Plekken waar de luchtkwaliteit wordt beoordeeld
De overheid beoordeelt vooral de luchtkwaliteit van aandachtsgebieden. In deze gebieden kunnen omgevingswaarden worden overschreden. Zij beoordeelt alleen de plekken waar mensen worden blootgesteld aan luchtvervuiling. Er zijn daarom ook locaties waar nooit toetsing of monitoring nodig is.
Op deze pagina
- Gezondheid beschermen
- NIBM-activiteiten niet toetsen aan omgevingswaarden
- Beoordeling in en nabij de aandachtsgebieden
- Beoordeling buiten de aandachtsgebieden
- Locaties waar geen toetsing nodig is
Gezondheid beschermen
De overheid beoordeelt de luchtkwaliteit niet overal. De omgevingswaarden beschermen de kwaliteit van de buitenlucht en daarmee de gezondheid van mensen. De beoordeling vindt plaats op locaties waar mensen zijn.
NIBM-activiteiten niet toetsen aan omgevingswaarden
Toetsen aan de omgevingswaarden voor luchtkwaliteit is niet nodig als een project of activiteit weinig bijdraagt aan luchtverontreiniging. In juridische termen heet dat: niet in betekenende mate (NIBM).
Beoordeling in en nabij de aandachtsgebieden
De overheid toetst en monitort de luchtkwaliteit vooral in de zogenoemde aandachtsgebieden. Aandachtsgebieden zijn locaties met hogere concentraties stikstofdioxide (NO2) of fijnstof (PM10). Soms wordt hier een rijksomgevingswaarde overschreden. Of de achtergrondconcentratie is zo hoog, dat bij toevoeging van een nieuw project alsnog een rijksomgevingswaarde overschreden kan worden.
In een aandachtsgebied moet de overheid de omgevingswaarden in acht nemen. Dit geldt voor de volgende (ruimtelijke) besluiten, als deze zorgen voor een verhoging van de concentraties binnen een aandachtsgebied:
- De gemeente laat in een omgevingsplan activiteiten toe die leiden tot gebruik van wegen, vaarwegen of spoorwegen (verkeersaantrekkende werking). Of waarvoor luchtregels staan in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Dit volgt uit artikel 5.51 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup).
- De provincie deelt in een omgevingsverordening functies aan locaties toe (artikel 7.1 en afdeling 5.1 Bkl).
- Een projectbesluit draagt in betekenende mate bij aan de concentratie van NO2 of PM10 (artikel 9.1 en afdeling 5.1 Bkl).
- Enkele andere activiteiten moeten binnen én buiten de aandachtsgebieden getoetst worden; zie paragraaf Beoordeling buiten de aandachtsgebieden
Het gaat in de eerste plaats om activiteiten binnen het aandachtsgebied. Maar het kan ook gaan om activiteiten in de buurt van een aandachtsgebied, als deze activiteiten zorgen voor een verhoging van de concentraties binnen het nabijgelegen aandachtsgebied.
Dit betekent dat een gemeente het omgevingsplan soms moet toetsen aan de omgevingswaarden in een nabijgelegen aandachtsgebied. Het gaat dan om een gemeente die zelf buiten het aandachtsgebied ligt. Dit kan nodig zijn bij activiteiten die relatief veel luchtvervuiling veroorzaken en over een grotere afstand effect hebben. Denk aan extra verkeer of bedrijfsemissies.
Ook omgevingsverordeningen of projectbesluiten kunnen gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit in een nabijgelegen aandachtsgebied.
De aandachtsgebieden NO2 en PM10
De aandachtsgebieden (voor zowel NO2 als PM10) zijn de volgende stedelijke gebieden (agglomeraties) en gemeenten:
- Amsterdam/Haarlem (16 gemeenten: Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beverwijk, Bloemendaal, Diemen, Haarlem, Haarlemmermeer, Heemskerk, Heemstede, Ouder-Amstel, Uithoorn, Velsen, Weesp, Zaanstad en Zandvoort)
- Den Haag/Leiden (12 gemeenten: Delft, Den Haag, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Oegstgeest, Rijswijk, Voorschoten, Wassenaar en Westland)
- Rotterdam/Dordrecht (15 gemeenten: Albrandswaard, Barendrecht, Capelle aan de IJssel, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Maassluis, Nissewaard, Papendrecht, Ridderkerk, Rotterdam, Schiedam, Sliedrecht, Vlaardingen, Zuidplas en Zwijndrecht)
- Utrecht (4 gemeenten: Houten, Nieuwegein, Utrecht en IJsselstein)
- Eindhoven (6 gemeenten: Best, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Helmond, Nuenen, Gerwen en Nederwetten en Veldhoven)
- gemeente Arnhem
- gemeente Etten-Leur
Dit staat in artikel 5.51, lid 2 van het Bkl. De gemeenten die onder deze agglomeraties vallen staan in artikel 2.38 van de Omgevingsregeling. De agglomeratie Heerlen/Kerkrade staat wel in artikel 2.38, maar is geen aandachtsgebied voor zowel NO2 als PM10.
