Schonere mobiliteit en slimmer verkeer
Zowel in 2019 als in 2023 zijn de afspraken over de emissiereductiedoelstellingen van de sector mobiliteit vernieuwd. Met ingang van 2023 is het doel voor deze sector volgens het IBO Klimaatrapport 2023 om de uitstoot van broeikasgas te verminderen tot 21 megaton in 2030. Op basis van de Klimaat- en Energieverkenning (KEV 2023) moet de sector de uitstoot tot 2030 nog met 8,6 megaton verminderen om dat doel te halen.
Elektrificatie en slim/efficiënt gebruik mobiliteitssysteem
In 2050 stoot het Nederlands verkeer en alle overige transport geen schadelijke uitlaatgassen en CO2 meer uit. Dit is de doelstelling voor het mobiliteitssysteem uit het Klimaatakkoord (2019). Ook in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is het waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem als belang opgenomen. Het verminderen van de uitstoot van CO₂ is hiervoor belangrijk.
De inzet richt zich op elektrificatie en slim en efficiënt gebruik van het mobiliteitssysteem. Waar dit niet mogelijk is, wordt ingezet op schone, geavanceerde brandstoffen. Daarnaast is de ambitie om de uitstoot van fijnstof en andere luchtvervuilende stoffen door mobiliteit terug te dringen. Verschillende maatregelen zijn hiervoor belangrijk, zoals het stimuleren van het gebruik van elektrische auto's, van de fiets en van duurzame brandstoffen en het stimuleren van schoon Openbaar Vervoer.
Beleid en instrumenten voor klimaatmitigatie in mobiliteit
Klimaatakkoord
De doelen en maatregelen voor klimaatmitigatie zijn overeengekomen in het Klimaatakkoord en bevestigd in het Klimaatplan 2021-2030. Er zijn 5 beleidsdoelen die de verduurzaming van het mobiliteitssysteem moeten versnellen:
- Duurzame energiedragers. Naast de gedragsverandering in de personenmobiliteit is een transitie nodig naar het gebruik van 0% fossiele brandstoffen in het vervoer. Dit vraagt om het elektrificeren van het personenvervoer en het stimuleren van de inzet van groene waterstof en hernieuwbare brandstoffen.
- Stimulering elektrisch (personen)vervoer. Het doel voor personenauto’s is dat alle nieuwe auto's in 2030 emissieloos (elektrisch) zijn. Hiervoor wordt onder andere ingezet op het tijdig beschikbaar stellen van laadinfrastructuur.
- Verduurzaming logistiek. Via verschillende wegen wordt ingezet op een versnelling van een emissievrije logistiek. Zo is er per 2023 een heffing voor het vrachtverkeer ingevoerd en wordt er in verschillende gemeentes ingezet op de invoering van middelgrote zero-emissiezones. Ook voor het bouwverkeer en voor mobiele werktuigen in de stad wordt gestreefd naar zero-emissie. Binnen de sector Grond-, Weg-, en Waterbouw (GWW) werkt de overheid toe naar klimaatneutraal en circulair aanbesteden (zie onder Aanpak Duurzaam GWW). Daarnaast zijn er in de Green Deal Zeevaart, Binnenvaart en Havens (2019) met de sector afspraken gemaakt om de logistiek over water te verduurzamen.
- Verduurzaming personenmobiliteit. Meer dan de helft van het personenverkeer is gerelateerd aan het werk. Er moeten in 2030 8 miljard minder zakelijke autokilometers worden gereden. Hiervoor is een gedragsverandering nodig die leidt tot onder andere méér reizen met het OV en de fiets, zuiniger wagenparken en flexibel werken.
- Zee- en luchtvaart. Omdat de zee- en luchtvaart internationale sectoren zijn, speelt de verduurzaming van deze sectoren zich met name af op internationaal niveau. Op nationaal niveau hebben verschillende overheden en sectorpartijen afspraken gemaakt binnen de Green Deal Zeevaart, Binnenvaart en Havens. Deze Green Deal heeft als doel om de emissie van milieuverontreinigende stoffen en broeikasgassen terug te dringen.
