Ga naar de inhoud
Direct naar
  • Contact
  • Stel uw vraag
Informatiepunt Leefomgeving (naar homepage)
Zoeken in deze site
  1. Home ›
  2. Thema's ›
  3. Ruimtelijke ontwikkelingen ›
  4. Instrumenten grondbeleid ›
  5. Kostenverhaal gebiedsontwikkeling en financiële bijdragen ›
  6. Webinar onteigening, voorkeursrecht en nadeelcompensatie
  • Home
  • Actueel
  • Regelgeving
  • Thema's
  • Digitaal stelsel
  • Contact
  • Contact
  • Stel uw vraag

Webinar grondbeleid: onteigening, voorkeursrecht en nadeelcompensatie

Webinar waarin experts in grondbeleid uitleg geven over hoe het onder de Omgevingswet geregeld is met voorkeursrecht, onteigening en nadeelcompensatie. Dit is deel 2 van een 2-delig webinar over grondbeleid. Deel 1 gaat over kostenverhaal en financiële bijdrage.

Logo AandeslagmetdeOmgevingswet
video: Webinar Grondbeleidsinstrumentarium: onteigeningsrecht, voorkeursrecht, nadeelcompensatie

Downloads

  • Ondertiteling | Ondertiteling | srt
  • Audiodescriptie | Audio | mp3

Uitgeschreven tekst

Deze video duurt 1 uur en 6 seconden. Het is een vraaggesprek tussen werknemers van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Leo Nooteboom en Hendrik van Sandick. Het gesprek wordt geleid door Sarah Ros, adviseur Omgevingswet van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Sarah: 'Goedemiddag, welkom bij het 2e deel van dit live webinar over het aanvullingsspoor grondeigendom Omgevingswet van het programma Aan de slag met de Omgevingswet. Dit live webinar gaat over het onderdeel voorkeursrecht, onteigening en nadeelcompensatie. Ik ben Sarah Ros, adviseur Omgevingswet van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Aan tafel zitten twee experts grondeigendom. Wie zijn jullie?' Leo: 'Mijn naam is Leo Nooteboom. Ik werk als beleidsmedewerker bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik ben al een aantal jaren betrokken bij het grondbeleid.' Sarah: 'Welkom.' Hendrik: 'Hendrik van Sandick. Ik ben juridisch adviseur en sinds een aantal jaren weer werkzaam ook voor BZK. Ik heb gewerkt aan de Aanvullingswet, eerst aan kostenverhaal en toen aan voorkeursrecht en onteigening.' Sarah: 'Ook welkom. Dit is een vraaggesprek en dat hebben we voorbereid met een aantal vragen. U kunt ook vragen stellen, dat doet u via de online chatfunctie. Er zijn moderators achter de schermen bezig om die vragen voor ons te clusteren. En in een driedeling van dit webinar zal ik die vragen meenemen en de experts de mogelijkheid geven om die vragen voor u te beantwoorden. Mocht u nog meer informatie willen over het aanvullingsspoor grondeigendom, dan verschijnt er een aantal linkjes in de chat en ook via de website van 'Aan de slag met de Omgevingswet' of het 'Informatiepunt Leefomgeving' is meer informatie te vinden.

Dan dit onderdeel grondeigendom. Als we kijken naar het geheel, het aanvullingsspoor grondeigendom of voorkeursrecht, onteigening en nadeelcompensatie, schieten we er iets mee op? Wordt het beter voor gebiedsontwikkeling?' Hendrik: 'Nou, ik denk dat bij voorkeursrecht zitten er in ieder geval wat praktische verbeteringen in, maar het instrument blijft hetzelfde. Bij onteigening is de procedure enorm gestroomlijnd en ik denk dat daar zeker winst uit te halen valt voor de praktijk. En nadeelcompensatie is ook verduidelijkt en vereenvoudigd. En ik denk dat het voor de gemeente ook niet verkeerd gaat uitpakken. Omdat het normaal maatschappelijk risico wordt nu vastgezet en de actieve risicoaanvaarding wordt ook goed geregeld. Dus dat zijn allemaal pluspunten voor de gemeente die wat meer zekerheid bieden vooraf over de ontwikkeling. En uit uitgebreid wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat hoe meer zekerheid een ontwikkelaar vooraf heeft, en ook de partijen vooraf hebben over een ontwikkeling, hoe makkelijker die tot stand komt." Sarah: "En wordt het dan ook eenvoudiger?" Hendrik: "Ik denk dat onteigening zeker eenvoudiger wordt." Sarah: "Mee eens?" Leo: "Ik denk dat dat ook het geval is. Maar het eenvoudiger worden gaat niet ten koste van de rechtsbescherming van degene die onteigend dreigt te gaan worden. Dat is ook wel van belang, denk ik." Sarah: "Ja, in die zin is iedereen net zo beschermd als nu. Ja, oké. Nou, dat is alvast een goed begin. Het wordt er beter op.

Dit webinar heeft drie onderwerpen die niet alles met elkaar te maken hebben, dus we splitsen het op.

