijven metingen die zijn uitgevoerd voorafgaand aan de aanpassing van dat pakket bruikbaar in het kader van het Besluit bodemkwaliteit zonder dat deze op andere PFAS moeten worden uitgebreid.
GenX is tot op dit moment vooral aangetroffen in de directe omgeving van bronnen waar GenX is geproduceerd of is geloosd. In gebieden waar geen directe bron of lozing heeft plaatsgevonden is daarom geen noodzaak om op GenX te onderzoeken. Wel zijn er aanwijzingen dat GenX op meer plaatsen in de (water)bodem voorkomt. Enkele bevoegde overheden Bbk stellen daarom de analyse op GenX voor sommige gebieden wel verplicht. Het RIVM heeft in verband met de bekende bronnen van GenX in Dordrecht en Helmond wel risicogrenswaarden voor GenX afgeleid.
Bij het toetsen van alle toepassingswaarden uit het handelingskader hoeft tot een organisch stofgehalte van 10% geen bodemtypecorrectie toegepast te worden. Als het organische stofgehalte tussen 10% en 30% ligt wordt wel een bodemtypecorrectie uitgevoerd. Als het organische stofgehalte boven de 30% is aangetoond, moet het organische stofpercentage van 30% gebruikt worden bij de toetsing. Dit is overeenkomstig de systematiek zoals die op dit moment al voor het toetsen van PAK geldt (zie bijlage G, onderdeel III van de Regeling bodemkwaliteit 2022).
De achtergrond hiervan is een beleidsmatige keuze waarbij voorkomen wordt dat als gevolg van de bodemtypecorrectie in zandgrond zonder reden strenge toepassingswaarden zouden gelden.
De applicaties BoToVa, de Risicotoolbox bodem en de Risicotoolbox waterbodem zijn niet aangepast op de normstelling uit het handelingskader voor PFAS. Aanpassing is voorzien op het moment dat de definitieve normstelling wordt afgeleid en opgenomen in de regelgeving.
Voor het toetsen van meetresultaten aan de normwaarden voor PFAS moet – aanvullend op de reguliere toetsing voor de andere chemische stoffen – een afzonderlijke toetsing aan de toepassingswaarden PFAS worden uitgevoerd. Bij het maken van lokaal beleid kan het bevoegd gezag voor de risicobeoordeling de aanwezige informatie op de website van en de aanwezige kennis bij het RIVM gebruiken. Wel zijn de rekenregels (bodemtypecorrectie, optellen en middelen van meetwaarden) voor PFAS in BoToVa ingebouwd.
Voor het toetsen van PFOS en PFOA gebruikt u de sommatie van de gerapporteerde verbindingen (lineair + vertakt) met uitzondering van de toetsing aan de rapportagegrens. Bij toetsing aan de rapportagegrens worden voor PFOA en PFOS de lineaire en vertakte verbindingen separaat getoetst. Voor de overige PFAS gebruikt u bij het toetsen de individuele meetwaarden.
Toelichting toetsing som PFOS en PFOA
- De laboratoria rapporteren de vertakte verbindingen als som, de lineaire verbindingen worden apart gerapporteerd.
- Bij het toetsen aan de toepassingsnormen uit het tijdelijk handelingskader moet de totale som (vertakt plus lineair) worden getoetst aan de toepassingswaarden.
- Bij die sommatie, die plaatsvindt volgens bijlage G onderdeel I van de Regeling bodemkwaliteit 2022 worden gehalten die zijn gerapporteerd als kleiner dan de rapportagegrens meegenomen als getal door de rapportagegrens met 0,7 te vermenigvuldigen.
- Bij het toetsen van PFOS en PFOA aan de rapportagegrens (0,1 ug/kg) hoeven alleen de individuele meetwaarden (dus lineair en vertakt afzonderlijk) getoetst te worden. Voor deze toets hoeft dus niet de opgetelde som getoetst te worden. Toetsing aan de rapportagegrens is alleen aan de orde bij het toepassen in grondwaterbeschermingsgebieden.
Als voor een PFAS-verbinding een meetwaarde is gerapporteerd die kleiner is dan een verhoogde rapportagegrens (bijvoorbeeld < 0,4 ug/kg), dan moet volgens bijlage G, onderdeel I van de Regeling bodemkwaliteit 2022 de 0,7 factor gehanteerd worden voor de berekening van het te toetsen gehalte. Als het laboratorium tijdens het uitvoeren van de analyse aangeeft niet nauwkeuriger te kunnen meten en ook andere laboratoria niet nauwkeuriger kunnen meten, wordt geadviseerd in overleg te treden met het bevoegd gezag om te bepalen of het analyseresultaat voor de voorgenomen toepassing voldoet.
Ja, voor alle in het tijdelijk handelingskader gehanteerde toepassingswaarden geldt dat het te toetsen (eventueel voor de bodemtype gecorrigeerde) meetgehalte kleiner dan of gelijk moet zijn aan de toepassingswaarden.
