Gelijkwaardige maatregelen externe veiligheid
Deze pagina gaat in op het omgaan met gelijkwaardige maatregelen bij maatregelen die zijn voorgeschreven in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Ook bij voorgeschreven maatregelen in een omgevingsplan, waterschapsverordening of omgevingsverordening kan het bevoegd gezag gelijkwaardige maatregelen toestaan.
Degene die een activiteit verricht, kan bijna altijd in plaats van de voorgeschreven maatregel een gelijkwaardige maatregel treffen. Bij hem ligt de bewijslast van het aantonen van de gelijkwaardigheid. Vervolgens is het aan het bevoegd gezag om de gelijkwaardigheid hiervan te beoordelen.
Ten minste hetzelfde resultaat
Het toepassen van gelijkwaardige maatregelen is geregeld in artikel 4.7 van de Omgevingswet. Het gaat om een maatregel waarmee ten minste hetzelfde resultaat wordt bereikt als met de algemene regel. Het waarborgen van de veiligheid is het algemene doel van de maatregelen voor activiteiten met externe veiligheidsrisico's. In het bijzonder gaat het om het beperken van de kans op en het voorkomen van ongewone voorvallen en de nadelige gevolgen daarvan. Daarnaast moet goed gekeken worden naar het specifieke doel van de voorgeschreven maatregel. Het doel staat vaak beschreven in de Nota van Toelichting bij het betreffende artikel.
Gelijkwaardigheid maatregelen Bal
Er is voor maatregelen uit het Bal bijna altijd een mogelijkheid voor het bevoegd gezag om een gelijkwaardige maatregel toe te staan. Meestal is vooraf toestemming van het bevoegd gezag nodig om een gelijkwaardige maatregel toe te mogen passen. Soms is dat niet zo. Dit verschilt per paragraaf van hoofdstuk 4 van het Bal. Als daarin geen artikel over gelijkwaardige maatregelen staat, is op grond van artikel 4.7 van de Omgevingswet toestemming vooraf nodig. In sommige paragrafen van hoofdstuk 4 staat een uitzondering op deze hoofdregel.
Soms mag men een gelijkwaardige maatregel zonder toestemming vooraf toepassen, maar moet men deze wel van tevoren melden. Het is dan verboden de activiteit te starten zonder de melding te doen. Vaak is dit het geval bij maatregelen uit de diverse PGS richtlijnen. Daarom: kijk altijd goed in de betreffende paragraaf in hoofdstuk 4 van het Bal of dit voor u geldt. Een voorbeeld is artikel 4.1006 dat een gelijkwaardige maatregel voor de PGS 15 zonder toestemming vooraf mogelijk maakt. Hierbij moet de initiatiefnemer wel minimaal 4 weken van tevoren dit melden aan het bevoegd gezag, In die melding levert de initiatiefnemer een beschrijving van de maatregel aan en gegevens waaruit blijkt dat die maatregel hetzelfde resultaat bereikt als de voorgeschreven maatregel.
Een voorbeeld van gelijkwaardigheid is het plaatsen van gasflessen tegen een gevel waarin ramen of deuren zijn aangebracht. De PGS 15 geeft aan dat de gevel tot 2 meter links en rechts en tot 4 meter boven de gasflessen een brandwerendheid moet bezitten van ten minste 60 minuten. Wanneer echter ramen en deuren in de gevel aanwezig zijn, wordt niet meer aan deze eis voldaan. Wanneer afscherming van de gasflessen plaatsvindt met een zijwand of afdak met een gelijkwaardige brandwerendheid, wordt een gelijkwaardig veiligheidsniveau bereikt.
Gelijkwaardigheid mogelijk bij afstanden uit Bal
Voor verschillende activiteiten zijn externe veiligheidsafstanden van toepassing. Deze afstanden gelden tot de begrenzing van de locatie waar de activiteit wordt verricht. Als dat niet mogelijk is, zijn de afstanden van toepassing tot gebouwen en locaties buiten deze begrenzing. Het doel van de externe veiligheidsafstanden is om de omgeving te beschermen tegen een ongeval bij een activiteit met gevaarlijke stoffen.
In het Bal zijn alleen externe veiligheidsafstanden vastgesteld voor activiteiten waarvoor een meldingsplicht geldt. Voor vergunningplichtige activiteiten gelden afstanden in de vorm van instructieregels gericht tot het bevoegd gezag.
In een enkel geval is het mogelijk voor het bevoegd gezag om in het omgevingsplan een kleinere afstand toe te passen dan de afstand uit het Bal. Dit kan dan in combinatie met een ten minste gelijkwaardige maatregel (zoals bedoeld in artikel 4.7 van de Omgevingswet) waarvoor toestemming is verleend. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een brandwerende voorziening, waarmee gebouwen en locaties beschermd worden tegen een ongeval.
Die mogelijkheid is beperkt tot meldingsplichtige activiteiten die in bijlage VII van het Bkl, onderdeel A, zijn genoemd. Dit staat in het Bkl in artikel 5.8, tweede lid, onder a. Het gaat dan om activiteiten zoals een LPG-tankstation of een klein gasdrukmeet- en regelstation.
Gelijkwaardigheid niet mogelijk bij afstanden uit Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
De regels uit het Bkl zijn instructieregels gericht aan het bevoegd gezag. Uit het karakter van de instructieregel blijkt in hoeverre het bevoegd gezag hierbij afwegingsruimte heeft. Instructieregels die zijn geformuleerd als grenswaarde, geven het beschermingsniveau aan dat ten minste in acht genomen moet worden. Dit is het geval bij onder andere het plaatsgebonden risico voor kwetsbare gebouwen en locaties en zeer kwetsbare gebouwen.
Een afstand bij activiteiten die het bevoegd gezag in acht moet nemen of waarmee het bevoegd gezag rekening moet houden, valt niet onder artikel 4.7 van de Omgevingswet. Voor de afstanden zelf zijn dus geen gelijkwaardige maatregelen mogelijk.
Gelijkwaardigheid maatregelen uit Bbl
Het Bbl schrijft aanvullende bouweisen voor aan nieuwbouw en vervangende nieuwbouw van beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen in een brandvoorschriftengebied of een explosievoorschriftengebied. De aanvullende bouweisen zijn bedoeld om de gevolgen van een brand of een explosie in dat gebied voor personen in die gebouwen te beperken. Dit staat in artikel 4.90 van het Bbl. De extra bouwtechnische maatregelen zijn voorgeschreven in de artikelen 4.91 tot en met 4.96. Dit is een maatregelpakket per scenario, uitgaande van een brand en/of explosie.
Ook voor de maatregelen uit het Bbl in brand- en explosievoorschriftengebieden is het mogelijk een gelijkwaardige maatregel toe te passen. Het vervangen van een technische bouweis uit het Bbl door een omgevingsmaatregel is een voorbeeld van het toepassen van gelijkwaardigheid. Zo kan een aarden wal of een opvanggeul voor uitstromende brandbare vloeistoffen soms gelijkwaardig of beter beschermen dan een brandwerende gevel. Een ander voorbeeld is een kantoorgebouw op een industrieel complex dat is voorzien van een adequate alarmeringsvoorziening voor brand- of explosiegevaar gecombineerd met tijdig en veilig bereikbare en beschermde schuilgelegenheden.
Borging maatregelen
Het is van belang te waarborgen dat de alternatieve maatregel in stand wordt gehouden. En dat duidelijk is wie daarvoor verantwoordelijk is. In het omgevingsplan kunnen hiervoor specifieke regels worden opgenomen. Dit volgt uit artikel 4.1 van de Omgevingswet.
Beoordeling gelijkwaardigheid
De bewijslast van het aantonen van de gelijkwaardigheid van een door een exploitant of initiatiefnemer voorgestelde alternatieve maatregel ligt bij degene die de activiteit verricht. Niet bij het bevoegd gezag.
Het bevoegd gezag heeft een zekere beoordelingsruimte bij de beoordeling van gelijkwaardige maatregelen. De beoordeling richt zich op het doel dat de wetgever met de voorgeschreven maatregelen heeft willen bereiken.
Het Handboek Omgevingsveiligheid van het RIVM en de Maatregelenwiki bieden handvatten voor degene die de activiteit verricht om aan te tonen dat het alternatief gelijkwaardig is. Ook kan het bevoegd gezag deze documenten gebruiken om de gelijkwaardigheid te beoordelen. Het bevoegd gezag kan daarnaast wettelijke adviseurs zoals de veiligheidsregio en GHOR betrekken bij de beoordeling. Deze adviseurs kunnen vanuit hun deskundigheid input geven over de gelijkwaardigheid van de maatregelen. Het bevoegd gezag en de adviseurs kunnen tevens een deskundig oordeel vragen aan het RIVM.