Geur en omgevingsplan
De gemeente stelt in het omgevingsplan regels voor geur. Deze regels moeten zorgen voor een aanvaardbaar hinderniveau.
Rekening houden met geur
De gemeente moet in het omgevingsplan rekening houden met de geur door activiteiten op geurgevoelige gebouwen. Dit volgt uit artikel 5.92 lid 1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Dit is een invulling van een plicht die al geldt vanuit de Omgevingswet.
In de Omgevingswet staat dat de overheid bij een evenwichtige toedeling van functies aan locaties in ieder geval rekening moet houden met het belang van het beschermen van de gezondheid (artikel 2.1 lid 4 Omgevingswet). Hierbij moet de gemeente rekening houden met de lokale specifieke omstandigheden en de gevolgen van de activiteiten voor de gezondheid van haar burgers (artikel 2.1 en 2.4 Omgevingswet). Dit is bijvoorbeeld ook cumulatie van geur van bedrijven.
Rekening houden met geur werkt 2 kanten op:
- bij het mogelijk maken van het verrichten van activiteiten in de buurt van gevoelige gebouwen
- bij het toelaten van geurgevoelige gebouwen in de buurt van bestaande geurveroorzakende bedrijven
De gemeente moet dus overwegen wat de beste locatie is voor een activiteit. Of de beste locatie voor een geurgevoelig gebouw.
Aanvaardbare geurhinder
De geur van een activiteit moet op een geurgevoelig gebouw aanvaardbaar zijn (artikel 5.92 lid 2 Bkl). Dit betekent dat de gemeente moet beoordelen of waarden, afstanden of gebruiksregels in het omgevingsplan leiden tot een aanvaardbaar hinderniveau. De gemeente bepaalt zelf welke mate van geurhinder ze aanvaardbaar vindt.
Bij het bepalen of de gemeente regels in het omgevingsplan vastlegt (en zo ja, welke), spelen de volgende aspecten een rol:
- bestaande toetsingskaders, zoals het lokaal geurbeleid
- geurbelasting ter plaatse van geurgevoelige gebouwen en locaties
- aard, omvang en waardering van de geur die vrijkomt van de activiteit
- historie van het bedrijf en het klachtenpatroon
- bestaande en verwachte geurhinder van die activiteit
- kosten en baten van technische voorzieningen en gedragsregels
De gemeente houdt ook rekening met mogelijke cumulatie van geur door meerdere activiteiten.
Geurregels in het omgevingsplan
Voor een aantal activiteiten moet de gemeente geurregels opnemen in het omgevingsplan. Hiervoor staan instructieregels in het Bkl. Dit geldt voor rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi's), het houden van landbouwhuisdieren en andere agrarische activiteiten.
Voor andere geurveroorzakende activiteiten kan de gemeente zelf kiezen welke geurregels ze in het omgevingsplan geurregels stelt. De locatiekeuze bepaalt welke regels moeten gelden. Voorbeelden zijn:
- voedingsmiddelenindustrie
- horeca-, recreatie- en detailhandelsactiviteiten
- dierenpensions, dierenasielen, dierenklinieken, hondenfokkers of -trainers, hobbymatig houden van dieren en maneges
Voorbeeld
De gemeente wil geurhinder van horeca beperken. De gemeente kiest ervoor om voor horeca een regel in het omgevingsplan op te nemen. Die regel bepaalt dat een horeca-pand minimaal een afvoer 2 meter bovendaks of een ontgeuringsinstallatie moet hebben.
Geurregels gelden niet voor woningen
Woningen kunnen ook zelf geurhinder veroorzaken. Bijvoorbeeld als gevolg van hobbymatige activiteiten. Of het stoken van hout in kachels en open haarden. De instructieregels in het Bkl gelden niet voor woningen. De gemeente is dus niet verplicht om in het omgevingsplan regels te stellen aan woningen die de geurhinder in de leefomgeving beperken. Wel kan de gemeente ervoor kiezen hier regels aan te stellen.
Het gaat hier niet om woningen met een bedrijf aan huis. Als de geurhinder afkomstig is van de bedrijfsmatige activiteit, dan gelden de instructieregels uit het Bkl wel. Het is aan de gemeente om te bepalen wat 'wonen' is.
Bruidsschat
Bij inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft elke gemeente een omgevingsplan waarin regels staan die het Rijk niet meer zelf regelt. Dit heet de bruidsschat. Hierin staan ook geurregels voor bijvoorbeeld het bereiden van voedingsmiddelen. De gemeenten kunnen in de overgangsfase tot eind 2031 in het omgevingsplan deze geurregels vervangen door eigen geurregels.
Geurwaarden en geurafstanden
De gemeente legt in het omgevingsplan vast wat de plaats is waar waarden voor geur gelden. Ook kennen sommige activiteiten afstandsregels. Dit zijn minimum afstanden tussen een geurgevoelig gebouw en een geurveroorzakende activiteit. Deze afstanden past de gemeente toe bij het maken van het omgevingsplan. Ze hoeven niet letterlijk zichtbaar te zijn als contour.
Volgens de instructieregels in het Bkl gelden de waarden bij een geurgevoelig gebouw op de gevel van het gebouw (artikel 5.93 Bkl). Afstanden gelden tot de gevel (artikel 5.94 Bkl). Is het gebouw nog niet gerealiseerd, dan gelden de waarden en afstanden op en tot de plaats waar volgens het omgevingsplan de gevel van het gebouw mag komen te staan.
