Publicatiereeks gevaarlijke stoffen (PGS) 15 - Voorschriften voor de opslag van spuitbussen en gaspatronen
Er gelden voorschriften voor de opslag van spuitbussen en gaspatronen, bij opslag onder en boven de 10 ton. Verder zijn er verschillende beschermingsniveaus.
Let op: u bekijkt nu de handleiding PGS 15 versie 2021. De handleidingen PGS 15 versie 2016 en versie 2011 kunt u bekijken in het webarchief van Kenniscentrum InfoMil.
- Algemeen
- Opslag tot en met 10 ton
- Opslag boven de 10 ton
- Bepaling grenswaarden voor vaststellen beschermingsniveau
Algemeen
Bij het samenstellen van de voorschriften is in alle situaties uitgegaan van een brandcompartiment. Als spuitbussen of gaspatronen worden opgeslagen in een open opslagvoorziening, dan kan hier gemotiveerd van worden afgeweken.
De opslageisen voor spuitbussen wijken af van de opslagvereisten voor gevaarlijke stoffen in 'gewone' verpakking. Dit vanwege de specifieke gevaaraspecten van spuitbussen. Een bij een brand betrokken spuitbus kan exploderen. Dit kan leiden tot een vuurbal en/of drukgolf. Doordat de inhoud van een spuitbus onder druk staat, is het mogelijk dat een spuitbus bij brand wegschiet (rocketeren), met een risico op het 'domino-effect'.
De eisen aan de opslag van spuitbussen zijn afhankelijk van de volgende factoren:
- Worden spuitbussen in combinatie met andere gevaarlijke stoffen opgeslagen? En zo ja: hoeveel gevaarlijke stoffen zijn aanwezig?
- Wat is de gezamenlijke inhoud van de spuitbussen? En wat is de ADR Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup)-klasse van de inhoud daarvan?
- Wat is het oppervlak van de opslagvoorziening?
- Tot hoe hoog zijn de spuitbussen gestapeld?
In hoofdstuk 7 zijn de voorschriften voor de opslag van spuitbussen of gaspatronen opgenomen. Naast de voorschriften in hoofdstuk 7 zijn ook de voorschriften uit hoofdstuk 3 van toepassing. Zijn er alleen spuitbussen opgeslagen, niet in combinatie met andere gevaarlijke stoffen? Dan zijn de paragrafen 3.3, 3.4.3, 3.5, 3.6, 3.10 en 3.19.2 uitgezonderd.
De overige eisen die in het hoofdstuk worden genoemd, zijn van toepassing op 2 situaties. Ten eerste de situatie waarin alleen spuitbussen met gevaarlijke inhoud aanwezig zijn. Ten tweede de situatie waarin spuitbussen in combinatie met (andere) gevaarlijke stoffen worden opgeslagen.
De belangrijkste eisen voor de opslag voor spuitbussen (voor zover ze vallen onder de werkingssfeer van hoofdstuk 7) zijn:
- Opwarming van spuitbussen of gaspatronen tot boven de 50°C moet worden voorkomen.
- Opslag van spuitbussen moet in alle gevallen plaatsvinden in een brandcompartiment. Bij open opslag is maatwerk noodzakelijk.
- De ruimte tussen spuitbussen en plafond/dak moet in alle gevallen meer dan 0,5 meter zijn.
Opslag tot en met 10 ton
- Er geldt een maximale stapelhoogte van 3,6 meter als er geen gebruik wordt gemaakt van stellingen.
- Bij een combinatie met andere verpakte gevaarlijke stoffen moeten spuitbussen worden afgeschermd door hekwerk. Behalve als het oppervlak van de opslagvoorziening kleiner is dan 100 m2. In een apart brandcompartiment is een maximale oppervlakte tot 300 m2 toegelaten.
Opslag boven de 10 ton
- De totale vloeroppervlakte van de opslagvoorziening mag maximaal
2.500 m2 zijn. Ten hoogste 1.900 m2 mag in gebruik zijn voor de opslag van spuitbussen of gaspatronen. - Er moet een geschikte brandbeveiligingsinstallatie aanwezig zijn, die voldoet aan de eisen van beschermingsniveau 1. Hierbij moet worden voldaan aan de voorschriften van de paragrafen 4.6, 4.7 en 4.8. In de uitgangspunten van de brandbeveiligingsinstallatie wordt ook de stapelhoogte bepaald.
Bepaling grenswaarden voor vaststellen beschermingsniveau
Als meer dan 10.000 kg spuitbussen aanwezig zijn, is hoofdstuk 4 van de PGS 15 van toepassing. In alle gevallen geldt dat voldaan moet worden aan de paragrafen 4.6, 4.7 en 4.8.
De grenswaarden voor het vaststellen van het beschermingsniveau uit tabel 4.2 van PGS 15 zijn gebaseerd op het gevaaraspect dat op de spuitbus is vermeld. Spuitbussen met een brandbare inhoud (alle vlampunten) gelden daarbij als ADR-klasse 3 (grenswaarde 400 kg). Spuitbussen met een inhoud die niet brandbaar is, moeten worden beoordeeld aan de hand van hun ADR-classificatie.
Voorbeeld
In een opslagvoorziening van 1.000 m2 is 20 ton spuitbussen opgeslagen. 300 kg daarvan is ontvlambaar, 300 kg zeer licht ontvlambaar en de rest corrosief/oxiderend. Welk beschermingsniveau hoort bij deze opslagvoorziening?
Alle spuitbussen met een brandbare inhoud vallen onder ADR-klasse 3, zodat met een totaal van 600 kg de grenswaarde voor die klasse wordt overschreden. De overige spuitbussen vallen onder ADR-klasse 8. Als er meer dan 400 kg aan ADR-klasse 3 aanwezig is, geldt in principe beschermingsniveau 1. Vanwege de oppervlakte van de opslagvoorziening kan beschermingsniveau 2a niet worden toegepast.
ADR
Op 30 september 1957 te Genève tot stand gekomen Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg (Trb. 1959, 171). Dit staat in bijlage I van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Uitleg
ADR staat voor Accord européen relatif au transport international de marchandises Dangereuses par Route. Afhankelijk van de specifieke eigenschappen van de gevaarlijke stoffen zijn deze ingedeeld in gevarenklassen. Meer informatie staat op de ADR-pagina van het RIVM.