Publicatiereeks gevaarlijke stoffen (PGS) 15 - Opslag van gasflessen - inleiding
Hoofdstuk 6 van de Publicatiereeks gevaarlijke stoffen (PGS) 15 beschrijft de eisen aan opslagvoorzieningen voor gasflessen. Het gaat hierbij om de meest voorkomende situaties, zowel van opslagvoorzieningen als het soort gassen.
Let op: u bekijkt nu de handleiding PGS 15 versie 2021. De handleidingen PGS 15 versie 2016 en versie 2011 kunt u bekijken in het webarchief van Kenniscentrum InfoMil.
Onderstaand de volgende onderwerpen uit hoofdstuk 6 van de PGS 15:
Toepassingsgebied
Een gasfles is een verplaatsbare drukhouder met een waterinhoud van niet meer dan 150 liter. Voor de opslag daarvan gelden de voorschriften van de PGS 15.
In paragraaf 4.98 van het Besluit activiteiten leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bal) staan de voorschriften voor de opslag van gevaarlijke stoffen in verpakking. Hiertoe behoren ook gasflessen.
In artikel 3.27 van het Bal wordt het opslaan van meer dan 125 liter brandbare gassen van ADR Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup)-klasse 2 in gasflessen aangewezen als milieubelastende activiteit. De reden hiervoor is dat gasflessen meestal een inhoud hebben van 60 liter, en dat PGS 15 dan van toepassing is bij meer dan 2 gasflessen. Het gaat hierbij dus om verpakkingen van ADR-klasse 2. Hiertoe behoren gasflessen en gasflessenbatterijen die tot het vervoer (VLG/ADR) zijn toegelaten. Een gasflessenbatterij valt ook onder het begrip 'gasfles', zoals bedoeld in hoofdstuk 6. De voorschriften in dit hoofdstuk gelden dus ook voor gasflessenbatterijen. Dat wil zeggen: daar waar 'gasfles' staat benoemd, kan ook 'gasflessenbatterij' worden gelezen.
De gassen die onder ADR-klasse 2 vallen, kennen de volgende algemene gevaareigenschappen:
- verstikkend
- oxiderend
- brandbaar
En daarnaast de volgende specifieke gassen:
- samengeperste lucht
- ammoniak
- koelgassen
- ethyleenoxide
Bijlage H van PGS 15 geeft een overzicht van gassen waarvoor de PGS 15 in ieder geval geldt. Dit is geen compleet overzicht, maar een overzicht van de meest voorkomende gassen. Op het moment dat gassen worden opgeslagen die niet in Bijlage H zijn genoemd, is maatwerk nodig.
Nieuw in PGS 15:2021 ten opzichte van PGS 15:2016 is dat gassen met giftige of bijtende inhoud nu binnen het toepassingsgebied vallen.
Toelichting schema toepassingsgebied:
- De drukontlastvoorziening kan worden herkend als breekplaatjes of veerveiligheid die zich bevinden in de kop van de gasfles of die zijn geïntegreerd in de afsluiter.
- Het aantal gasflessen of laskarren dat als werkvoorraad mag worden beschouwd, is afhankelijk van de specifieke situatie binnen een bedrijf.
- PGS 15 geldt niet voor gasflessen die zijn aangesloten op een verzamelleiding. Tenzij deze verzamelleiding in een opslagvoorziening ligt, waar ook niet-aangesloten gasflessen aanwezig zijn. Voor de aangesloten gasflessen in een PGS 15-opslagvoorziening gelden dezelfde voorschriften als voor gasflessen die niet aan het leidingnet zijn gekoppeld. Daarnaast gelden voor gasflessen aan een leidingnet aanvullende eisen voor appendages en het leidingwerk. Dit valt buiten de reikwijdte van PGS 15. Voorschrift 6.2.11 van PGS 15 over het verbod tot het openen van afsluiters geldt dan niet.
- (Gesloten) cryohouders met een gezamenlijk volume van meer dan 150 liter vallen onder het toepassingsgebied van de PGS 9.
