Graven voor aanleg en onderhoud van kabels en leidingen
Bij de aanleg en onderhoud van kabels en leidingen in de bodem, is het vaak nodig om in de bodem te graven. In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) staan regels voor het graven in de bodem. Ook kunnen regels in het omgevingsplan staan.
Regels afhankelijk van kwaliteit van de bodem en omvang grondverzet
Bij de aanleg, onderhoud en het verwijderen van kabels en leidingen is graven in de bodem noodzakelijk. Dit graven bestaat meestal uit het tijdelijk uitnemen van de grond. En na afronding van het werk weer terugplaatsen in de bodem. Soms is afvoer van de grond nodig, omdat het niet mogelijk is alle grond weer terug te plaatsen.
Onderscheid regels Bal voor milieubelastende activiteiten
Het Bal stelt regels aan het graven in de bodem. Deze regels gaan over de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. Het Bal maakt hierbij onderscheid tussen 2 milieubelastende activiteiten (een lichtere en een zwaardere), op basis van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem:
- graven in de bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarden bodemkwaliteit (paragraaf 3.2.21 en 4.119 van het Bal)
- graven in de bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarden bodemkwaliteit (paragraaf 3.2.22 en 4.120 van het Bal).
De regels uit het Bal gelden alleen als het volume van de te ontgraven bodem meer is dan 25 m3. Als het te ontgraven bodemvolume kleiner of gelijk is dan 25 m3 (ook wel kleinschalig graven genoemd), gelden geen regels uit het Bal. Wel kunnen gemeenten in het omgevingsplan regels stellen aan kleinschalig graven.
Voorbeeld: het omvangscriterium van 25 m3 komt grofweg overeen met een ontgraving van een cunet van 33 m bij 1 m en een diepte van 0,75 m.
De volgende tabel geeft een samenvatting van het onderscheid in regels voor graven op basis van kwaliteit en omvang.
Onderscheid regels bij graven
Omvang bodemvolume grondverzet | Kwaliteit kleiner dan of gelijk aan interventiewaarde bodemkwaliteit | Kwaliteit groter dan de interventiewaarde bodemkwaliteit |
---|---|---|
Omvang bodemvolume grondverzet <25 m3 | Geen rijksregels, mogelijk regels in omgevingsplan | Geen regels, mogelijk regels in het omgevingsplan (zie Kleinschalig graven in de bodem) |
Omvang bodemvolume grondverzet >25 m3 | Algemene regels paragraaf 3.2.21 en 4.119 van het Bal (lichte variant) |
Algemene regels paragraaf 3.2.22 en 4.120 van het Bal (zwaardere variant) |
Regels uit het Bal (bij grondverzet groter dan 25 m3)
De regels uit het Bal voor het graven in de bodem bestaan grofweg uit 3 onderdelen:
- voorafgaand bodemonderzoek
- melding of informatieplicht aan het bevoegd gezag
- inhoudelijke voorschriften tijdens de activiteit
Voorafgaand bodemonderzoek
Voor het uitvoeren van de milieubelastende activiteit graven in de bodem is voorafgaand bodemonderzoek verplicht. Dit bodemonderzoek start met het uitvoeren van vooronderzoek volgens NEN 5725. Het vooronderzoek bestaat uit het opvragen van historische informatie en eerder beschikbaar bodemonderzoek.
Als uit het vooronderzoek blijkt dat de locatie verdacht is op het voorkomen van een bodemverontreiniging en nog niet voldoende onderzocht is, is verder bodemonderzoek nodig volgens NEN 5740 en/of NEN 5707 (bij verdenking op asbest). Het veldwerk voor dit bodemonderzoek moet uitgevoerd worden door organisaties en personen die erkend zijn voor de BRL SIKB 2000.
Uit het bodemonderzoek moet blijken of de interventiewaarde bodemkwaliteit voor 1 of meerdere stoffen overschreden wordt. En daarmee welke van de 2 milieubelastende activiteiten van toepassing is.
Melding of informatieplicht aan bevoegd gezag
Voor het graven in de bodem gelden de volgende regels voor meldingsplicht of informatieplicht:
Graven in de bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarden bodemkwaliteit
De initiatiefnemer moet voor de start een melding doen aan het bevoegd gezag. De termijn hiervoor is 4 weken, maar voor tijdelijke uitname geldt een termijn van 1 week. Uiterlijk een week na beëindiging van de activiteit, moet de initiatiefnemer het bevoegd gezag hierover informeren.
Graven in de bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarden
De initiatiefnemer moet een week vóór de start gegevens en bescheiden aan het bevoegd gezag sturen. Alleen als het gaat om tijdelijke uitname, geldt hiervoor een uitzondering: dan geldt geen informatieplicht.
Blijkt tijdens de uitvoering van de activiteit dat alsnog sprake is van afvoer van grond? Dan kan het bevoegd gezag handhavend optreden op het niet nakomen van de verplichting om gegevens en bescheiden te verstrekken. Het advies is om in dat geval contact op te nemen met het bevoegd gezag en dat alsnog te informeren over de activiteit.
Bij een spoedreparatie van vitale infrastructuur
Bij bijvoorbeeld het herstellen van een kabelbreuk of lekkage van een gas- of waterleiding geldt een uitzondering op de melding- of informatieplicht vooraf. Wel moet de initiatiefnemer na afloop van de activiteit het bevoegd gezag informeren.
Het verrichten van de meldingen en aan te leveren gegevens en bescheiden aan het bevoegd gezag vindt plaats via het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO).
Inhoudelijke voorschriften tijdens de activiteit
Bij het graven in een bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit, gelden minder regels dan voor het graven in een bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit.
Bij beide milieubelastende activiteiten zijn er basisregels die gaan over:
- het gescheiden houden van bodemlagen met verschillende milieuhygiënische kwaliteit
- de tijdelijke opslag van de grond
- het tijdelijk uitnemen en weer terugplaatsen van de grond in het bodemprofiel
Aanvullend daarop geldt bij de activiteit graven in de bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde een erkenningsplicht volgens de BRL 7000 voor de uitvoering van het werk. Onder bepaalde voorwaarden is bij deze activiteit milieukundige begeleiding volgens de BRL 6000 noodzakelijk.
Arbeidsomstandigheden
Vanuit de Arbeidsomstandighedenwet hebben opdrachtgever en opdrachtnemer hun verantwoordelijkheden. Van belang is dat de opdrachtgever onderzoeksgegevens heeft over de kwaliteit van de bodem. Dit zodat de opdrachtnemer maatregelen en voorzieningen kan treffen om veilig te werken. Kennisinstituut CROW heeft de CROW 400-richtlijn Werken in en met verontreinigde bodem opgesteld. Deze richtlijn is bedoeld als hulpmiddel om de risico’s te bepalen op blootstelling aan gevaarlijke stoffen.
De initiatiefnemer kan het voorafgaand bodemonderzoek ook gebruiken om een inschatting te maken van de noodzakelijke maatregelen en voorzieningen op het gebied van arbeidsomstandigheden.
Meer informatie
- Inhoudelijke regels graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit
- Inhoudelijke regels graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit
- De brochure 'Inspectie SZW en de CROW 400-richtlijn' en de Basisinspectiemodule werken in verontreinigende grond is te vinden bij Inspectie SZW.