Ik wil het hebben over het voorkeursrecht. Wat zijn bij voorkeursrecht de grootste veranderingen met de komst van de Omgevingswet?" Leo: "Het voorkeursrecht kent eigenlijk niet heel grote veranderingen ten opzichte van de huidige wet. Zij het bijvoorbeeld dat de inwerkingtreding van het voorkeursrecht wat versoepeld is, wat slimmer gemaakt is dan onder de huidige wet. Hendrik is onze echte adviseur op dit vlak, die kan dan precies vertellen waar die verschillen in zitten. Het komt erop neer dat op het moment dat een stuk binnenkomt bij het Kadaster om het voorkeursrecht te vestigen, dat het ook vrijwel direct ingaat. Maar Hendrik kan dat misschien iets preciezer duiden? Volgens mij is dat ongeveer het belangrijkste verschil." Hendrik: "Dat is wel een belangrijk verschil. Dat is de inwerkingtreding van het voorkeursrecht. Dat was gekoppeld aan de bekendmaking. En door bekendmaking trad het in werking. Maar die bekendmaking was op dat moment nog niet altijd bekend bij bijvoorbeeld een notaris die een akte moest passeren. En die moest dan toch in sommige gevallen, als er een voorkeursrecht dreigde, de gemeente bellen. Om te weten of die onder de akte kon verklaren dat er geen voorkeursrecht gold, zodat er gepasseerd kon worden. In het nieuwe stelsel is dat probleem opgelost. Normaal treedt een besluit in werking nadat het is bekendgemaakt. Bij voorkeursrecht  moet het na bekendmaking ook aan het Kadaster worden gestuurd ter inschrijving in de openbare registers. En het Kadaster tekent dat moment van inschrijving aan en dat is het moment van de inwerkingtreding. Sarah: "Makkelijker voor de notaris dus." Hendrik: "Ja, en die notaris heeft een online verbinding met het Kadaster. Dus die kan ter plekke meteen zien of er een voorkeursrecht geldt of niet. Dus die tast nooit meer in het duister. Sarah: "Belangrijkste wijziging." Hendrik: "Dat is in ieder geval een serieuze wijziging, ja." Sarah: " Zijn er ook nog wijzigingen die van belang zijn voor het bevoegd gezag, voor de gemeente?" Hendrik: "Ja, er zijn ook wat andere wijzigingen. Een van de vestigingsgrondslagen is nu de structuurvisie. In het nieuwe stelsel hebben we de omgevingsvisie. Naast de omgevingsvisie hebben we ook het programma. Daarin is het mogelijk om functies al toe te denken aan een bepaalde locatie. Een programma mag ook een soort gebiedsvisie zijn. Een programma dat een gebiedsvisie is en functies toedeelt aan een locatie, kan ook de grondslag vormen voor voorkeursrecht, in plaats van de omgevingsvisie." Sarah: "Grondslagen hebben dus andere instrumenten eigenlijk?" Hendrik: " Ja, dat is ook een verruiming. Een derde wijziging is er via een amendement ingekomen dat een voorkeursrecht op grond van het omgevingsplan geldt voor vijf jaar. En kan dan nog met vijf jaar verlengd worden, maar dan moet er wel bewust een verlengingsbesluit genomen worden. In het huidige stelsel is dat niet zo. Bij een bestemmingsplan geldt het automatisch voor tien jaar." Sarah: "Oké, dus nu vijf plus vijf." Leo: "Dat is een verbetering van de rechtspositie van betrokkenen die met het voorkeursrecht geconfronteerd wordt. Want er komt een een heroverweging na vijf jaar in plaats van dat het voorkeursrecht weer automatisch tien jaar doorloopt." Sarah: "En met die wijziging van grondslagen, moet je daar al iets mee voor inwerkingtreding van de wet?" Hendrik: "Nee, dat hoeft niet echt. Ik zal het toelichten. Je kan nu een voorkeursrecht vestigen op grond van een voorkeursrechtbesluit, een zelfstandig voorkeursrechtbesluit. Dat blijft ook bestaan. Dat wordt een zelfstandige voorkeursrechtbeschikking. Maar het is eigenlijk precies hetzelfde. Daarna kan die nu opgevolgd worden door een voorkeursrecht op grond van een structuurvisie. Dat wordt een omgevingsvisie of een programma. En daarna kan die opgevolgd worden, nu, door een bestemmingsplan. En dat wordt straks het omgevingsplan. Dus die vestigingsgrondslagen gaan bijna naadloos in het nieuwe stelsel over. En het blijft ook mogelijk om een voorlopig voorkeursrecht te vestigen. Net zoals nu bij de gemeente dan door het college van B en W. Die mogelijkheid blijft ook bestaan onder het nieuwe recht. Sarah: "En als die grondslag voor voorkeursrecht niet is opgenomen in een omgevingsvisie en hij wordt alsnog opgenomen in een programma. Is dat dan voldoende of heb je altijd beide instrumenten nodig? Omdat je een programma vaker ziet als een uitwerking van een omgevingsvisie?" Hendrik: "Nee, het kan zelfstandig in een programma. De wet zit zo in elkaar dat er een volgorde zit in de voorkeursrechten. Het kan alleen beginnen met een zelfstandige voorkeursrechtbeschikking als er nog geen omgevingsvisie of programma of omgevingsplan is, waarin die nieuwe functie voorkomt. Dus dan kun je teruggrijpen op een zelfstandige voorkeursrechtbeschikking. Als er een omgevingsvisie of een programma is dat al grondslag zou kunnen vormen voor het voorkeursrecht, moet je die gebruiken. Als er al een omgevingsplan is dat de grondslag zou kunnen vormen, moet je het omgevingsplan gebruiken." Leo: "Dat is ook allemaal gebonden aan vaste termijnen die in de wet staan opgenomen. Je bent verplicht om binnen een bepaalde periode van het ene naar het andere plan te gaan in een aantal situaties. Als dat college, bij de gemeente die de voorkeursrechtbeschikking gemaakt heeft, moet de gemeenteraad het binnen drie maanden vaststellen. Zo zijn er meer van die termijnen die gehaald moeten worden. Als je het voorkeursrecht over zijn volledige duur, 16 jaar en drie maanden, wil vestigen. Sarah: "En als het verlopen is?" Hendrik: "Als een voorkeursrecht vervallen is, mag er niet binnen twee jaar op grond van dezelfde grondslag een nieuw voorkeursrecht gevestigd worden." Sarah: "Onder de Omgevingswet?" Hendrik: "Ja, dat was nu ook al zo. Als een voorkeursrecht gevestigd was op een omgevingsvisie en het vervalt, dan vervalt het na drie jaar. Als er dan binnen die drie jaar geen vervolg  is met een omgevingsplan, kan niet opnieuw op grond van die omgevingsvisie het gevestigd worden, binnen twee jaar. Dus dan is twee jaar lang geen voorkeursrecht." Sarah: "Goed, dat hebben we in de huidige situatie ook. Dus dat is geen verandering, maar wel belangrijk om te weten. En als er op dit moment een voorkeursrecht in het bestemmingsplan, het bestemmingsplan als grondslag geldt, dan gaat dat mogelijk over, denk ik, naar het tijdelijk omgevingsplan, in die bestemmingsplanvorm. Hoe werkt dat dan? Hoe zit dat met het overgangsrecht?" Hendrik: "Ja, dat blijft bestaan. Alleen zit er nu in dat nieuwe stelsel een addertje onder het gras en dat is de termijn van vijf jaar. Dus het wordt gewoon omgezet en het loopt door. Maar de gemeenten moeten wel rekening houden dat ze nu het voorkeursrecht niet na tien jaar kwijt zijn, maar na vijf jaar. Tenzij ze het verlengen. Dus ik raad ze aan om na te kijken of er voorkeursrechten zijn die al heel snel gaan aflopen. Want die zullen dan wel verlengd moeten worden." Sarah: "Dus een huidig voorkeursrecht gaat over naar het tijdelijk omgevingsplan. En krijgt dan de termijn van vijf jaar. En niet meer van tien jaar." Hendrik: "Ja, die termijn loopt eigenlijk gewoon door vanaf het moment van van vestiging. Dus die krijgt niet die termijn van vijf jaar. Die valt dan gewoon voor die termijn in dat nieuwe stelsel." Leo: "Dus dan moet je opletten." Hendrik: "Hij wordt omgezet in een voorkeursrecht. Hij wordt eigenlijk van rechtswege omgezet in voorkeursrecht op grond van het omgevingsplan." Sarah: "En dus geldt de nieuwe termijn. Ja, oké. En anders dus een verlenging, nogmaals met vijf jaar. En is dat dan altijd een wijzigingsbesluit omgevingsplan?" Hendrik: "Nee, dat is een los verlengingsbesluit." Sarah: "Dus een los verlengingsbesluit. Je hoeft dan niet per se iets te doen in het kader van een nieuw omgevingsplan." Hendrik: "Nee, helemaal niks. Oké. Eigenlijk komt het erop neer dat de gemeente kijkt of die functie nog niet gerealiseerd is. Als die functie al gerealiseerd is, is voorkeursrechten niet meer nodig. Of de gemeente kijkt of ze nog steeds die functie wil realiseren. Want als ze al een herziening in voorbereiding had om het toch iets anders te gaan doen met die gronden, dan zou ze het eraf moeten halen. Dus in de meeste gevallen zal het gewoon verlengd worden." Sarah: "En wat als een gemeente niets heeft gedaan? Wat zijn de risico's qua voorbereiding op de Omgevingswet?" Hendrik: "Nou, in principe lopen al die voorkeursrechten dus gewoon door. Dus de enige echte actie die je moet doen is die check op die vijf jaar." Sarah: "Ja, daar hadden we ook een vraag over van het publiek. Loopt de bestaande vestiging voor tien jaar wel door? Hendrik: "Nee, die loopt niet door. Dat wordt gewoon een nieuwe Omgevingswettermijn."  Sarah: "We hebben nog een vraag van het publiek. Wat kan de provincie en op basis van welke planvormen?" Leo: "De provincie kan met het provinciale omgevingsplan en de omgevingsvisie ook een voorkeursrecht vestigen."  Sarah: "De omgevingsverordening." Leo: "Ze kunnen een voorkeursrecht ook vestigen. Maar het moet dan wel gaan over iets wat een provinciaal belang in zich draagt." Sarah: "En kunnen er meerdere voorkeursrechten tegelijkertijd gelden?" Leo: "Nee, daar moet tussen de verschillende bestuurders die een voorkeursrecht, waar dat zou dreigen of zo, moet een overleg plaatsvinden. Er hoort maar één voorkeursrecht op één locatie te gelden." Sarah: "Dus dat hoor je van elkaar in de gaten te hebben dan als bestuursorgaan?" Leo: "Ik neem ook aan dat men dat over het algemeen wel..." Hendrik: "De wet regelt dat een provinciaal voorkeursrecht boven een gemeentelijk voorkeursrecht gaat en een voorkeursrecht van de minister gaat boven die andere twee. Dus als er een voorkeursrecht van de minister komt, komen die twee andere te vervallen. Die zijn dan weg." Leo: "Dus op één locatie is er altijd maar één voorkeursrecht, anders zouden allerlei bestuurslagen tegen elkaar voorkeursrechten gaan maken." Hendrik: "Ja maar ook: degene die ermee te maken krijgt, die moet weten aan wie die moet aanbieden bij verkoop." Sarah: "Goed. Voorkeursrecht, dus er verandert een aantal kleinere dingen, niet heel veel, maar wat heel belangrijk is: houd de termijnen in de gaten, met name ook bij bestaand voorkeursrecht. Dat is de grote boodschap. En let op de grondslagen." Hendrik: "Ja, want de termijnen is een voorlopige voorkeursrechtbeschikking geldt drie maanden. Dan moet er binnen die drie maanden een definitieve genomen worden. Die geldt drie jaar maximaal. Dan kan die opgevolgd worden door een omgevingsvisie of een programma. Kan ook weer drie jaar gelden. En het omgevingsplan geldt vijf of tien jaar. Dus alles bij elkaar, zoals Leo zei, 16 jaar en drie maanden."  Sarah: "Nou, dan kun je even vooruit." Hendrik: "Ja, als gemeente wel. Voor degene die ermee te maken krijgt is het natuurlijk een heel ander verhaal." Sarah: "Maar dan hebben we in één verbetering heb ik begrepen, het is nu 5 plus 5, dus je krijgt op één moment in ieder geval nieuwe heroverweging. En verder blijft die eindtermijn hetzelfde." Leo: "Ja, en in die zin is er ook geen wijziging ten opzichte van de huidige wet. Die doorlooptijden zijn ook in de huidige wet natuurlijk wel van deze omvang. Ik weet niet precies hoe lang het is als je het uittelt, maar het wordt er niet slechter op."