NOVI
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI zijn voor klimaatmitigatie in de mobiliteitssystemen de volgende belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd:
- Waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem. Voor een duurzaam mobiliteitssysteem dient de uitstoot van fijnstof en andere luchtvervuilende stoffen minimaal te zijn.
- In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit. De hieruit voortkomende opgave richt zich onder andere op het onderhouden, verjongen, vernieuwen, verduurzamen en klimaatbestendig maken van de bestaande infrastructuurnetwerken.
IBO aanvullend normerend en beprijzend nationaal klimaatbeleid voor 2030 en 2050
Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek 'Scherpe Doelen, Scherpe Keuzes' (IBO, 2023) bevat voorstellen voor aanvullend normerend en beprijzend klimaatbeleid voor 2030 en 2050. Het bevat maatregelen om het klimaatbeleid aan te scherpen, zodat het kabinet de doelen ter beperking van de uitstoot van broeikasgas voor 2030 en 2050 kan realiseren. Het IBO geeft voor het thema mobiliteit aan dat de verduurzaming van de personenauto's, bestelauto's en vrachtwagens met het huidige beleid niet snel genoeg gaat. Er worden daarom aanvullende maatregelen voorgesteld die nodig zijn om de doelen van het klimaatbeleid te halen.
Voor het thema mobiliteit worden onder andere de volgende maatregelen voorgesteld:
- een verbod op de nieuwverkoop van fossiele zakelijke auto's vanaf 2025
- scherpere beprijzing van fossiele voertuigen (onder andere door een aanscherping van het betalen naar gebruik, verhoging van de aanschafbelasting voor fossiele personenauto's en het verhogen van de vrachtwagenheffing)
- verminderen uitstoot van het wegverkeer door grotere verplichte inzet van biobrandstoffen
- verduurzamen van de luchtvaart door duurzame brandstoffen en afstandsafhankelijke vliegbelasting.
Voorjaarsnota 2023
In de Voorjaarsnota van 2023 heeft het kabinet een aanvullend pakket klimaatmaatregelen aangekondigd, dat nodig is om de doelstelling te kunnen halen om in 2030 ten minste 55% minder CO2 uit te stoten ten opzichte van 1990. In dit maatregelenpakket zijn onder andere maatregelen opgenomen voor de mobiliteitssector:
- de ingroei van het aantal emissievrije personenauto's wordt versneld en de aanschaf van tweedehands elektrische auto’s wordt gesubsidieerd
- er wordt geïnvesteerd in extra laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen
- voor zwaar transport worden met de transportsector prestatieafspraken gemaakt over het terugdringen van CO2-uitstoot
- er wordt ingezet op de verduurzaming van binnenvaart door de introductie van een emissielabel en beprijzing van brandstoffen
- de inzet van biobrandstoffen in het wegverkeer wordt verhoogd.
Omgevingswet en mobiliteit
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet treedt ook het Besluit CO2-reductie werkgebonden personenmobiliteit in werking. Dit besluit voegt een nieuwe afdeling toe aan het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Deze nieuwe afdeling wijst woon-werkmobiliteit en zakelijke mobiliteit aan als milieubelastende activiteit. De verplichting geldt vanaf 1 juli 2024.
Het Besluit CO2-reductie werkgebonden personenmobiliteit komt voort uit de afspraak uit het Klimaatakkoord om de CO2-emissies door werkgebonden personenmobiliteit terug te dringen. Op grond van dit besluit zijn werkgevers met meer dan 100 werknemers verplicht om gegevens te verstrekken over de werkgebonden personenmobiliteit van hun werknemers. Dit doen zij via het RVO-platform Rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit. Het gaat om het aantal gereisde zakelijke en woon-werkkilometers, de gebruikte reismodaliteiten en het type brandstof of andere voeding van de motor van het gebruikte voertuig.
