Mobiliteit en parkeren
Overheden moeten mobiliteit meewegen bij ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving. Er zijn instructieregels gericht op de ontwikkeling en het in stand houden van de rijksinfrastructuur. Provincie en gemeenten kunnen het beleid verder zelf invullen.
Kenmerken mobiliteit
Bij mobiliteit en ruimtelijke planvorming hebben we het over vervoer met de auto, het openbaar vervoer, de fiets et cetera. Hiervoor zijn voorzieningen nodig, zoals wegen, fietspaden, openbaar vervoerverbindingen en parkeervoorzieningen. In Nederland levert de mobiliteit steeds meer problemen op door bijvoorbeeld de vele files op de autowegen en het effect op de omgeving door luchtkwaliteit, geluid, et cetera.
Nieuwe ontwikkelingen mogen niet leiden tot problemen op de omliggende wegen. Er moeten ook voldoende parkeerplaatsen voor auto’s en soms ook voor fietsen gerealiseerd worden. Wat voldoende is, is afhankelijk van de locatie en gemeentelijk beleid.
Mobiliteit in instrumenten
Mobiliteit speelt op alle schaalniveaus (Rijk, provincie, regio en gemeente).
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) bevat verschillende rijksinstructieregels voor de instandhouding van de rijksinfrastructuur. Mobiliteit is verder een aspect dat in de omgevingsvisies, de omgevingsverordening en het omgevingsplan meeweegt vanuit een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit.
Mobiliteit in de Nationale Omgevingsvisie
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) bevat 21 nationale belangen, waarvan er 2 gericht zijn op mobiliteit:
- waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem
- in stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit
Het Rijk is verantwoordelijk voor de aanleg, het beheer en de instandhouding van de hoofdinfrastructuur. Het Rijk bewaakt de samenhang en het functioneren van de netwerken vanuit internationaal, nationaal en regionaal perspectief. Voor bepaalde onderdelen van het netwerk, of bepaalde thema's (bijvoorbeeld verkeersveiligheid) kan de uitwerking nadrukkelijk wel op regionaal niveau plaatsvinden.
Mobiliteit in omgevingsvisie provincie en gemeente
In de omgevingsvisie geeft de provincie of gemeente haar visie op de mobiliteit. Welke ambities zijn er? Wordt er ingezet op duurzame mobiliteit? Zijn er knelpunten die opgelost moeten worden, bijvoorbeeld doorstroming, geluidsoverlast of luchtkwaliteit?
In de visie kan de gemeente ook aangeven: zet zij in op het faciliteren van het verkeer, of juist het beperken ervan? Aanvullend op de omgevingsvisie kan het wenselijk zijn dat de gemeente dan specifiek beleid opstelt. Zoals een programma op het gebied van mobiliteit, aangepaste (lagere) parkeernormen en normen voor fietsparkeren.
Instructieregels mobiliteit
Het Bkl bevat instructieregels voor het opstellen van omgevingsplannen. Deze zijn gericht op de ontwikkeling en het in stand houden van de rijksinfrastructuur. Het betreffen onder andere reserveringsgebieden.
Deze instructieregels staan in het Bkl onder:
- paragraaf 5.1.6.2 Reserveringsgebieden Autowegen, autosnelwegen en hoofdspoorwegen
- paragraaf 5.1.7.4 Doorvaart rijksvaarwegen
- paragraaf 5.1.7.6 Landelijke fiets- en wandelroutes
- afdeling 5,2, artikel 5.163 (voorkomen belemmeringen gebruik en beheer hoofdspoorweginfrastructuur en rijkswegen)
Provinciale verordening en mobiliteit
In de verordening kan de provincie haar beleid uit de omgevingsvisie borgen. Voor mobiliteit gaat het dan bijvoorbeeld om het vereiste van een mobiliteitstoets bij ontwikkelingen die effect kunnen hebben op de mobiliteit. Of het aanwijzen van gebieden die gereserveerd zijn voor wijzigingen in het provinciaal wegennet.
Programma en mobiliteit
Als de gemeente of provincie specifieke ambities heeft voor mobiliteit kan dit uitgewerkt worden in een programma. Bijvoorbeeld een programma gericht op het verbeteren van de gehele mobiliteit in een gemeente of provincie. Of een programma gericht op meerdere doelen, zoals mobiliteit en luchtkwaliteit.
Er zijn een aantal verplichte programma’s. Zo moeten gemeenten en provincies een Actieplan Geluid opstellen. Dit programma kan een relatie hebben met mobiliteit.
Omgevingsplan en mobiliteit
Bij het opstellen van het omgevingsplan wordt er in ieder geval uitwerking gegeven aan de instructieregels van het Bkl. Daarnaast vindt er op basis van de omgevingsvisie een afweging plaats: zijn er regels nodig om mobiliteit en parkeren te reguleren? Dit kan bijvoorbeeld ingegeven zijn vanuit de bereikbaarheid, het beperken van geluidsoverlast of verbeteren van de luchtkwaliteit.
In het algemeen zal een gemeente parkeerbeleid hebben met daarin parkeernormen waaraan nieuwe ontwikkelingen moeten voldoen. Het parkeerbeleid kan als dynamische beleidsregel aan het omgevingsplan gekoppeld worden. Dit biedt flexibiliteit om het parkeerbeleid aan te passen, zonder het omgevingsplan aan te passen.
Ook kan bij ontwikkelingslocaties in een stedelijk gebied bijvoorbeeld een regeling opgenomen worden die aan geeft dat er aangetoond moet worden dat het verkeer goed afgewikkeld kan worden. Of juist dat er geen of beperkte toename mag zijn van het autoverkeer op omliggende wegen.
Andere mobiliteitsaspecten die terug kunnen komen in het omgevingsplan zijn bijvoorbeeld het mogelijk maken van een nieuwe wegen of verbreding van wegen, nieuwe openbaar vervoerverbindingen, stations, (centrale) parkeervoorzieningen, fietsroutes.
Omgevingsplan of omgevingsvergunning
Bij het toelaten van een nieuwe functies in het omgevingsplan moet aangetoond worden wat het effect is op de bereikbaarheid en verkeersafwikkeling. Ook wordt in beeld gebracht of er sprake is van een (extra) parkeerbehoefte voor auto’s, fietsen (en scooters). Er mag geen onaanvaardbaar effect zijn. Dit geldt ook bij buitenplanse omgevingsvergunningen.
Met het oog op duurzame mobiliteit is het wenselijk dat nieuwe ontwikkelingen multimodaal ontsloten zijn. Dus zowel met fiets, openbaar vervoer als met de auto.
Bij kleinere ontwikkelingen kan vaak kwalitatief aangetoond worden dat er geen probleem ontstaat met de verkeersafwikkeling. Om dat de capaciteit van de weg ruim voldoende is om het extra verkeer te verwerken. Bij grote ingrepen wordt dit met een verkeersmodel in beeld gebracht. Het gaat dan onder andere om de verkeersafwikkeling op de kruispunten, de capaciteit van de wegen en de doorstroming.
Op basis van het parkeerbeleid van de gemeente of de kencijfers van CROW kan berekend worden hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn. Vervolgens moet aangetoond worden dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is of gerealiseerd kan worden. De kencijfers van het CROW zijn algemeen erkend. Het zijn geen normen, maar richtlijnen. Hiervan kan afgeweken worden.
Meer informatie over mobiliteit
- Duurzame mobiliteit:
Instrumenten voor duurzame mobiliteit en publicaties met voorbeelden vindt u op de website Duurzame mobiliteit. - Gezonde mobiliteit:
Gezonde mobiliteit kan gestimuleerd worden door de leefomgeving gezond te ontwerpen en in te richten. Meer informatie kunt u vinden op de website Gids gezonde leefomgeving. - Parkeerbeleid:
Meer informatie over parkeerbeleid, parkeernormen en mobiliteitsmanagement vindt u op het Kennisplatform CROW.