Aanwijzing gebouwen in het Bkl
De gemeente moet in het omgevingsplan vastleggen welke gebouwen en locaties ze beschermt tegen geurhinder. De instructieregels in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) wijzen geurgevoelige gebouwen aan die in ieder geval beschermd moeten worden (artikel 5.91 Bkl). Hieronder vallen ook gebouwen met een woonfunctie.
Functie van gebouw is bepalend
Onder gebouwen met een woonfunctie vallen alle gebouwen voor woongebruik, zoals woningen en verzorgingshuizen. Ook vallen hieronder woonwagens en woonschepen. Een woonschip is een 'drijvend bouwwerk' met een woonfunctie op een locatie die in het omgevingsplan is aangewezen als een ligplaats voor een woonschip (artikel 5.1b Bkl). Een schip waar mensen verblijven maar dat ook in gebruik is voor de vaart, is geen drijvende woonfunctie. Het Bkl wijst dit dus niet aan als geurgevoelig gebouw.
De aanwijzing van geurgevoelige gebouwen sluit aan bij de gebruiksfunctie van een ander Omgevingswetsinstrument: het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Hierdoor zijn de volgende gebouwen geen gebouw met woonfunctie:
- gevangenissen (celfunctie)
- hotels (logiesfunctie)
- asielzoekerscentra (logiesfunctie) of
- recreatiewoningen (logiesfunctie)
De wet wijst gebouwen met deze functie niet aan als geurgevoelig gebouw. Wel kan de gemeente ervoor kiezen om deze gebouwen als geurgevoelig aan te wijzen in het omgevingsplan.
Nevengebruiksfunctie
Onder een geurgevoelig gebouw vallen ook ruimten met een nevengebruiksfunctie van de woonfunctie. Een voorbeeld is een garage of een kantoor aan huis. Er is niet altijd sprake van een nevengebruiksfunctie. Een voorbeeld is een appartementencomplex met daaronder een laag winkels. De winkelfunctie is dan geen nevenfunctie van de woonfunctie.
Gebouw geheel of gedeeltelijk geurgevoelig
Een gebouw is niet altijd geheel geurgevoelig. Als een gedeelte van een gebouw geen woonfunctie toelaat, dan hoeft de overheid dat deel van het gebouw niet te beschermen.
Voormalige bedrijfswoningen
De gemeente kan ervoor kiezen voormalige bedrijfswoningen geen bescherming te bieden tegen geur van dit bedrijf. Het Bkl noemt dit voormalige functionele binding. In het omgevingsplan legt de gemeente dan vast dat de normen of afstandseisen niet gelden voor die woning (artikel 5.96 Bkl). Dit kan het geval zijn voor een bedrijfswoning bij bepaalde agrarische activiteiten, op een bedrijventerrein of bij de horecasector.
Bebouwingscontour
Staan in het omgevingsplan regels voor een rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) of agrarische activiteiten? Dan moet de gemeente in het omgevingsplan een bebouwingscontour geur vaststellen (artikel 5.97 Bkl). Binnen de bebouwingscontour geldt een 'hoge bescherming', daarbuiten een 'lage bescherming'.
De gemeente wijst in ieder geval een bebouwingscontour aan rond het stedenbouwkundig samenstel van bebouwing. Het gaat hierbij om bebouwing voor:
- wonen
- dienstverlening
- bedrijvigheid
- detailhandel
- horeca
Ook de openbare of sociaal-culturele voorzieningen en infrastructuur die bij deze bebouwing horen, vallen onder dit samenstel. Stedelijk groen aan de rand van die bebouwing kan ook bij het samenstel horen, maar dat hoeft niet. Dit geldt ook voor lineaire bebouwing langs wegen, waterwegen of waterkeringen. De gemeente kan er dus voor kiezen om lintbebouwing wel of niet binnen de bebouwingscontour te brengen. Zie voor meer informatie over de bebouwingscontour de pagina Geur en omgevingsplan.
Instrumenten waar de rijksinstructieregels voor gelden
De rijksinstructieregels voor de te beschermen gebouwen en locaties geldt ook voor: