Voorwaarden en kwaliteitseisen opvullen diepe plassen
Opvullingen van diepe plassen kunnen plaatsvinden met grond en baggerspecie. Het gaat om het opvullen van diepe plassen voor:
- het bevorderen van de natuurwaarde of recreatieve waarde van de diepe plas
- het stabiliseren van wanden van de diepe plas
- het geheel of gedeeltelijk dempen van de diepe plas voor het ontwikkelen tot landbodem voor het maken van bedrijventerreinen, woningbouwlocaties, landbouwgronden, natuurgronden of recreatieterreinen
Bij toepassen van grond of baggerspecie in een diepe plas om deze te verondiepen of te dempen gelden specifieke kwaliteitseisen. Dit is omdat bij een diepe plas sprake is van een bijzondere situatie. Een diepe plas staat namelijk in verbinding met het (diepere) grondwater en/of met het oppervlaktewaterlichaam.
De specifieke kwaliteitseisen voor het toepassen van grond of baggerspecie in diepe plassen staan artikel 4.1276, lid 1, van het Bal. De kwaliteitseisen zelf staan in de tabellen 3d (voor grond) en 3e (voor baggerspecie) uit bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit 2022. De kwaliteitseisen komen overeen met het toetsingskader in de Circulaire herinrichting van diepe plassen en de daarbij horende Handreiking voor diepe plassen. De initiatiefnemer toont de kwaliteit van de toe te passen grond of baggerspecie aan met een milieuverklaring bodemkwaliteit.
Voor het verondiepen van een diepe plas is ook een omgevingsvergunning vereist voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam. Hiervoor gelden de eisen voor het toepassen van grond of baggerspecie uit artikel 4.1276 van het Bal, behalve als in die vergunning anders is bepaald.
Kwaliteitseisen afdeklaag van ten minste 0,5 meter
Na het grootschalig toepassen van grond of baggerspecie in een diepe plas is het verplicht om binnen een jaar hierop een aaneengesloten afdeklaag aan te brengen. Ook als het opvullen van een diepe plas langer dan een jaar is onderbroken, moet de initiatiefnemer een afdeklaag aanbrengen. Deze heeft een laagdikte van ten minste 0,5 m. De initiatiefnemer moet deze laag ook na het verrichten van de activiteit in stand houden.
Voor de kwaliteitseisen van de afdeklaag is onderscheid gemaakt in 2 situaties:
- De diepe plas is verondiept en niet volledig opgevuld (gedempt). Na het opvullen is nog steeds sprake van een oppervlaktewaterlichaam.
- De diepe plas is volledig gedempt, zodat de diepe plas tot landbodem is ontwikkeld en niet langer sprake is van een oppervlaktewaterlichaam.
Kwaliteitseisen afdeklaag in oppervlaktewater
Als de diepe plas niet volledig is opgevuld, maar er is sprake van verondiepen, blijft er na het toepassen sprake van een oppervlaktewaterlichaam. In dat geval gelden voor de afdeklaag in het oppervlaktewater de volgende kwaliteitseisen, die vermeld staan in het tweede lid van artikel 4.1276:
- toe te passen grond: de kwaliteit voor toepassen als afdeklaag in een diepe plas geschikte grond
- toe te passen baggerspecie: de kwaliteit voor toepassen als afdeklaag in een diepe plas geschikte baggerspecie
De kwaliteitseisen zelf staan in de tabellen 3d (voor grond) en 3e (voor baggerspecie) uit bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit 2022. De kwaliteitseisen komen overeen met het toetsingskader in de voormalige Circulaire herinrichting van diepe plassen en de daarbij horende Handreiking voor diepe plassen. De initiatiefnemer toont de kwaliteit van de toe te passen grond of baggerspecie aan met een milieuverklaring bodemkwaliteit.
Kwaliteitseisen afdeklaag bij ontwikkeling tot landbodem
Als de diepe plas volledig is opgevuld waarbij deze (geheel of gedeeltelijk) tot landbodem is ontwikkeld, wordt dit na het vullen beschouwd als landbodem. De kwaliteit van de afdeklaag komt overeen met de kwaliteitseisen voor het toepassen van grond of baggerspecie op de landbodem zoals die gelden voor de naastgelegen landbodem. De initiatiefnemer toont de kwaliteit van de grond of baggerspecie aan met een milieuverklaring bodemkwaliteit Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup).
Maatwerk toepassen in een diepe plas
Als grond of baggerspecie niet voldoet aan de kwaliteitseisen voor toepassen in een diepe plas, is toepassing alleen nog mogelijk via een maatwerkregel Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) of maatwerkvoorschrift Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). In artikel 4.1277 van het Bal staan de voorwaarden voor maatwerk vermeld. Soepelere eisen mogen alleen als de toe te passen grond of baggerspecie afkomstig is uit hetzelfde bodembeheergebied Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) als waar ze weer worden toegepast. De gemeente of het waterschap moet het bodembeheergebied aanwijzen in het omgevingsplan of de waterschapsverordening. Dit volgt uit de instructieregel in paragraaf 5.1.4.5.3 Bkl. Op deze manier zal de bodemkwaliteit in dat beheergebied niet verslechteren. Dit wordt ook wel 'stand still' genoemd.
Voor het in een diepe plas toepassen van sterk verontreinigde grond of baggerspecie gelden de volgende regels:
- de grond of baggerspecie is afkomstig uit het bodembeheergebied waar de grond en bagger ook weer in worden toegepast
- de toe te passen grond of baggerspecie is ontgraven uit een locatie waar de bodem diffuus sterk met de stof is verontreinigd
- de grond of baggerspecie wordt toegepast op een locatie waar de bodem al voor het toepassen diffuus sterk met de stof was verontreinigd.
Overgangsrecht
In het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet staat overgangsrecht voor het toepassen van grond of baggerspecie bij het verondiepen of dempen van een diepe plas met grond en baggerspecie. Voorwaarde is dat een melding volgens artikel 42 van het Besluit bodemkwaliteit (oud) is gedaan vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het verondiepen of dempen van een diepe plas met grond of baggerspecie, blijft dan tot uiterlijk 3 jaar na de inwerkingtreding van de Omgevingswet mogelijk onder de regels van het Besluit bodemkwaliteit. Dat betekent dat ook de kwaliteitseisen en voorwaarden uit de Circulaire herinrichting van diepe plassen en de daarbij horende Handreiking voor diepe plassen van toepassing blijft.
Ook geldt voor dezelfde termijn van 3 jaar van rechtswege een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit. Namelijk een lozingsactiviteit bestaande uit toepassen van grond of baggerspecie in een diepe plas volgens artikel 3.48q van het Bal.
Meer informatie
Op de pagina Inhoudelijke regels toepassen van grond of baggerspecie vindt u meer informatie.