De aandachtsgebieden PM10
In een aantal gemeenten is de fijnstofconcentraties relatief hoog door veehouderijen. Dit zijn volgens het Bkl de aandachtsgebieden fijnstof (artikel 5.51, lid 3). Het zijn de volgende 8 gemeenten:
- Asten
- Barneveld
- Bernheze
- Ede
- Leudal
- Nederweert
- Scherpenzeel
- Venray
De aandachtsgebieden PM10 worden elke drie jaar geëvalueerd en zo nodig aangepast naar de actuele inzichten over de luchtkwaliteit.
Beoordeling buiten de aandachtsgebieden
Voor enkele activiteiten moet de overheid de luchtkwaliteit altijd beoordelen (artikel 5.50 Bkl). Dus binnen én buiten de aandachtsgebieden. Het gaat om de volgende situaties:
- bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit.
- bij het toelaten in omgevingsplan:
- de aanleg van een wegtunnel langer dan 100 meter
- een wijziging van een wegtunnel daarbij de lengte met minimaal 100 meter toeneemt
- de aanleg van een autoweg of een autosnelweg
Locaties waar geen toetsing nodig is
Op locaties die aan 1 van de volgende criteria voldoen, is geen toetsing of monitoring van de luchtkwaliteit nodig:
- relatief kort verblijven (blootstellingscriterium)
- het gaat om arbeidsplaatsen (artikel 2.2 Bkl)
- mensen daar niet kunnen komen (toepasbaarheidsbeginsel), bestaand uit:
- locaties waar het publiek niet kan komen en waar geen vaste bewoning is
- de rijbaan en middenberm van wegen, tenzij voetgangers toegang hebben tot de middenberm
De regel is dat de luchtkwaliteit niet beoordeeld wordt op plekken die niet openbaar toegankelijk zijn voor het publiek. Daarom zijn deze plaatsen uitgezonderd van toetsing aan de omgevingswaarden voor luchtkwaliteit. Het toepasbaarheidsbeginsel komt op meerdere plekken voor in het Bkl:
- artikel 5.52 (toelaten activiteiten in omgevingsplan)
- artikel 8.17 (beoordelingsregels milieubelastende activiteit)
- artikel 11.19 (monitoring omgevingswaarden luchtkwaliteit)
Representatieve blootstelling
Het bevoegd gezag beoordeelt de luchtkwaliteit op plaatsen waar representatieve blootstelling is. Dit betekent dat de blootstelling representatief is voor de plaats en de gemiddelde tijdsduur waarop iemand wordt blootgesteld. De gemiddelde tijdsduur van blootstelling moet daarbij significant zijn ten opzichte van de middelingstijd van de omgevingswaarde. Dit uitgangspunt wordt ook wel het blootstellingscriterium genoemd.
Voorbeeld
Toetsing aan de 24-uurgemiddelde concentratie PM10 in een park kan relevant zijn. Want de verblijftijd in een park is vaak significant ten opzichte van de middelingstijd van deze omgevingswaarde (24 uur). Maar op dezelfde plek is toetsing aan de jaargemiddelde concentratie NO2 waarschijnlijk niet nodig. Want de verblijftijd in een park is over het algemeen niet significant ten opzichte van de middelingstijd van deze omgevingswaarde (jaar).
Het bevoegd gezag past het blootstellingscriterium ook toe als het de luchtkwaliteit monitort. Het blootstellingscriterium staat op verschillende plekken in de Omgevingsregeling, bijvoorbeeld in artikel 8.11 (toetsing van wegen) en artikel 8.17 (toetsen van milieubelastende activiteiten).
Meer uitleg en voorbeelden vindt u op de pagina Toetsen luchtkwaliteit bij significante blootstelling.
Arbeidsplaatsen
De rijksomgevingswaarden voor luchtkwaliteit gelden niet voor arbeidsplaatsen (artikel 2.2 Bkl). Daar gelden namelijk de regels van het Arbeidsomstandighedenbesluit over luchtverversing. Het Bkl houdt de definitie van arbeidsplaats uit de Arborichtlijn aan. Hierdoor is ook een bedrijventerrein een arbeidsplaats. Hetzelfde geldt voor een bedrijfswoning.
Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is een van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet.