Geur van rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi's)
De gemeente regelt geur van rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi's) in het omgevingsplan. De gemeente baseert deze geurregels op de instructieregels die het Rijk stelt in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).
Milieubelastende activiteit rioolwaterzuivering
De gemeente moet in het omgevingsplan rekening houden met geur van activiteiten op geurgevoelige gebouwen (artikel 5.92 lid 1 Bkl). Regels over geur gelden niet voor geurgevoelige gebouwen die functioneel zijn verbonden met de geurveroorzakende activiteit (artikel 5.95 Bkl).
Een activiteit die geur veroorzaakt is een rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi). De gemeente neemt voor deze activiteit geurregels in het omgevingsplan op (paragraaf 5.1.4.6.2 Bkl). Het gaat hier over de milieubelastende activiteit het exploiteren van een zuiveringtechnisch werk uit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).
Grenswaarde geur
In het omgevingsplan komt te staan dat de geurbelasting op de plaats van geurgevoelige gebouwen maximaal 0,5 OUE/m3 als 98-percentiel is. OUE/m3 staat voor European Odour Units per kubieke meter lucht. En 98-percentiel wil zeggen dat er slechts 2% van de tijd overschrijding van de geurconcentratie zal zijn. Dat is minder dan 176 uur per jaar.
De regels staan een hogere geurbelasting tot maximaal 1 OUE/m3 als 98-percentiel toe:
- bij een gezoneerd industrieterrein
- bij een bedrijventerrein
- buiten de bebouwingscontour
Grenswaarde geur ruimer voor oudere rwzi's
Voor rwzi's die al in werking waren voor 1 februari 1996, is de grenswaarde voor geur ruimer. De geurbelasting ter plaatse van geurgevoelige objecten mag dan maximaal 1,5 OUE/m3 als 98-percentiel zijn.
De regels staan een hogere geurbelasting tot maximaal 3,5 OUE/m3 als 98-percentiel toe:
- bij een industrieterrein waarvoor geluidproductieplafonds als omgevingswaarden zijn vastgesteld
- bij een bedrijventerrein
- buiten de bebouwingscontour
Bebouwingscontour geur
De gemeente legt in het omgevingsplan vast welk gebied binnen de bebouwde kom ligt: de bebouwingscontour geur.
Strengere of soepelere grenswaarde
De gemeente kan in een omgevingsplan een grenswaarde vastleggen die strenger is. Bijvoorbeeld als dit nodig is vanwege cumulatie van geur.
In een zeer beperkt aantal gevallen kunnen de grenswaarden voor geur een gewenste ontwikkeling in de weg staan. De gemeente heeft dan de mogelijkheid om soepelere grenswaarden in het omgevingsplan vast te leggen. Dit kan alleen bij zwaarwegende economische of andere maatschappelijke belangen.
Motivering afwijken grenswaarde
Als de gemeente in het omgevingsplan wil afwijken van de grenswaarden, moet de gemeente dat deugdelijk motiveren. Dit volgt uit artikel 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
De gemeente moet een waarde motiveren (soepeler of strenger) als die afwijkt van de grenswaarde. Hierbij besteedt de gemeente in ieder geval aandacht aan het bestaande lokale geurbelastingsniveau en aan de mogelijke cumulatie van geur. Daarnaast neemt de gemeente overige aspecten van de lokale situatie mee die een afwijking rechtvaardigen.
Grenswaarde geldt op plaats geurgevoelig gebouw of locatie
De grenswaarde voor geur geldt op de plaats van een geurgevoelig gebouw of locatie. Het Bkl bepaalt welke gebouwen in ieder geval geurgevoelig zijn (artikel 5.91 Bkl). De gemeente kan in het omgevingsplan ook andere gebouwen of locaties aanwijzen als geurgevoelig. Wel moeten deze gebouwen dan hoofdzakelijk worden gebruikt voor het verblijf van mensen.