Relatie met voorschriften uit hoofdstuk 3
Naast de voorschriften in hoofdstuk 6 van de PGS 15, gelden ook de volgende voorschriften uit hoofdstuk 3 voor de opslag van gasflessen:
- 1.3 werkvoorraad
- 2.1 maximaal 1.000 m2
- 2.2 WBDBO 60 min
- 2.4 inpandig maximaal 2.500 l
- 2.5 op verdieping/kelder maximaal 500 l
- 2.6 incidenten niet verplaatsen van ene naar andere opslagvoorziening
- 2.7 en 3.2.8 opslagvoorziening van niet brandgevaarlijk materiaal
- 2.9. brandwerendheid NEN 6069
- 2.10 deur zelfsluitend
- 2.13 opslagvoorziening niet in vluchtroute
- 4.10 en 3.4.11 instructie incident
- 4.12 procedure omgaan gevaarlijke stoffen
- 7.1-3.7.4 eisen aan stellingen
- 7.6-3.7.8 opslag pallets
- 9.1 maatregelen vrijkomen dampen (ventilatie)
- 11.1-3.11.3 eisen aan verpakking
- 12.1 per 200 m2 brandblusser
- 13.1 verbod op roken en open vuur
- 13.2 waarschuwingsborden buitenzijde
- 13.3 veiligheidsinformatiebladen zijn beschikbaar
- 14.1 > 2.500 kg aangestelde deskundige
- 14.2 opleiding/instructie bestuurders transportmiddelen
- 15.1 > 2.500 kg journaal
- 16.1 ontoegankelijk voor onbevoegden
- 17.1 deur van binnen openen zonder sleutel
- 17.2 twee vluchtroutes bij afstand van > 15 m vanaf de deur
- 17.3 noodverlichting
- 18.1 verwarming niet in open verbinding met opslagvoorziening
- 19.1-3.19.2 intern noodplan bij > 250 l ammoniak of ethyleenoxide
- 19.4 persoonlijke beschermingsmiddelen
- 19.5 deskundige bedrijfshulpverleningsorganisatie
Uitzondering onverenigbare stoffen
Volgens hoofdstuk 3 mogen stoffen die een gevaarlijk mengsel kunnen vormen, niet bij elkaar worden opgeslagen. Bij gasflessen is hiervoor een uitzondering gemaakt in hoofdstuk 6. Het achterliggende idee is dat de kans verwaarloosbaar is dat 2 gasflessen tegelijkertijd falen, de gassen met elkaar vermengen en worden ontstoken. Het is wel van belang dat de gassen per gelijksoortige groep worden opgeslagen (dezelfde kleurencode), waardoor het omwisselen van gassen wordt voorkomen.
Kenmerken en etikettering
Gasflessen zijn op de schouder van de fles voorzien van een laag verf in een bepaalde kleur, uitgezonderd gasflessen voor propaan, butaan of koelgassen. De kleur geeft het gevaaraspect van het gas aan. Daarnaast hebben sommige specifieke gassen hun eigen kleur. Deze kleurcodering is vastgelegd in NEN-EN 1089-3. Er is geen wettelijke verplichting voor deze kleurcodering, maar in de praktijk volgen de gasleveranciers de vermelde norm.
Deze kleurcodering vormt een belangrijk hulpmiddel voor de opslag van gasflessen. Volgens PGS 15 moeten gasflessen met gelijksoortige gevaaraspecten bij elkaar worden opgeslagen. De kleurcodering vereenvoudigt dit. Ook voorkomt de kleurcodering dat per vergissing een verkeerde gasfles wordt opgepakt.
Daarnaast zijn aan sommige gassen vaste kleuren toegekend.
- argon: donkergroen
- helium: lichtbruin
- acetyleen: donkerbruin
- zuurstof: wit
- stikstof: zwart
- distikstofoxide (lachgas): donkerblauw
- koolzuur: grijs
In voorschrift 6.1.2 van de PGS 15 staat welke aspecten op een gasfles vermeld moeten zijn. Het gaat onder andere om het UN-nummer, een gevaaretiket volgens VLG/ADR, IMDG en/of CLP en de datum van het volgende periodieke onderzoek. Afhankelijk van het type gas (samengeperste gassen of vloeibaar gemaakte gassen) moet een aantal andere zaken zijn opgenomen. Deze staan in voorschrift 6.1.2 uit de PGS 15 en NEN-EN-ISO-13769.
De gevaaretiketten, of veiligheidsetiketten zoals ze ook wel worden genoemd, hebben de vorm van een op zijn punt staand vierkant. Deze geven door hun kleur en opschrift de gevaareigenschappen van de inhoud van de gasfles aan (ADR 5.2.2.2.2).
De volgende enkelvoudige etiketten voor gasflessen komen voor:
Toelichting op de etiketten
- 2.2: niet-brandbare, niet-giftige gassen (verstikkende gassen), groen met symbool gasfles, '2' in benedenhoek
- 2.1: brandbare gassen, rood met symbool vlam, '2' in benedenhoek
- 2.3: giftige gassen, wit met symbool doodshoofd met gekruiste beenderen, '2' in benedenhoek
Ook kunnen combinaties voorkomen. Onderstaande combinaties zijn voorbeelden:
- 2.2 + 5.1: oxiderende gassen, etiket 2.2, groen zoals eerder vermeld, etiket 5.1, geel met symbool vlam boven een cirkel, '5.1' in benedenhoek
- 2.3 + 8: giftige en bijtende gassen, etiket 2.3, wit zoals eerder vermeld, etiket 8, zwart-wit met symbool 2 reageerbuisjes waaruit druppels vallen die een hand en metaal aantasten, '8' in benedenhoek
- 2.3 + 2.1: giftige en brandbare gassen, etiket 2.3, wit zoals eerder vermeld, etiket 2.1, rood zoals eerder vermeld
Keurmerk
In voorschrift 6.1.3 van PGS 15 staat dat (periodiek) gekeurde gasflessen zijn voorzien van een 'ingeslagen keurmerk'. In het ADR (voorschrift 5.2.1.6) wordt voorgeschreven dat alle kenmerken ingeslagen aanwezig moeten zijn, of op een duurzaam informatieplaatje aan de fles of op een hechtend en duidelijk zichtbaar opschrift.
Een gasfles is goedgekeurd wanneer het '1e onderzoek' is uitgevoerd en de gasfles vervolgens overeenkomstig het keuringsinterval is herkeurd. Zie bijlage H PGS 15 en/of de verpakkingsinstructie P200 in hoofdstuk 4.1 van het ADR.
De herkeuringstermijn is voor de meest voorkomende gassen 10 jaar, met uitzondering van ammoniak en ethyleenoxide (5 jaar). Wanneer een leverancier aan bepaalde voorwaarden voldoet, kan de herkeuringstermijn voor LPG/propaan/butaanflessen worden verlengd van 10 naar 15 jaar. Deze termijnen zijn vastgelegd in de Europese Richtlijn voor Transportabele Drukapparatuur (TPED), en in Nederland geïmplementeerd via de Regeling vervoerbare drukapparatuur.
Gasflessen die overeenkomstig de Europese Richtlijn zijn gemaakt, zijn voorzien van het pi-teken.
Datum van herkeur
Voor het beantwoorden van de vraag of een gasfles is goedgekeurd, wordt alleen naar de 'datum van herkeur' gekeken. Voor een keuringsinterval van 5 jaar moet de maand/jaar-combinatie zijn aangegeven. Voor overige keuringsintervallen kan worden volstaan met het jaar. Is deze maand of het jaar verstreken, dan is de gasfles niet goedgekeurd. Deze datum van herkeur is onuitwisbaar op de schouder van de gasfles aangebracht. Of op een ring of etiket dat duidelijk zichtbaar en duurzaam aan de gasfles is bevestigd.
PGS 15 schrijft voor (voorschrift 6.2.10) dat alleen goedgekeurde gasflessen in een inrichting aanwezig zijn. De vergunninghouder ziet erop toe dat de herkeuringstermijn van de gasflessen die in gebruik zijn, niet is verstreken. Het gebruik van gasflessen met een verlopen keuringstermijn is toegestaan, als aangetoond wordt dat een langere gebruiksperiode acceptabel is. Dit kan bijvoorbeeld bij een lage gebruiksfrequentie van de gasfles. De gasflessen moeten wel zichtbaar in goede staat van onderhoud verkeren en onder normale bedrijfsomstandigheden worden gebruikt. Volgens de NEN -EN 1968 is het dan toegestaan gasflessen met een overschrijding van de keuringstermijn (ten hoogste 2 maal deze periode) binnen de inrichting aanwezig te hebben en te gebruiken. Het vullen van dergelijke gasflessen is verboden.
In de laatste versie van PGS 15 staan aanvullende voorschriften voor niet-hervulbare gasflessen. Deze moeten zijn voorzien van het opschrift ‘niet hervulbaar’. Een niet-hervulbare gasfles mag niet langer gebruikt worden dan de ontwerplevensduur op de gasfles. Bij het ontbreken van een levensduur mag de gasfles maximaal 10 jaar na het eerste onderzoek in de opslag aanwezig zijn.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.
ADR
Op 30 september 1957 te Genève tot stand gekomen Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg (Trb. 1959, 171). Dit staat in bijlage I van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Uitleg
ADR staat voor Accord européen relatif au transport international de marchandises Dangereuses par Route. Afhankelijk van de specifieke eigenschappen van de gevaarlijke stoffen zijn deze ingedeeld in gevarenklassen. Meer informatie staat op de ADR-pagina van het RIVM.