Tot het moment dat de toepassingswaarden voor PFAS in de Regeling bodemkwaliteit 2022 zijn opgenomen is de toetsing aan de PFAS-verbindingen een aanvullende (losse) toets ten opzichte van de toetsing op de reguliere parameters en indeling in kwaliteitsklassen. Dat betekent dat eerst de toetsing plaatsvindt op basis van de reguliere parameters en op basis daarvan een indeling in kwaliteitsklasse plaatsvindt.
Vervolgens vindt de toetsing aan de toepassingswaarden uit het handelingskader voor de PFAS-verbindingen plaats. Aan de hand van de aanvullende toetsing stelt u vervolgens vast in hoeverre beperkingen aan de toepassing gelden, bijvoorbeeld een verbod op het toepassen in oppervlaktewater. Voor PFAS zijn de bijzondere toetsregels voor het toetsen aan de bodemkwaliteitsklasse landbouw/natuur of maximale waarde wonen niet van toepassing, omdat nog geen toepassingswaarden zijn opgenomen in bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit 2022. Ook tellen de gemeten PFAS niet mee als gemeten stoffen bij de bijzondere toetsregels voor het toetsen aan de bodemkwaliteitsklasse landbouw/natuur of maximale waarde wonen.
Bij de inbouw van het handelingskader in de Regeling bodemkwaliteit 2022 wordt de wijze van toetsen aan toepassingswaarden nader ingevuld. De toetsingsprogramma’s en BoToVa zijn nog niet ingericht op het toetsen op PFAS-analyses. Dat betekent dat tijdelijk de uitslagen uit toetsingsprogramma’s en BoToVa handmatig moeten worden geverifieerd voor PFAS.
In onderstaande tabel is uitgewerkt hoe de aangetoonde PFAS-gehalten doorwerken in de indeling in kwaliteitsklassen voor het toepassen op de landbodem.
Bodemkwaliteitsklasse zoals ingedeeld op basis van andere stoffen (zonder PFAS) |
Toetsing PFAS-gehalten | Eindoordeel: kwaliteitsklasse plus toepassingsbeperkingen (zie toelichting, punt 1) |
---|---|---|
Landbouw/Natuur | PFOA ≤ 1,9 µg/kg en andere PFAS ≤ 1,4 µg/kg | Landbouw/Natuur- vrij toepasbaar voor PFAS (zie toelichting, punt 2) |
PFOA > 1,9 µg/kg en/of andere PFAS > 1,4 µg/kg en alle PFAS ≤ lokale achtergrondwaarde(mits lokale achtergrondwaarde voldoet aan PFOA ≤ 7 µg/kg en andere PFAS ≤ 3 µg/kg) |
Landbouw/Natuur – met toepassingsbeperkingen voor PFAS (zie toelichting, punt 2) | |
> lokale achtergrondwaarde (mits lokale achtergrondwaarde voldoet aan PFOA ≤ 7 µg/kg en andere PFAS ≤ 3 µg/kg) |
Landbouw/Natuur – met toepassingsbeperkingen voor PFAS (zie toelichting, punt 2 en 3) |
|
PFOA > 7 µg/kg en/of andere PFAS > 3 µg/kg | Niet toepasbaar | |
Wonen | PFOA ≤ 1,9 µg/kg en andere PFAS ≤ 1,4 µg/kg | Wonen – geen beperkingen voor PFAS (zie toelichting, punt 2) |
PFOA > 1,9 µg/kg en/of andere PFAS > 1,4 µg/kg en PFOA ≤ 7 µg/kg en andere PFAS ≤ 3 µg/kg |
Wonen – met toepassingsbeperkingen voor PFAS (zie toelichting, punt 2) | |
PFOA > 7 µg/kg en/of andere PFAS > 3 µg/kg |
Niet toepasbaar | |
Industrie | PFOA ≤ 1,9 µg/kg en andere PFAS ≤ 1,4 µg/kg | Industrie – geen beperkingen voor PFAS (zie toelichting, punt 2) |
PFOA > 1,9 µg/kg en/of andere PFAS > 1,4 µg/kg en PFOA ≤ 7 µg/kg en andere PFAS ≤ 3 g/kg |
Industrie – met toepassingsbeperkingen voor PFAS (zie toelichting, punt 2) | |
PFOA > 7 µg/kg en/of andere PFAS > 3 µg/kg |
Niet toepasbaar |
Toelichting op de tabel
- Er kan ook gebiedsspecifiek beleid zijn vastgesteld waarin andere eisen aan de toepassing van grond en baggerspecie worden gesteld
- Partij mag niet worden toegepast in een grondwaterbeschermingsgebied, tenzij het gehalte voor alle PFAS ≤ 0,1 µg/kg bedraagt of gebiedsspecifiek beleid is vastgesteld
- Partij mag niet toegepast worden in zones met als toepassingseis bodemkwaliteitsklasse Landbouw/Natuur, maar wel in zones met bodemkwaliteitsklassen Wonen en Industrie als toepassingseis en in de kern van een grootschalige toepassing op de landbodem.
Daarnaast zijn hieronder 3 voorbeelden uitgewerkt:
Voorbeelden
Voorbeeld 1
Als een partij grond op basis van de overige stoffen is gekwalificeerd in de bodemkwaliteitsklasse Wonen, dan moet aanvullend de PFAS-gehalten worden getoetst aan de toepassingswaarden uit het handelingskader. Dit kan leiden tot de volgende drie situaties:
- Als alle PFAS-gehalten zijn aangetoond beneden de rapportagegrens, dan blijft de indeling in kwaliteitsklasse Wonen staan en gelden geen aanvullende toepassingsvoorwaarden. De partij kan als bodemkwaliteit Wonen worden toegepast zonder aanvullende voorwaarden.
- Als één of meerdere PFAS-gehalten zijn aangetoond boven de rapportagegrens maar alle PFAS-gehalten voldoen aan de toepassingswaarden voor de bodemkwaliteitsklasse Wonen (7 ug/kg d.s. voor PFOA en 3 ug/kg voor de overige PFAS), blijft de indeling in kwaliteitsklasse Wonen staan, maar gelden wel beperkingen aan de toepassing: in grondwaterbeschermingsgebieden.
- Als één of meerdere PFAS-gehalten zijn aangetoond boven de toepassingswaarden van 7 ug/kg d.s. voor PFOA en 3 ug/kg voor de overige PFAS is deze niet generiek toepasbaar. Toepassing van de partij kan alleen plaatsvinden als in dat gebied verhoogde Lokale Maximale Waarden door het bevoegd gezag zijn vastgesteld in het kader van gebiedsspecifiek beleid.
Voorbeeld 2
Als een partij grond op basis van de overige stoffen is gekwalificeerd in de bodemkwaliteitsklasse Landbouw/Natuur, dan moet aanvullend de PFAS-gehalten worden getoetst aan de landelijke achtergrondwaarden (1,9 ug/kg voor PFOA en 1,4 ug/kg voor de andere PFAS) en bij overschrijding daarvan ook toetsen aan de toepassingswaarden voor 7 ug/kg d.s. voor PFOA en 3 ug/kg d.s. voor de overige PFAS). Dit kan leiden tot de volgende vier situaties:
- Als alle PFAS-gehalten kleiner zijn dan de bepalingsgrens, blijft de indeling in kwaliteitsklasse Landbouw/Natuur staan en gelden geen toepassingsvoorwaarden. Kortom alle toepassingen zijn toegestaan.
- Als een PFAS-gehalte aangetoond wordt boven de rapportagegrens (0,1 ug/kg) maar beneden de landelijke achtergrondwaarden (van 1,9 ug voor PFOA en 1,4 voor de andere PFAS), dan blijft de indeling in kwaliteitsklasse Landbouw/Natuur staan, maar gelden wel toepassingsvoorwaarden: toepassing van grond op de landbodem in grondwaterbeschermingsgebieden is niet toegestaan, tenzij er sprake is van gebiedseigen grond.
- Als een PFAS-gehalte aangetoond wordt boven de voorlopige achtergrondwaarde (van 1,9 ug/kg voor PFOA en 1,4 ug/kg voor de andere PFAS) en onder de toepassingswaarden van 7 ug/kg d.s. voor PFOA en
3 ug/kg voor de overige PFAS, dan blijft de indeling in kwaliteitsklasse Landbouw/Natuur staan, maar kan de partij uitsluitend toegepast in gebieden met de kwaliteitsklassen Wonen of Industrie als toepassingseis of in gebieden waarvoor verhoogde lokale achtergrondwaarden zijn vastgesteld. - Als één of meerdere PFAS-gehalten zijn aangetoond boven de toepassingswaarden van 7 ug/kg d.s. voor PFOA en 3 ug/kg voor de overige PFAS, kan de partij niet meer ingedeeld worden in een generieke kwaliteitsklasse voor toepasbare grond. Toepassing van de partij kan alleen plaatsvinden als in dat gebied verhoogde Lokale Maximale Waarden door het bevoegd gezag zijn vastgesteld in het kader van gebiedsspecifiek beleid.
Voorbeeld 3
Als een partij baggerspecie op basis van de overige stoffen is gekwalificeerd in de bodemkwaliteitsklasse 'licht verontreinigd', dan moeten aanvullend de PFAS-gehalten worden bepaald. Voldoen alle PFAS-gehalten aan de bepalingsgrens (0,1 ug/kg), dan blijft de indeling in de bodemkwaliteitsklasse 'licht verontreinigd' staan en gelden geen toepassingsvoorwaarden. Worden hogere PFAS-gehalten aangetoond, dan kan het zijn dat er toepassingsbeperkingen zijn afhankelijk van de locatie van toepassing en het gekozen toepassingskader (toepassen of verspreiden, regionale of rijkswateren en vrijliggende of niet-vrijliggende plassen).