Voor woonwagens en woonschepen geldt dat de waarden en afstanden gelden op en tot een begrenzing van de locatie. De woonwagens en woonschepen worden dus niet zelf beschermd, maar de locaties waarop de woonwagens of de woonschepen geplaatst kunnen worden. Een woonwagen of woonschip is namelijk verplaatsbaar.
De gemeente mag in het omgevingsplan ook vastleggen dat de waarde geldt op een locatie dichterbij de activiteit. De gemeente kan dit gebruiken om bijvoorbeeld de geurruimte van bedrijven op een bedrijventerrein te beperken. Niet door uit te gaan van de gevel van het dichtstbijzijnde gevoelige gebouw, maar door geurnormen op te nemen die gelden op een referentiepunt op een vaste afstand van de activiteit. Deze mogelijkheid kan de gemeente ook gebruiken wanneer geurgevoelige gebouwen op grote afstand van een activiteit liggen.
Geurwaarden en geurafstanden gelden niet voor geurgevoelige gebouwen die functioneel zijn verbonden met de geurveroorzakende activiteit (artikel 5.95 Bkl). Dit legt de gemeente ook vast in het omgevingsplan.
Voorbeeld
Een voorbeeld van een geurgevoelig gebouw dat functioneel verbonden is, is een bedrijfswoning bij een bedrijf.
De gemeente kan ook in een omgevingsplan vastleggen dat normen of afstandseisen niet gelden voor iets dat een voormalige functionele binding heeft met dat bedrijf. Dit kan voor bepaalde agrarische activiteiten, voor een bedrijventerrein of voor de horecasector (artikel 5.96 Bkl).
Voorbeeld
Naast een veehouderij staat een woning. Eerst woonde daar de eigenaar van de veehouderij. Maar nu is deze bedrijfswoning afgesplitst. Er wonen nu burgers die niets met de veehouderij te maken hebben. Deze woning heeft dus een voormalige functionele binding met dat bedrijf. De gemeente kan daardoor in het omgevingsplan vastleggen dat de geurnormen en afstanden niet gelden voor deze woning.
Bebouwingscontour geur
Staan in het omgevingsplan regels over geur door rwzi's of agrarische activiteiten? Dan legt de gemeente in het omgevingsplan 1 of meer bebouwingscontouren geur vast. Binnen de bebouwingscontour geldt een 'hoge bescherming', daarbuiten een 'lage bescherming' (artikel 5.97 Bkl).
De gemeente wijst in ieder geval een bebouwingscontour aan rond het stedenbouwkundig samenstel van bebouwing. Het gaat hierbij om bebouwing voor:
- wonen
- dienstverlening
- bedrijvigheid
- detailhandel
- horeca
Ook de openbare of sociaal-culturele voorzieningen en infrastructuur die bij deze bebouwing horen, vallen onder dit samenstel.
Stedelijk groen aan de rand van die bebouwing kan ook bij het samenstel horen, maar dat hoeft niet. Dit geldt ook voor lineaire bebouwing langs wegen, waterwegen of waterkeringen. De gemeente kan er dus voor kiezen om lintbebouwing wel of niet binnen de bebouwingscontour te brengen. Als een gemeente voor lintbebouwing een ander beschermingsniveau wil laten gelden, dan is dat mogelijk door voor het gebied met lintbebouwing af te wijken van de standaardnormen.
Toepassingsbereik bebouwingscontour geur
De aanwijzing van een bebouwingscontour geur is alleen nodig als een rwzi of een agrarische activiteit ook echt geur veroorzaakt op een geurgevoelig gebouw. De geur moet dus op de locatie van een geurgevoelig gebouw te ruiken zijn. Dit volgt uit het toepassingsbereik van de instructieregels over geur in het Bkl (artikel 5.90 Bkl).
Stapsgewijs aanwijzen bebouwingscontour geur
Voor een aanpassing van het omgevingsplan voor 1 geurveroorzakende rwzi of agrarische activiteit is het vaak niet nodig om meteen alle bebouwingscontouren geur in de hele gemeente aan te wijzen. De gemeente hoeft alleen de relevante delen van de bebouwingscontour(en) geur aan te wijzen.
Is de geur niet te ruiken op de locatie van geurgevoelige gebouwen binnen de bebouwingscontour, maar wel op een geurgevoelig gebouw buiten de contour? Dan moet de gemeente toch de relevante bebouwingscontour(en) aanwijzen. Dit om duidelijk te maken welke geurgevoelige gebouwen binnen en buiten de contour vallen. En welke geurnorm voor welke geurgevoelige gebouwen geldt.
Bebouwde kom in de Bruidsschat
Zolang het tijdelijke omgevingsplan van rechtswege geldt, gelden de regels van de bruidsschat. En dus ook de regels over de bebouwde kom (paragraaf 22.3.6 bruidsschat), in plaats van een bebouwingscontour. Het tijdelijke omgevingsplan geldt zolang dit nog niet is gewijzigd voor het toelaten van nieuwe geurgevoelige gebouwen, rwzi's of agrarische activiteiten.
Meer informatie
- Meer algemene informatie is te vinden op de pagina Alles over het omgevingsplan.
- Meer informatie over veehouderij op de pagina Geur en veehouderijen.
Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is een van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet.