Overgangsrecht saneringen Aanvullingswet bodem
Het overgangsrecht is van grote betekenis voor de uitvoeringspraktijk, omdat bodemsaneringen vaak lang duren. Het uitvoeren van bodemsaneringen op grond van de Wet bodembescherming (Wbb) kan in volle gang zijn op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt. Om te zorgen dat deze situaties kunnen worden afgerond onder het oude recht, is voor een aantal situaties in eerbiedigend overgangsrecht voorzien. Voor lopende bodemsaneringen is er een redeneerlijn overgangsrecht opgesteld.
Overgangsrecht
Het overgangsrecht voor saneringen is geregeld via de Aanvullingswet bodem en het Aanvullingsbesluit bodem. Er zijn onder de Wbb veel verschillende situaties denkbaar, waarop het overgangsrecht en daarmee het oude recht van toepassing kan zijn (wel of niet beschikt ernst en spoed, of ernst niet spoed, wel of geen saneringsplan ingediend, wel of geen BUS-melding, etc.).
Hierna worden de meest voorkomende situaties beschreven.
Sanering historische verontreinigingen
Er leven in de uitvoeringspraktijk vragen over de interpretatie van het overgangsrecht voor lopende bodemsaneringen van historische verontreinigingen. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft daarom in een brief aan de bevoegde overheden nader toegelicht hoe het overgangsrecht voor lopende bodemsaneringen van historische verontreinigingen moet worden gelezen.
1. Het bevoegd gezag Wbb heeft vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet een beschikking genomen dat spoedige sanering noodzakelijk is.
Het overgangsrecht is van toepassing op een beschikking ernst, waarbij een spoedige sanering noodzakelijk is. Om onder het overgangsrecht te vallen, hoeft de beschikking op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet niet onherroepelijk te zijn. Het oude recht is van toepassing op eventueel bezwaar en beroep. Dit volgt uit artikel 3.1 sub a Aanvullingswet bodem.
2A. De saneerder heeft vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet een saneringsplan ingediend.
Het gaat hier om alle ingediende saneringsplannen. Ook ingediende saneringsplannen waar het bevoegd gezag nog niet mee heeft ingestemd, omdat deze bijvoorbeeld kort voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn ingediend. Het is ook niet nodig dat het bevoegd gezag vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet al de verontreiniging beschikt heeft als een ernstig geval. Na inwerkingtreding van de Omgevingswet moet het bevoegd gezag Wbb Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) dan wel een beschikking ernst en spoed of ernst en niet spoed nemen, voordat het bevoegd gezag kan instemmen met het saneringsplan. Het overgangsrecht ziet dan op zowel de sanering als op het ernstige geval. Dit is samengevat in onderstaand figuur:
Zodra er een saneringsplan is ingediend, blijft de Wet bodembescherming in beginsel gelden, ook voor andere initiatiefnemers. Dat de Wet bodembescherming van toepassing blijft als er een saneringsplan is ingediend, volgt uit artikel 3.1 sub b Aanvullingswet bodem.
2B. De saneerder heeft vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet een deelsaneringsplan ingediend en er is nog geen besluit ernst en spoed, of ernst niet spoed genomen.
Als er een deelsaneringsplan is ingediend vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft het oude recht van toepassing uitsluitend voor het gedeelte waarop het saneringsplan betrekking heeft. Dit volgt uit artikel 3.1 sub b en c Aanvullingswet bodem.
2C. Er geldt een nazorgplan voor de locatie
Maatregelen en beperkingen zoals opgenomen in het nazorgplan leven voort onder het overgangsrecht. Het (gehele) oude recht blijft ook van toepassing op het geval van ernstige verontreiniging, zolang er geen volledige sanering heeft plaatsgevonden en er nog ernstige restverontreiniging aanwezig is. Het geval van ernstige verontreiniging beperkt zich dan alleen nog tot de contour waar de ernstige restverontreiniging aanwezig is.
Ook bij toekomstige activiteiten in de ernstige restverontreiniging komt een initiatiefnemer in het Wbb-spoor terecht (via artikel 28 Wbb), vanwege de algemene formulering 'Het recht blijft van toepassing' in artikel 3.1, lid 1, van de Aanvullingswet bodem.