Meer informatie
- Mobiliteit en parkeren (over de plaats van mobiliteit in de Omgevingswet)
Strategie 'Naar klimaatneutrale en circulaire rijksinfrastructuurprojecten'
Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) heeft 4 infrastructurele netwerken: het hoofdspoorwegennetwerk, hoofdwegennetwerk, hoofdvaarwegennetwerk en hoofdwatersysteem. IenW heeft de ambitie om in 2030 klimaatneutraal en circulair te werken in de aanlegprojecten, het beheer en het onderhoud en in de vervanging en renovatie van de netwerken. Dit staat in de Strategie Naar klimaatneutrale en circulaire rijksinfrastructuurprojecten (2020).
Deze ambitie geldt voor de eigen uitvoeringsorganisaties Rijkswaterstaat (RWS) en ProRail en voor opdrachtnemers en ketenpartners: in 2030 werkt Rijkswaterstaat circulair en zijn haar infraprojecten klimaatneutraal, in 2050 zijn de infraprojecten van ProRail klimaatneutraal en circulair. Om klimaatneutraal te werken moet de CO2-uitstoot gereduceerd worden tot netto 0 bij de productie en transport van materialen en bij de werkzaamheden zelf. Circulair werken betekent een minimaal gebruik en hergebruik van primaire grondstoffen, elementen en objecten, het produceren van zo min mogelijk afval en het verlengen van de levensduur van kunstwerken en objecten.
In de strategie zijn de infraprojecten gecategoriseerd in 8 transitiepaden. De transitiepaden zijn uitgewerkt in Bijlage A bij de strategie. Binnen elk transitiepad wordt onderzocht hoe de doelen kunnen worden bereikt. Elke vorm van infra vraagt immers om een andere oplossing. Met deze transitiepaden wordt richting gegeven aan acties en maatregelen. De transitiepaden zijn onderverdeeld in de volgende onderwerpen:
- bouwplaats en bouwlogistiek (RWS)
- kunstwerken (RWS)
- kustlijnzorg en vaargeulonderhoud (RWS)
- wegverharding (RWS)
- bovenbouw spoor (ProRail)
- energievoorziening (ProRail)
- bouwplaats en bouwlogistiek (ProRail)
- kunstwerken en overig materiaal (ProRail)
De instrumenten die worden gebruikt om bovenstaande ambitie uit te werken zijn de inkoopstrategie van IenW, afspraken met de markt, het innovatieprogramma en sturen op duurzaamheid in de opdrachtverlening.
Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT)
Het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) bevat projecten en programma's waarin het Rijk samen met de regio werkt aan de ruimtelijke inrichting van Nederland.
Uit de Spelregels van het MIRT blijkt dat duurzaamheid een integraal onderdeel is van de spelregels. Het streven is om de MIRT-opgaven te koppelen aan opgaven voor duurzaamheid. Doelstellingen op het gebied duurzaamheid in mobiliteit zijn duurzame bereikbaarheid, duurzaam waterbeheer, energietransitie, circulaire economie, klimaatadaptatie (zie de overzichtspagina Verkeersinfrastructuur) en een gezonde stad c.q. leefomgeving. Voor de verduurzaming van het MIRT zijn daarnaast verschillende handreikingen verschenen, zoals:
- de overkoepelende Handreiking Verduurzaming MIRT
- de handreiking Energie/CO2 en Klimaatadaptatie in het MIRT
- de Verdiepende handreiking Circulaire Economie voor MIRT-projecten
Aanpak Duurzame GWW (grond-, weg- en waterbouw) rijksinfrastructuur
De Aanpak Duurzaam GWW is een praktische werkwijze, die organisaties (ketenpartners) helpt om duurzaamheid in de planning, aanbesteding en uitvoering van Grond-, Weg- en Waterbouw-projecten een plaats te geven en te koppelen aan de eigen organisatiedoelen. Toepassing van de aanpak heeft als resultaat dat vanaf de eerste plannen voor een project aandacht is voor duurzaamheid en dat dit uiteindelijk resulteert in een maatschappelijk verantwoorde aanbesteding volgens de principes van maatschappelijk verantwoord inkopen (MVI). De Aanpak gaat om het doorlopen van 6 stappen:
- analyse vraag en ambities
- onderzoeken kansen
- vastleggen ambities en kansen
- vertaalslag naar specificaties en ontwerp
- afwegen en toetsen duurzaamheid
- verantwoording duurzaamheid
Bij de Aanpak Duurzaam GWW hoort ook een handreiking met praktische werkwijzen, die gebaseerd is op ervaringen met de Aanpak Duurzaam GWW.