Geen grenswaarde bij bepaalde geurgevoelige gebouwen
De gemeente regelt in het omgevingsplan dat de grenswaarden voor geur niet gelden op de plaats van geurgevoelige gebouwen:
- die het bevoegd gezag destijds (bij de vergunningverlening) niet als geurgevoelig beschouwde
- die op het moment van vergunningverlening niet aanwezig waren
Het gaat hier om een vergunning die onherroepelijk was voor 1 januari 2011. Voorbeelden zijn woningen bij een rwzi die tijdens de vergunningverlening voor 2011 nog niet waren gebouwd.
Achtergrondinformatie overgangsrecht
De definitie van geurgevoelig object uit het Activiteitenbesluit verwees naar de definitie in de Wet geurhinder en veehouderij. Bij vergunningverlening gold de definitie voor geurgevoelig object uit de Nederlandse Emissie Richtlijn (NeR). Beide definities komen in grote lijnen overeen, maar zijn niet helemaal gelijk. Daarom was hiervoor overgangsrecht opgenomen in het Activiteitenbesluit. De wetgever heeft dit overgangsrecht binnen de Omgevingswet beleidsneutraal overgenomen in het Besluit kwaliteit leefomgeving.
Berekenen van de geurbelasting
Het bedrijf berekent de geurbelasting met het Nieuw Nationaal Model (NNM) of een gelijkwaardige methode (artikel 6.13 Omgevingsregeling). Hiervoor is het nodig om de emissie van de rwzi te weten. Het bedrijf kan de emissie bepalen met een emissiemeting aan de bron of door een emissieberekening met gebruik van standaard emissiefactoren.
Emissie bepalen op 2 manieren
1. Met de emissiefactoren
Emissiefactoren van verschillende procesonderdelen staan in bijlage XVIIIe van de Omgevingsregeling. Voor het toepassen van de emissiefactoren heeft het bedrijf bepaalde gegevens nodig. Uitgebreide informatie hierover staat in de vervallen bijzondere regeling G3 uit de NeR. Deze is beschikbaar in het webarchief van InfoMil.
Het bedrijf vermenigvuldigt de emissiefactoren uit de tabellen 1, 2 en 3 uit bijlage XVIIIe van de Omgevingsregeling met het bronoppervlak of de lengte van de bron (bij overstorten). Dit bepaalt de bronsterkte. Een voorbeeld van een bronoppervlak is een bassin met vuil water. Het bedrijf telt voor de totale emissie van de rwzi de emissies van alle afzonderlijke bronnen bij elkaar op. Deze emissie gebruikt het bedrijf in het verspreidingsmodel.
2. Als er geen emissiefactoren zijn
Als er geen emissiefactoren zijn, kan het bevoegd gezag aanvullend geuronderzoek vragen van het bedrijf (artikel 6.13 Omgevingsregeling). Dit geuronderzoek moet voldoen aan de Nederlands Technische Afspraak (NTA) 9065 'Luchtkwaliteit – Geurmetingen – Meten en rekenen geur'.
Bruidsschat
Het Rijk zorgt dat vervallen rijksregels bij inwerkingtreding van de Omgevingswet onderdeel zijn van het omgevingsplan. Dit heet de bruidsschat Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). In de bruidsschat staan ook geurregels voor rwzi's. De gemeente kan in de overgangsfase tot eind 2031 in haar eigen omgevingsplan deze geurregels vervangen door eigen geurregels. Bijvoorbeeld als de gemeente gebruik wil maken van de afwijkingsmogelijkheid die de instructieregels bieden voor het stellen van een geurnorm.
Bruidsschat
De term ‘bruidsschat’ wordt gebruikt voor de regels die door het Rijk als onderdeel van het Invoeringsbesluit Omgevingswet automatisch zijn toegevoegd aan het tijdelijk deel van het omgevingsplan van alle gemeenten en aan elke waterschapsverordening.
In de bruidsschat staan regels over activiteiten die voor inwerkingtreding van de Omgevingswet door het Rijk werden gesteld. Onder de Omgevingswet is het stellen van deze regels gedecentraliseerd naar gemeenten en waterschappen. De regels van de bruidsschat zijn een bijzondere vorm van overgangsrecht.