3. Een BUS-melding of sanering op grond van artikel 39b Wbb
Een BUS-melding (BUS: Besluit uniforme saneringen) vervalt binnen 12 maanden nadat de melding is gedaan en er niet is gesaneerd. Als de melding na die 12 maanden vervalt, geldt het toetsingskader van de Omgevingswet voor de milieubelastende activiteit graven of saneren. Behalve als er een beschikking ernst en spoed is genomen op die locatie die onder het overgangsrecht van de Aanvullingswet bodem valt. In dat geval blijft de Wet bodembescherming ook gelden voor de ernstige (rest)verontreiniging.
Een BUS-sanering eindigt na instemming met het evaluatieverslag of nadat de saneerder de saneringsactiviteit heeft afgerond. Als na de sanering een leeflaag in stand moet worden gehouden, blijft die beperking rusten op het perceel.
Dit volgt uit artikel 3.1, lid 2, van de Aanvullingswet bodem.
4. Een maatregel of een beperking op grond van artikel 37, lid 4, Wbb
Het gaat hier om de maatregelen of beperkingen, die vastgesteld zijn in een beschikking ernst, niet-spoed. Deze maatregelen of beperkingen, bijvoorbeeld een monitoringsverplichting of het in stand houden van een verhardingslaag, moeten voorkomen dat alsnog actuele risico’s ontstaan voor mens, plant of dier. Deze maatregelen en beperkingen blijven van kracht onder de Omgevingswet.
Dit volgt uit artikel 3.2, onder d, van de Aanvullingswet bodem.
5. Een bevel tijdelijke beveiligingsmaatregelen op grond van artikel 43 Wbb
Als in een bevel als bedoeld in artikel 43, lid 1, onder b Wbb tijdelijke beveiligingsmaatregelen zijn opgelegd vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet, moeten deze maatregelen onder het overgangsrecht worden geëerbiedigd totdat het bevoegd gezag deze niet langer nodig vindt.
Dit volgt uit artikel 3.2, onder e, van de Aanvullingswet bodem.
6. Een vastgesteld en goedgekeurd plan op grond van artikel 55d Wbb
Een gebiedsplan op grond van artikel 55d Wbb valt onder het overgangsrecht als het vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet is vastgesteld en goedgekeurd. Dit volgt uit artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem. Dit plan wordt 4 jaar nadat de Omgevingswet van kracht is van rechtswege een programma, als bedoeld in artikel 3.4 van de Omgevingswet.
7. Een vordering voor het verhalen van kosten van verontreiniging van de bodem, bedoeld in artikel 75 Wbb
Het oude recht blijft van toepassing op het verhalen van kosten van een verontreiniging of
aantasting van de bodem (artikel 75, Wbb) als die verontreiniging of aantasting vóór
inwerkingtreding van de Omgevingswet is ontstaan en een vordering daarvoor is ingesteld. Dit volgt uit artikel 3.2, onder g, van de Aanvullingswet bodem.
8. Een melding op grond van artikel 28 Wbb
Een melding van een voorgenomen handeling met verontreinigde bodem volgens artikel 28 van de Wbb staat gelijk aan een melding en/of het leveren van gegevens en bescheiden voor de milieubelastende activiteiten graven in de bodem. Deze activiteiten staan in de paragrafen 4.119 en 4.120 van het Bal. Dit overgangsrecht voorkomt dat een initiatiefnemer opnieuw een melding op grond van het Bal moet doen. Dit is geregeld met artikel XV van het Aanvullingsbesluit bodem. Een dergelijke gelijkstelling is niet geregeld als de melding wordt ingediend in het kader van een grondwateronttrekking.
Op deze graafwerkzaamheden gelden na inwerkingtreding van de Omgevingswet de algemene regels Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) voor graven in de bodem uit het Bal. Deze regels zijn vergelijkbaar met wat gold onder de Wet bodembescherming. Als bij de melding van artikel 28 van de Wbb ook een saneringsplan (artikel 39 Wbb) of een BUS-melding (artikel 39b Wbb) is ingediend, gelden de regels van het Bal niet. Dan blijft de Wbb van toepassing (zie onder 2 en 3). De Wbb blijft ook gelden als het bevoegd gezag Wbb in een beschikking volgens artikel 29 en 37 van de Wbb heeft vastgesteld dat er ernstige bodemverontreiniging is waarbij een spoedige sanering noodzakelijk is. Zie hiervoor punt 1.
Nieuwe verontreiniging, ontstaan vóór inwerkingtreding Omgevingswet
1. Een aanwijzing op grond van artikel 27, lid 2 Wbb
Het oude recht blijft van toepassing op een aanwijzing, zoals bedoeld in artikel 27 lid 2 Wbb, mits die is gegeven vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet. Deze aanwijzing heeft betrekking op de te nemen maatregelen. Dat de aanwijzing onder overgangsrecht valt volgt uit artikel 3.2, onder a, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet.
2. Nieuwe verontreinigingen op grond van artikel 13 Wbb
Op nieuwe verontreinigingen of aantastingen veroorzaakt tussen 1 januari 1987 (datum van inwerkingtreding van de Wbb) en de inwerkingtreding van de Omgevingswet, geldt overgangsrecht. Voor deze situaties blijft de zorgplicht van artikel 13 Wet bodembescherming gelden. De artikelen 27, 88 en 95 van de Wet bodembescherming blijven dan van toepassing. Handhaving van vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet veroorzaakte 'nieuwe' verontreinigingen of aantastingen valt dus onder het oude recht. Zie Zorgplicht bodemverontreiniging.
3. Een maatregel op grond van artikel 30 lid 1 en 4 Wbb
Het oude recht blijft van toepassing op een maatregel om een ongewoon voorval weg te nemen (artikel 30, lid 1 of lid 4 Wbb) die is vastgesteld vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet. Dit volgt uit artikel 3.2, onder c, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet.
Overige overgangsrechtbepalingen
Een gedoogplicht
Het volgende geldt voor een opgelegde gedoogplicht (ex artikel 70 Wbb) voor:
- het verrichten van onderzoek
- het aanbrengen
- het aanwezig zijn
- het onderhoud
- het gebruik, en
- het verwijderen van middelen:
Deze geldt als gedoogplicht voor het verrichten van onderzoek naar verontreiniging van de bodem als bedoeld in artikel 10.13b van de Omgevingswet.
Als de procedure voor het opleggen van de gedoogplicht nog niet is afgerond, blijft het oude recht daarop van toepassing tot:
- het besluit onherroepelijk is, als tegen het besluit beroep open staat
- het besluit van kracht wordt, als tegen het besluit geen beroep open staat
Dit staat in artikel 4.2 onder p, 4.3, 4.4 of 4.5 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Verklaring van niet-reinigbaarheid verontreinigde grond
Het oude recht blijft van toepassing op een verklaring van niet-reinigbaarheid van verontreinigde grond (artikel 28a, Wbb) die vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet is afgegeven. Dit volgt uit artikel 3.2, onder b, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet.
Eerbiedigend overgangsrecht
Eerbiedigende werking betekent dat de Wbb blijft gelden voor situaties die in de Aanvullingswet bodem zijn benoemd. In sommige gevallen kan ook het oude overgangsrecht (2006) uit de Wijzigingswet Wet bodembescherming van toepassing zijn. Dit staat in artikel 3.7 van de Aanvullingswet bodem.
Geen vaste einddatum eerbiedigend overgangsrecht
Bodemsaneringen duren vaak lang. Zeker bij saneringen met nazorgmaatregelen (zie artikel 39d Wbb) en beheermaatregelen (zie artikel 37 lid 4 Wbb).
Een uniforme vaste einddatum is niet vast te stellen. Daarom kent de Aanvullingswet bodem geen vaste einddatum voor het eerbiedigend overgangsrecht.
Bevoegd gezag Wet bodembescherming
De invoering van de Omgevingswet leidt voor bodemtaken tot een andere taakverdeling over decentrale overheden. Voor de overgangsrechtsituaties, die hierboven staan, blijft bevoegd gezag Wbb het aangewezen bevoegde gezag.
Zie ook
- Aanvullingswet bodem
- Overgangsrecht graven en saneren
- Redeneerlijn en veelgestelde vragen overgangsrecht
- Wet bodembescherming (Wbb)
- Wet bodembescherming (wetten.nl)
Webinar Overgangsrecht Wbb
Bevoegd gezag Wbb
Bevoegd gezag Wbb (Wet bodembescherming) zijn de provincies en 29 grotere gemeenten die via het Besluit aanwijzing bevoegd gezag gemeenten Wbb zijn aangewezen als bevoegd gezag Wbb. De Wbb blijft relevant voor locaties en saneringen die onder het overgangsrecht uit de Aanvullingswet bodem Omgevingswet vallen. Een overzicht van contactgegevens staat op Rijksoverheid.nl.
Algemene regels
Algemene regels zijn regels die voor iedereen gelden. Met 'iedereen' bedoelen we iedereen die iets doet of wil doen waarop de regels van toepassing zijn. Alle overheden kunnen algemene regels vaststellen.
Meer informatie op de pagina Algemene regels.