De Aanpak wordt ondersteund door 4 instrumenten van kennisplatform CROW:
- De Omgevingswijzer. De Omgevingswijzer bestaat uit een vragenlijst over 12 duurzaamheidsthema's, die online kan worden ingevuld. De essentie van de omgevingswijzer is de economische belangen in te passen binnen de draagkracht van het ecosysteem (ecologische belangen) en wat nodig is voor een menswaardig bestaan voor alle mensen (sociale belangen). De ecologische belangen (planet), de economische belangen (profit) en de sociale belangen (people) worden ieder ingevuld met 4 thema's. Het resultaatwiel maakt inzichtelijk of de verschillende belangen in evenwicht zijn.
- Het Ambitieweb. Het Ambitieweb is een visuele weergave van twaalf duurzaamheidsthema's en de daaraan gekoppelde ambitieniveaus. Het is een hulpmiddel voor het gestructureerd vastleggen van en vast blijven houden aan duurzaamheidsambities gedurende het hele project.
- De CO2-prestatieladder. De CO2-prestatieladder; bedrijven en overheden kunnen de CO2-prestatieladder gebruiken bij aanbestedingen. De aanbestedende dienst kan in het aanbestedingsproces met deze ladder bepalen hoe offertes scoren op reductie van CO2-uitstoot en kan offertes op grond daarvan belonen met een concreet voordeel in de vorm van een – fictieve – korting op de inschrijfprijs. De CO2-Prestatieladder kent 5 prestatieniveaus voor de reductie van de uitstoot van broeikasgassen, opklimmend van 1 naar 5. Per niveau zijn eisen gedefinieerd die worden gesteld aan een bedrijf en aan zijn projecten om aan het prestatieniveau te voldoen. Het gaat daarbij om de reductie van CO2-uitstoot binnen de eigen bedrijfsvoering en binnen de keten. Bedrijven kunnen dit bereiken door nieuwe vormen van samenwerking en innovatie in de gehele keten. Het gaat bij de CO2-prestatieladder om zowel energiebesparing, als ook de beperking van uitstoot van CO2 in de keten en het gebruik van duurzame energie.
- DuboCalc. DuboCalc staat voor Duurzaam Bouwen Calculator. Met DuboCalc kunt u de duurzaamheid en milieukosten van aanbestedingen berekenen en vergelijken. Alle milieueffecten komen in beeld; van winning tot aan de sloop- en hergebruikfase. De tool drukt de milieueffecten uit in euro’s, dit is de Milieukostenindicator (MKI). Hoe hoger de MKI, hoe slechter het materiaalgebruik is voor het milieu. Het uiteindelijke doel is om significante milieuwinst te bereiken in ontwerpen, uitvoeringen en inschrijvingen van GWW-werken.
