Webcollege vergunningverlening omgevingsveiligheid
Dit webcollege gaat onder meer over:
- hoe een initiatiefnemer kan zien wat op welke locatie is toegestaan
- wat er in het omgevingsplan staat en wanneer iemand een vergunning aan moet vragen om af te wijken van het omgevingsplan
- hoe de vergunningverlening onder het omgevingsplan in zijn werk gaat
- wat er geldt voor aandachtsgebieden en voorschriftengebieden bij het van kracht worden van de Omgevingswet
- wat iemand moet weten over plaatsgebonden risico en aandachtsgebieden bij een vergunningaanvraag
(Naast een logoanimatie verschijnt de beeldtekst: Aan de slag met de Omgevingswet. Omgevingsveiligheid en vergunningverlening (film 3).)
EEN VROUW:
Met het in werking treden van de Omgevingswet is de vergunning die dan geldt leidend voor het initiële omgevingsplan. De rechten die een bedrijf heeft op grond van zijn vergunning, moet de gemeente in het omgevingsplan opnemen. De aandachtsgebieden die daarbij horen, worden door het bevoegd gezag beschikbaar gesteld en ontsloten via het Register Externe Veiligheid, het REV.
(Het verhaal van de vrouw wordt ondersteund door een animatie.)
(Beeldtekst: Op 1/1/2022: Bestaande rechten in omgevingsplan. Aandachtsgebieden in REV.)
Er komt echter een moment dat een vergunning vernieuwd moet worden, bijvoorbeeld omdat de termijn verloopt of omdat de activiteiten wijzigen. Of het bedrijf heeft een nieuw initiatief. Hoe kom je dan, als initiatiefnemer, aan de juiste informatie over wat op een bepaalde locatie wel of niet is toegestaan? In eerste instantie is het omgevingsplan van de gemeente de beste informatiebron. Daarin staan regels waar de activiteiten aan moeten voldoen. Ook is hierin aangegeven waar welke ruimte is voor ontwikkelingen. Het omgevingsplan is te vergelijken met een bestemmingsplan, maar het werkt net even iets anders. Stel: een ondernemer wil in een bestaand pand een bedrijf beginnen. Hoe gaat dit dan straks onder de Omgevingswet? Het begint met het begrip inrichting. Dit begrip komt niet voor in de Omgevingswet. In plaats van een inrichting wordt gesproken over activiteiten. Dus bij het starten van een bedrijf moet eerst gekeken worden naar de activiteiten die het bedrijf gaat uitvoeren. Een activiteit, nieuw of gewijzigd, wordt altijd door de aanvrager, in dit geval de ondernemer, getoetst aan het omgevingsplan via het Digitaal Stelsel Omgevingswet, ook wel DSO genoemd. Als het omgevingsplan de activiteit toestaat of toestaat na een melding, kan de ondernemer, na eventueel melden, starten met zijn activiteit.
(Beeldtekst: Ook voor een MBA (milieubelastende activiteit) moet een vergunning of melding gedaan worden.)
Het omgevingsplan kan ook aangeven dat voor een activiteit een vergunning vereist is. Alleen na het verlenen van de vergunning is dan de activiteit op die betreffende locatie binnen het omgevingsplan toegestaan. Daarnaast kan het ook zijn dat de activiteit niet in het omgevingsplan is toegestaan. In dat geval moet ook een vergunning worden aangevraagd om te mogen afwijken van het plan. In beide gevallen moet dus een vergunning worden aangevraagd. Deze aanvraag moet voldoen aan de indieningsvereisten voor een vergunning. Bij het aanvragen van een vergunning wordt de aanvraag eerst getoetst aan de beoordelingsregels die in het omgevingsplan staan. Als de activiteit aan deze regels voldoet, kan de vergunning verleend worden en kan de ondernemer aan de slag. Het bevoegd gezag moet de vergunning dan binnen 8 weken verlenen. Als de activiteit op basis van de binnenplanse beoordelingsregels niet vergund kan worden, of als de activiteit in strijd is met het omgevingsplan, moet het bevoegd gezag beoordelen of de activiteit past binnen de eis van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Ook moet de activiteit getoetst worden aan de instructieregels van het Rijk en de provincie. Na een positieve beoordeling kan de vergunning verleend worden en kan de ondernemer aan de slag. Deze procedure is te vergelijken met de huidige uitgebreide procedure.
(De uitleg wordt geïllustreerd met een schema met als eindpunt: De aandachtsgebieden gelden vanaf 2022 en moeten vanaf 2024 ook zijn aangeleverd aan het REV.)
Hoe zit het met aandachtsgebieden en vergunningen? Niet alle activiteiten waar een vergunning voor wordt aangevraagd, hebben aandachtsgebieden. Een activiteit met gevaarlijke stoffen kan een zogenaamde risicovolle activiteit zijn. Een risicovolle activiteit heeft één of meerdere aandachtsgebieden. Bijlage VII van het Besluit kwaliteit leefomgeving geeft aan welke risicovolle activiteiten aandachtsgebieden hebben en hoe groot deze zijn. Over het onderwerp aandachtsgebieden is een aparte film beschikbaar.
(Beeldtekst: Bijlage VII van het Bkl. (Zie film 1 aandachtsgebieden))
Bestaande activiteiten met gevaarlijke stoffen hebben vanaf de inwerkingtreding van de Omgevingswet aandachtsgebieden. Dit zijn activiteiten met een geldige omgevingsvergunning of activiteiten waarvoor een melding is gedaan, én activiteiten die in overeenstemming met het omgevingsplan zijn, zoals bijvoorbeeld buisleidingen. Op 1 januari 2022 moet het bevoegd gezag de aandachtsgebieden in kaart hebben gebracht. Dit is een verplichting vanuit de wet. Er bestaat géén overgangstermijn.
(Beeldtekst: Vanaf 1/1/2022: Aandachtsgebieden voor bestaande activiteiten. De aandachtsgebieden gelden vanaf 2022 en moeten vanaf 2024 ook zijn aangeleverd aan het REV.)
Locaties voor zeer kwetsbare gebouwen moeten aangewezen worden als voorschriftengebied. Het bevoegd gezag is bij het initiële omgevingsplan verantwoordelijk voor het beschikbaar hebben van de aandachtsgebieden en het ontsluiten daarvan. Bij een nieuwe activiteit met gevaarlijke stoffen zijn de aandachtsgebieden er vanaf het moment dat de melding is gedaan of waarop de vergunning in werking is getreden. Het aanleveren van aandachtsgebieden is een indieningsvereiste bij de vergunningsaanvraag. Aandachtsgebieden hoeven niet in een omgevingsplan te worden vastgesteld, maar de gemeente mag de aandachtsgebieden wel tonen. Voorschriftengebieden moeten wel aangewezen worden in het omgevingsplan. Bij het aanvragen van een vergunning voor een nieuwe risicovolle activiteit wordt niet alleen naar de aandachtsgebieden gekeken. Onder de Omgevingswet blijft het plaatsgebonden risico PR 10-6 als grenswaarde voor kwetsbare gebouwen bestaan. Bij een aanvraag moet hier nog steeds aan voldaan worden. Met de komst van de Omgevingswet verandert er wel iets voor het plaatsgebonden risico. Onder de huidige wetgeving vraagt een ondernemer een vergunning aan als drijver van een inrichting voor alle activiteiten die binnen de inrichting worden uitgevoerd. Met het van kracht worden van de Omgevingswet wordt de vergunning per milieubelastende activiteit aangevraagd. Het begrip inrichting komt te vervallen. In bijlage VII van het Besluit kwaliteit leefomgeving staat welke plaatsgebonden risicogebieden per milieubelastende activiteit gelden. De milieubelastende activiteit is beschreven in het Besluit activiteiten leefomgeving, het Bal. Het gaat dan om de activiteit die het risico veroorzaakt, zoals het opslaan van bijvoorbeeld propaan of propeen in een opslagtank. Voor de activiteiten, genoemd in bijlage VII, onder A en onder B, gelden vaste afstanden. Dit is vergelijkbaar met de huidige categoriale afstanden. In een omgevingsplan of een omgevingsvergunning moeten deze afstanden voor het plaatsgebonden risico in acht worden genomen. Als er op een locatie verschillende milieubelastende activiteiten met een plaatsgebonden risico zijn, worden de risico's niet gesommeerd. Elke activiteit heeft een eigen contour. Wel kan in de QRA rekening worden gehouden met de gevolgen van de aanwezigheid van andere milieubelastende activiteiten op de rest van de installatie.
(Beeldtekst: Situatie per 1/1/2022. Eén contour per activiteit. Uitzondering: Seveso.)
Voor bepaalde milieubelastende activiteiten is de omschrijving in het Bal ruimer dan een enkele activiteit. Zoals het exploiteren van een Seveso-inrichting. Voor deze milieubelastende activiteit moet het risico van alle activiteiten binnen de inrichting samen worden berekend. Bij deze berekening houden we wel rekening met de verhoging van het risico als gevolg van overlappende effecten van afzonderlijke activiteiten binnen de begrenzing van de locatie van de Seveso-inrichting. Dit is een verplichting vanuit de Seveso III-richtlijn en deze Europese wetgeving verandert niet met het in werking treden van de Omgevingswet.
(Beeldtekst: Zie film Aandachtsgebieden omgevingsveiligheid (film 1), film Voorschriftgebieden omgevingsveiligheid (film 2) en omgevingsveiligheid.rivm.nl.)
(Naast een logoanimatie verschijnt de beeldtekst: Aan de slag met de Omgevingswet. Omgevingsveiligheid en vergunningverlening (film 3).
www.aandeslagmetdeomgevingswet.nl.
Het programma Aan de slag met de Omgevingswet is een initiatief van de VNG, het IPO, de UvW en het Rijk.)