Tijdelijk uitnemen van grond of baggerspecie
Tijdelijk uitnemen is het uitnemen van grond of baggerspecie uit de bodem, waarna die grond zonder te zijn bewerkt onder dezelfde omstandigheden weer wordt teruggebracht op of in de bodem. In de regelgeving zijn uitzonderingen opgenomen voor het tijdelijk uitnemen van grond of baggerspecie, waardoor de regels voor het toepassen van grond of baggerspecie bij het terugplaatsen niet gelden.
Terugplaatsen na tijdelijk uitnemen is geen toepassen
Het terugplaatsen van de grond of baggerspecie na het tijdelijk uitnemen, is geen nieuwe toepassing. Daarom gelden hier niet de regels uit de milieubelastende activiteit toepassen van grond of baggerspecie. Dat betekent dat voor het terugplaatsen ook geen melding voor het toepassen van grond of baggerspecie nodig is. Ook is geen milieuverklaring bodemkwaliteit nodig om de kwaliteit van de terug te plaatsen grond of baggerspecie aan te tonen. Dit volgt uit lid 2 van artikel 3.48o van het Bal. Als een situatie niet voldoet aan de criteria voor het tijdelijk uitnemen, is er geen sprake van terugplaatsen maar van een toepassing. En dan gelden de regels voor de milieubelastende activiteit toepassen van grond of baggerspecie uiteraard wel.
Dit komt overeen met hoe het stond in lid 3 van artikel 36 van het Besluit bodemkwaliteit (oud), voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Definitie van tijdelijk uitnemen
De definitie van tijdelijk uitnemen van grond staat in bijlage I van het Bal en luidt: 'het uitnemen van grond uit de bodem, waarna die grond weer wordt teruggebracht op of in de bodem, onder dezelfde omstandigheden en zonder te zijn bewerkt.'
Aanvullend gelden er voor het graven in de land- en waterbodem nog wel aanvullende voorwaarden of regels. Die zijn hieronder uitgelegd.
Voorwaarden voor het tijdelijk uitnemen uit de landbodem
Voor het tijdelijk uitnemen van grond uit de landbodem gelden de regels voor het graven in de bodem, namelijk:
- de milieubelastende activiteit graven in de bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarden (paragraaf 4.119 van het Bal)
- de milieubelastende activiteit graven in de bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarden bodemkwaliteit (paragraaf 4.120 van het Bal)
- eventuele regels in het omgevingsplan, waaronder de (bruidsschat)regels voor kleinschalig graven (kleiner dan of gelijk aan 25 m3).
De voorwaarden voor het tijdelijk uitnemen uit de landbodem verschillen voor graven in de bodem met een kwaliteit onder en boven de interventiewaarden.
Voor het tijdelijk uitnemen uit de landbodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarden bodemkwaliteit staat in artikel 4.1222a:
- het terugbrengen van de grond mag plaatsvinden op of nabij het ontgravingsprofiel waar de grond tijdelijk is uitgenomen
- het terugbrengen van grond niet is toegestaan als de grond een bewerking heeft ondergaan anders dan het uitzeven van bodemvreemd materiaal (het uitzeven van bodemvreemd materiaal is dus wel toegestaan)
Voor tijdelijk uitnemen uit de landbodem met een kwaliteit boven de interventiewaarden bodemkwaliteit staat in artikel 4.1230a dat:
- het terugbrengen van de grond moet plaatsvinden in hetzelfde ontgravingsprofiel als waar de grond tijdelijk is uitgenomen
- het terugbrengen van grond niet is toegestaan als de grond een bewerking heeft ondergaan anders dan het uitzeven van bodemvreemd materiaal (het uitzeven van bodemvreemd materiaal is dus wel toegestaan)
In de artikelsgewijze toelichting uit het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet zijn de criteria uit de definitie voor tijdelijk uitnemen en de artikelen 4.1222a en 4.1230 van het Bal nader toegelicht.
Voorwaarden voor het tijdelijk uitnemen uit de waterbodem
Voor het tijdelijk uitnemen van baggerspecie uit de waterbodem zijn geen specifieke rijksregels. Wel gelden algemene regels voor ingrepen in de waterbodem. Die staan voor rijkswateren en de Noordzee in de hoofdstukken 6 en 7 van het Bal. En voor regionale wateren staan de regels in de waterschapsverordening.
Voor het tijdelijk uitnemen van baggerspecie uit de waterbodem is in 2024 een wijziging van het Bal in voorbereiding. Volgens het huidige artikel 3.48o Bal wordt het tijdelijk uitnemen van baggerspecie niet gezien als een toepassing, als de baggerspecie 'onder dezelfde omstandigheden' en 'zonder te zijn bewerkt' teruggeplaatst wordt. De voorwaarde om de baggerspecie 'op of nabij' het ontgravingsprofiel te mogen terugplaatsen is nu onbedoeld niet opgenomen. Dit is anders dan de regels uit het voormalige Besluit bodemkwaliteit. Met de wijziging van het Bal wordt deze bepaling toegevoegd. Hierdoor wordt het tijdelijk uitnemen van baggerspecie niet als een toepassing gezien, als de baggerspecie onder dezelfde omstandigheden, zonder te bewerkt en op of nabij het ontgravingsprofiel teruggeplaatst wordt. De wijziging van het Bal treedt naar verwachting per 1 januari 2025 in werking.
Toelichting op de criteria uit de definitie van tijdelijk uitnemen
Hieronder zijn de verschillende criteria uit de definitie van tijdelijk uitnemen toegelicht.
Zonder te zijn bewerkt
De betekenis van 'bewerken' is het uitvoeren van fysische of chemische handelingen met een (grond)stof, halffabricaat of product om de eigenschappen of samenstelling daarvan te veranderen. Door een bewerking kunnen ook de fysische of chemische eigenschappen van de grond of baggerspecie wijzigen. Het terugbrengen na het bewerken mag daarom niet onder de regels van tijdelijk uitnemen plaatsvinden. Het terugbrengen van de bewerkte grond of baggerspecie is een nieuwe toepassing. Hiervoor geldt de meld- en informatieplicht en is ook een milieuverklaring bodemkwaliteit voor de toe te passen partij grond of baggerspecie nodig.
Natuurlijke (niet-gestimuleerde) processen of omstandigheden vallen niet onder het begrip bewerken als het om het tijdelijk uitnemen gaat. Voorbeelden hiervan zijn: verdamping, microbiële afbraak, natuurlijke oxidatie en reductie.
Een uitzondering is gemaakt voor een bewerking via het uitzeven van bodemvreemde bestanddelen, zoals puin en afval. Als het uitzeven niet gericht is op het veranderen van de milieuhygiënische kwaliteit, is dit toegestaan onder de regels van tijdelijk uitnemen. Het is dan toegestaan om de uitgezeefde grond weer terug te brengen in de bodem zonder deze na het uitzeven te hoeven voorzien van een milieuverklaring bodemkwaliteit.
Let op: het uitzeven van bodemvreemde bestanddelen gericht op een milieuhygiënische kwaliteitsverbetering (bijvoorbeeld het uitzeven van asbesthoudende materialen) is wel een bewerking en valt dus niet onder deze uitzondering. Het bewerken (reinigen of immobiliseren) van verontreinigde grond met kwaliteitsklasse 'matig of sterk verontreinigd' of baggerspecie met de kwaliteitsklasse 'sterk verontreinigd' mag alleen plaatsvinden door organisaties met een erkenning voor de BRL SIKB 7500.
Onder dezelfde omstandigheden
Bij het tijdelijk uitnemen en weer terugplaatsen in de bodem is het uitgangspunt dat het terugplaatsen niet mag leiden tot (extra) aantasting van de bodem. Daarom is de voorwaarde dat het terugplaatsen 'onder dezelfde omstandigheden' moet plaatsvinden. Van belang is dat de samenstelling van en emissie (uitloging) uit de bodem niet wijzigt. Beïnvloeding van de emissie kan plaatsvinden bij wisseling van zuurstofrijke naar zuurstofarme omstandigheden.
Bepalend voor het criterium 'dezelfde omstandigheden' zijn:
- het niveau van de bodemlaag
- de grondwaterstand (boven of beneden de grondwaterstand)
- de mate van afscherming door een bovenliggende niet of minder doorlatende laag
Bij een oppervlaktewaterlichaam heeft een waterbodem die (permanent) onder het oppervlaktewater ligt een andere omstandigheid dan een waterbodem die het grootste deel van de tijd droog ligt (bijvoorbeeld de oever of uiterwaarden).
Er is geen sprake van terugplaatsen onder dezelfde omstandigheden als bijvoorbeeld grond van boven de grondwaterspiegel wordt teruggeplaatst naar onder de grondwaterspiegel en vice versa. Of als grond afkomstig uit de kern van een weglichaam of geluidswal wordt teruggeplaatst als afdeklaag of berm bij het weglichaam of de geluidswal (onderlaag wordt toplaag of toplaag wordt onderlaag).
Terugbrengen in de bodem: 'op of nabij' of 'in hetzelfde' ontgravingsprofiel
Bij de milieubelastende activiteit graven in de bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarden bodemkwaliteit mag het terugbrengen van de grond 'op of nabij' het oorspronkelijke ontgravingsprofiel plaatsvinden.
Bij de milieubelastende activiteit graven in de bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarden (dus binnen de interventiewaarde contour uit het bodemonderzoek) moet het terugplaatsen plaatsvinden 'in hetzelfde' ontgravingsprofiel.
De reden dat bij graven in een bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarden minder ruimte is toegestaan heeft te maken met de milieuhygiënische kwaliteit: bij graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit komt grond met de kwaliteitsklassen sterk verontreinigd vrij. Dit is grond die volgens de toegestane kwaliteitseisen uit het Bal niet elders toepasbaar is. Daarom moet het terugbrengen van deze grond zoveel mogelijk op dezelfde locatie en in hetzelfde ontgravingsprofiel plaatsvinden als waar de grond is vrijgekomen. Dit is om te voorkomen dat extra belasting plaatsvindt van minder verontreinigde of schone bodems.
Voor het tijdelijk uitnemen van baggerspecie is nu een wijziging van het Bal in voorbereiding. Door deze wijziging wordt het ook mogelijk om de baggerspecie 'op of nabij' terug te plaatsen binnen het kader van tijdelijke uitname.
Het criterium 'op of nabij' geeft enige speelruimte bij het terugplaatsen na het tijdelijk uitnemen. Als sprake is van dezelfde toepassing en aan de overige voorwaarden is voldaan (zonder te zijn bewerkt en onder dezelfde omstandigheden), dan hoeft de grond of baggerspecie niet precies weer te worden aangebracht op de plaats van de uitname. Wat mogelijk is, verschilt per situatie, waarbij de afbakening logisch en uitlegbaar (en daardoor ook handhaafbaar) moet zijn. Logisch en uitlegbaar hebben bijvoorbeeld te maken met de begrenzing van een project of met het historische gebruik van een gebied. Voorwaarde is wel dat er weinig tot niets verandert aan de milieubelasting van de bodem of waterbodem. Voorbeelden zijn:
- Bij (spoor)wegenbouw of -reconstructie: het wegnemen van bermgrond voor spoor)wegverbreding en het opnieuw terugbrengen als bermgrond in de nieuwe berm (zelfde soort toepassing: bermgrond blijft bermgrond, maar niet op de exact zelfde plaats).
- Bij werkzaamheden in een berm in het buitengebied kan de terugplaatsing van uitgenomen grond over een relatief lange afstand plaatsvinden, mits geen aanwijzingen zijn dat er verschillen bestaan in bodemkwaliteitsklasse.
- Bij het verplaatsen van een sloot wordt de grond die vrijkomt uit de nieuw te graven sloot gebruikt om de bestaande sloot mee te vullen (bodem wordt weer bodem).
- Bij de aanleg van een gebouw of woning kan uitkomende grond voor de aanleg van funderingen of kruipruimte gebruikt worden binnen het bouwperceel. Bijvoorbeeld op plaatsen waar grond nodig is, zoals rond de funderingen of ter plaatse van de tuin.
Tijdelijke opslag bij tijdelijk uitnemen
De milieubelastende activiteiten voor het graven in de bodem staan toe dat de opslag van terug te plaatsen grond mag plaatsvinden op de locatie waar de activiteit plaatsvindt. Dit staat in artikelen 4.1223 en 4.1231 van het Bal. Als bij het terugplaatsen blijkt dat toch een deel van de grond overblijft, mag de grond gedurende 8 weken na beëindiging van het graven op deze locatie blijven liggen. Deze periode geeft de initiatiefnemer de mogelijkheid om een afvoerbestemming voor de grond te vinden.
Mocht op de locatie van de ontgraving geen ruimte zijn voor de opslag en de opslag van de grond of baggerspecie dus elders plaatsvinden, dan valt het opslaan onder de activiteit opslaan van grond of baggerspecie. Hiervoor is een afzonderlijke melding nodig.
Checklist voor tijdelijk uitnemen
Het bevoegd gezag moet in individuele gevallen zelfstandig beoordelen of wel of geen sprake is van tijdelijk uitnemen. Het bevoegd gezag kan hiervoor nadere regels in het omgevingsplan opnemen. Of via beleidsregels verduidelijken hoe de voorwaarden bij het tijdelijk uitnemen geïnterpreteerd worden.
Om het bevoegd gezag te ondersteunen bij de afweging heeft het voormalige Bodem+ met de werkgroep Grond en Baggerspecie en het Implementatieteam Besluit bodemkwaliteit het Handvat tijdelijke uitname gemaakt. Dit Handvat bevat een checklist met aandachtspunten bij de afweging of een situatie wel of niet onder tijdelijk uitnemen valt.
Handvat aangepast aan Omgevingswet
Het handvat was gebaseerd op de regelgeving voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, namelijk artikel 36, lid 3, van het Besluit bodemkwaliteit (oud). Omdat de regelgeving is gewijzigd, is het handvat niet meer bruikbaar. Daarom is de checklist aangepast aan de nieuwe regelgeving. Centraal staat het voorkomen van milieubelasting, die de tijdelijke uitname tot gevolg kan hebben. Van belang is immers dat door de terugplaatsing geen merkbare verandering is van de milieubelasting.
6 criteria
Hieronder staan de 6 criteria uit de checklist:
- Noodzaak van het terugplaatsen van de grond of baggerspecie: ga na of na het tijdelijk uitnemen, dus bij het terugplaatsen, het wel noodzakelijk is om de grond terug te brengen in de bodem. Meestal is dit vanzelfsprekend, bijvoorbeeld bij het opvullen van een sleuf waarin een kabel of leiding ligt. Als het terugplaatsen op een andere plaats (op of nabij) plaatsvindt is wel van belang dat het terugbrengen functioneel is. Dat wil zeggen dat er een reden moet zijn waarom er op die plaats grond aangebracht moet worden. En dat niet meer grond wordt gebruikt dan noodzakelijk. Het is niet toegestaan om grond in de nabijheid terug te brengen alleen maar om ervan af te zijn.
- Wel of geen bewerking? Ga na of er een bewerking heeft plaatsgevonden. Zie hiervoor de tekst bij 'Zonder te zijn bewerkt' op deze pagina.
- Toets op dezelfde omstandigheden. Ga na of de samenstelling en emissie niet verandert als gevolg van veranderende condities door het terugplaatsen in een andere bodemlaag. Denk hierbij onder andere in wijzigingen aan de volgende omstandigheden:
- zuurstofrijk of zuurstofarm, kalkrijk of kalkarm, zoet of zout (lager of hoger chloridegehalte)
- boven of onder oppervlaktewater
- boven of onder grondwaterniveau
- de mate van afscherming door een bovenliggende verhardingslaag
- verschil tussen de kern van een toepassing/werk en een toplaag (onderlaag wordt toplaag of andersom)
- Bepaal de bodemkwaliteit en stel vast welke activiteit aan de orde is bij het graven. Van belang is dat op basis van historische informatie bepaald is dat de werkzaamheden plaatsvinden binnen verdachte locaties of reeds bekende bodemverontreinigingen. Hiervoor dient het vooronderzoek dat voorafgaand aan de activiteit graven moet plaatsvinden. Vooronderzoek voor de landbodem moet voldoen aan NEN 5725. Vooronderzoek voor de waterbodem moet voldoen aan NEN 5717. Afhankelijk van de resultaten van het vooronderzoek moet eventueel fysiek (water)bodemonderzoek plaatsvinden. Als het tijdelijk uitnemen plaatsvindt in de landbodem, is van belang welke van de 2 milieubelastende activiteiten voor graven in de bodem van toepassing is en welke regels gelden. Als sprake is van een overschrijding van de interventiewaarde, dan zijn de regels voor het graven in de bodem boven de interventiewaarden van toepassing. Voor het tijdelijk uitnemen betekent dat onder andere dat een meld- en informatieplicht geldt, een erkenningsplicht geldt voor het uitvoeren van de werkzaamheden en dat het terugplaatsen uitsluitend mag plaatsvinden in hetzelfde ontgravingsprofiel.
Aan de hand van de resultaten van het bodemonderzoek moet rekening gehouden worden met verschillende kwaliteitsklassen. Voor het tijdelijk uitnemen betekent dit dat zoveel mogelijk rekening houden met het stand still-principe zodat een wat meer verontreinigde grond niet teruggeplaatst wordt op een schonere bodem. Daarnaast is de (verwachte) kwaliteit van de bodem relevant in het kader van de zorgplicht (zie ook punt 6). - Schaalgrootte op en nabij dezelfde plaats: duidelijk en handhaafbaar. Bij het tijdelijk uitnemen uit een bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarden, mag het terugplaatsen plaatsvinden op of nabij het oorspronkelijke ontgravingsprofiel. De begrenzing/omvang van 'op of nabij' kan per situatie verschillend zijn. Bij de ene situatie is de (kadastrale) perceelgrens al te ruim, terwijl voor een andere situatie prima gebruikgemaakt kan worden van de grens van een projectlocatie bestaande uit meerdere kadastrale percelen. Van belang is dat de begrenzing van de tijdelijke uitname duidelijk, logisch en handhaafbaar dient te zijn en bovendien draagvlak moet kunnen hebben (te verdedigen moet zijn). Een aantal zaken om rekening mee te houden:
- Is de kwaliteit van de uitvoering gewaarborgd en is sprake van planmatig werken (bijvoorbeeld volgens een bestek)? Is een duidelijk grondstromenplan beschikbaar en/of sprake van dagelijks toezicht? NB: Voor een werk van kleine projectomvang (bijvoorbeeld 100 m3) hoeft het ontbreken van een grondstromenplan geen probleem te zijn. Bij een groter project kan zo'n grondstromenplan wel een noodzaak zijn. Desnoods kan dit afgedwongen worden op basis van de zorgplicht.
- Zijn resultaten van (eerder) uitgevoerd (indicatief) bodemonderzoek beschikbaar? Hoe meer gegevens bekend zijn, hoe kleiner de risico's dat er iets fout gaat. Een voorbeeld kan zijn: een wegbermtracé dat via een verkennend onderzoek is onderzocht. Mogelijk verschilt de kwaliteit van de (boven)grond per vak. De indeling van het tracé in vakken kan de basis vormen voor de begrenzing van de tijdelijk uitname (bijvoorbeeld uitsluitend terugbrengen in hetzelfde profiel binnen het betreffende vak).
- Ga na of binnen de begrenzing van het 'op of nabij'-gebied sprake is van vergelijkbare omstandigheden. Denk daarbij aan het historisch bodemgebruik, de (verwachte) bodemkwaliteit, de bodemopbouw, geohydrologie en het toekomstig gebruik van de locatie.
- In hoeverre de tijdelijke uitname plaatsvindt binnen of buiten de bebouwde kom kan van belang zijn op de schaalgrootte (omvang) waarbinnen de tijdelijke uitname kan plaatsvinden. Over het algemeen is in landelijk gebied minder sprake van heterogeniteit, meer grootschalig grondverzet, minder diversiteit in bodemgebruik en minder wisselende bodemkwaliteit, waardoor de risico's daar ook kleiner zijn.
- Gaat u met vervoersmiddelen de openbare weg op?
- Zorgplicht en risico's. Betrek de resultaten van voorafgaand bodemonderzoek, maar wees ook kritisch op afwijkende situaties tijdens de uitvoering van de graafactiviteit. Let bijvoorbeeld op organoleptische waarnemingen (bijvoorbeeld de aanwezigheid van olie of asbest). Ga na of de handelingen (oppakken en terugplaatsen) negatieve effecten kunnen hebben op de kwaliteit van het grondwater en oppervlaktewater. Kijk of de risico's op negatieve effecten kunnen toenemen na terugplaatsing van de grond of baggerspecie. Het is afhankelijk van de situatie welke zorgplicht geldt. Voor het tijdelijk uitnemen van grond uit de landbodem geldt de specifieke zorgplicht, de algemene zorgplicht of de zorgplicht uit het omgevingsplan. Voor het tijdelijk uitnemen van baggerspecie uit de waterbodem geldt de specifieke zorgplicht uit hoofdstuk 6 van het Bal voor rijkswateren, of de zorgplicht uit de waterschapsverordening voor regionale wateren.