Beleid provincies, gemeenten en waterschappen
Regionale Mobiliteitsprogramma's of -plannen
Gemeenten, provincies en regionale partners beschrijven in Regionale Mobiliteitsprogramma's (RMP) welke verduurzamingsmaatregelen zij al uitvoeren en welke nieuwe maatregelen passend zijn bij hun ambities en kenmerken. Hiermee voldoen zijn aan (inter)nationale klimaatafspraken. De focus van de RMP’s ligt op het verbeteren van de leefbaarheid, bereikbaarheid, verkeersveiligheid en gezondheid. Inmiddels heeft meer dan de helft van de mobiliteitsregio's een bestuurlijk geaccordeerd RMP. Om gemeenten op weg te helpen met het opstellen en actualiseren van het Regionaal Mobiliteitsprogramma heeft de VNG samen met het IPO een handreiking RMP opgesteld.
Nationaal Toekomstbeeld Fiets
Het gebruik van de fiets (in plaats van ander vervoer) draagt bij aan de beperking van de klimaatverandering. Het stimuleren van het gebruik van de fiets kan een bijdrage leveren aan het verminderen van het gebruik van fossiele brandstoffen en daarmee aan de benodigde beperking van de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen.
Het Nationaal Toekomstbeeld Fiets (NTF) schetst welke investeringen nodig zijn om het fietsgebruik een impuls te geven, zoals door aanleg van fietsnetwerken en bouw van fietsenstallingen. En bovenal: hoe de samenwerking eruit moet zien om een schaalsprong te maken in het gebruik van de fiets. Hiervoor zijn Rijksoverheid, provincies, vervoerregio en gemeente samen aan zet.
De partijen komen elkaar regelmatig tegen bij individuele maatregelen. Denk aan een gemeentelijke fietsroute die een waterweg in beheer van het Rijk kruist, een provinciale fietsroute die parallel moet liggen aan een Rijksweg of aan moet sluiten op een route in een buurland of -provincie. Of aan een spoorweg die een barrière vormt voor een belangrijke rechtstreekse fietsverbinding, fietsenstallingen op stations waar diverse publieke partners (inclusief ProRail en NS) bij betrokken zijn en fietsstimulering die vraagt om samenhang tussen de maatregelen op de verschillende schaalniveaus. Ook hier is een goede samenwerking van belang.
Inmiddels wordt de NTF uitgevoerd via het uitvoeringsprogramma Tour de Force – Fietsberaad.
Nationale Agenda Laadinfrastructuur
Provincies, gemeenten, Rijksoverheid, netbeheerders, bedrijfsleven en bracheorganisaties hebben in 2018 de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) opgesteld. De afspraken in deze agenda moeten leiden tot een landelijke dekking van (snel)laadpunten en moeten voorzien in de laadbehoefte van het groeiende aantal elektrische voertuigen. De uitvoering van de Nationale Agenda Laadinfrastructuur zal met provincies en gemeenten worden vertaald in regionale mobiliteitsplannen, waarin de lokale behoeften voor laadinfrastructuur zijn opgenomen.
Bestuursakkoord Zero Emissie Regionaal Openbaar Vervoer Per Bus
In het Bestuursakkoord Zero Emissie Regionaal Openbaar Vervoer Per Bus (2016) zijn het Rijk, het IPO, de Metropoolregio Rotterdam Den Haag en de Stadsregio Amsterdam overeengekomen dat zij gezamenlijk streven naar een volledig emissievrij regionaal busvervoer in 2030. Vanaf 2025 moeten alle nieuwe OV-bussen zero emissie zijn. In het bestuursakkoord zijn drie doelstellingen geformuleerd:
- uiterlijk 2025 zijn alle nieuw instromende bussen emissievrij aan de uitlaat;
- nieuwe bussen maken in 2025 gebruik van 100% hernieuwbare energie of brandstof, die met het oog op economische ontwikkeling zoveel mogelijk regionaal wordt opgewekt;
- OV-concessies hebben een zo gunstig mogelijke score op well-to-wheel CO2-emissie per reizigerskilometer. Volgens de well-to-wheel-methode wordt alle CO2 die vrijkomt bij productie, transport, opslag en verbranding toegewezen aan die brandstof. Door vanaf de bron inzicht te geven in de hele keten, wordt een transparant beeld van de hoeveelheid CO2 verkregen die tijdens het hele proces vrijkomt.
Als eigenaar van het regionale OV is de provincie een belangrijke partij in het behalen van deze doelstellingen.
Regionale Klimaatmonitor
De Regionale klimaatmonitor, die in 2009 ontwikkeld is, voorziet decentrale overheden van monitoringsinformatie waarmee zij hun beleidsdoelen kunnen volgen en hun beleid kunnen evalueren en bijsturen. Het moet een beeld geven van de voortgang van de decentrale energietransitie. Voorbeelden van monitoringsinformatie zijn energieverbruik, CO2-uitstoot en hernieuwbare energie.
De meest recente versie van de klimaatmonitor voor de waterschappen is die uit het verslagjaar 2022. De Klimaatmonitor Waterschappen verslagjaar 2022 heeft de voortgang van de ambities van de waterschappen voor klimaat en duurzaamheid onderzocht. Uit de resultaten van de klimaatmonitor blijkt dat de waterschappen goede stappen zetten om energieneutraal en klimaatneutraal te worden. Wat betreft mobiliteit is in 2022 een stijging van 16% te zien in het woon-werkverkeer en het zakelijke verkeer ten opzichte van 2021. De hoeveelheid woon-werkverkeer met privéauto's is hiermee nog altijd de helft van de periode voor corona.
Recente ontwikkelingen
Verder zijn er nog recente ontwikkelingen rondom klimaatmitigatie. Ten eerste de inkrimping van Schiphol. Vanaf november 2023 wordt het maximum van 500.000 vluchten per jaar verlaagd naar 460.000 vluchten.
Ten tweede wil het kabinet toewerken naar klimaatneutrale zeevaart. Aanvullend op het Europese beleid hierover stelt het kabinet samen met de sector- en ketenpartijen een Routekaart Verduurzaming Zeevaart op. De Routekaart moet inzichtelijk maken hoe de Nederlandse zeevaartsector invulling geeft aan de Europese voorstellen. In dezelfde Kamerbrief geeft het kabinet aan dat het met een 'Roadmap Brandstoftransitie' inzichtelijk wil maken hoe de brandstoftransitie naar een emissieloze zeevaart eruit zou kunnen zien. Ook wil het kabinet met het samenwerkingsverband Maritiem Masterplan de verduurzaming van de scheepvaart een impuls te geven en de Nederlandse maritieme sector versterken.
Verder hebben de 175 landen die aangesloten zijn bij de internationale maritieme organisatie van de Verenigde Naties (IMO), waaronder Nederland, een akkoord bereikt over de verduurzaming van de internationale scheepvaart. De internationale scheepvaart wil in of rond 2050 CO2-neutraal zijn. In 2030 moet de uitstoot van de scheepvaart met 20 procent verminderd zijn. In 2040 moeten schepen 70 procent minder CO2 uitstoten. Maatregelen om deze doelen te halen worden in 2023-2024 uitgewerkt en moeten in 2027 worden ingevoerd. Het gaat bijvoorbeeld om een wereldwijde klimaatheffing op de brandstof voor schepen.
Bronnen
- Zie voor de emissiereductiedoelstellingen van alle sectoren: Aanpak van de oorzaken van klimaatverandering: klimaatmitigatie
- IBO Klimaatrapport 2023
- Klimaat- en Energieverkenning 2023 (KEV 2023) | PBL Planbureau voor de Leefomgeving
- Dashboard Klimaatbeleid – Mobiliteit
- Besluit CO2-reductie werkgebonden personenmobiliteit
- Strategie 'Naar klimaatneutrale en circulaire rijksinfrastructuurprojecten' (2020)