Sarah: "Nee, goed. Dan wil ik graag naar het volgende thema, onteigening. En dan heb ik weer dezelfde vraag. Wat zijn de belangrijkste veranderingen voor onteigening na inwerkingtreding van de Omgevingswet?" Leo: "De belangrijkste verandering is dat voortaan via het bestuursrechtelijk traject de onteigeningsbeschikking tot stand gaat komen. En dat de schadeloosstelling die blijft gewoon bij de burgerlijke rechter. En ja, dat is toch wel een hele grote wijziging in het onteigeningsrecht als geheel. Het betekent ook dat de gemeente zelf een veel grotere rol krijgt. Nu moet de gemeente een verzoek indienen bij de Kroon. En als je het dan niet eens bent als potentieel onteigende met het kroonbesluit, dan kun je naar de rechtbank gaan. Dat kan de gemeente ook doen. En vervolgens kun je in cassatie gaan. Allemaal over het feit dat je onteigend wordt. En die hele vraag, kan ik überhaupt onteigend worden? Dat wordt nu een afweging van het bestuursorgaan. De gemeente besluit zelf of zij een onteigening start tot een onteigeningsbeschikking. Om de rechtsbescherming van de burger te behouden is aangegeven: dan willen we wel dat er altijd een rechterlijke toets is, maar dan door de bestuursrechter. En die rechterlijke toets vindt plaats dat nadat die gemeente die onteigeningsbeschikking gegeven heeft. Dan gaat het naar de rechtbank. De rechtbank moet het besluit van de gemeenteraad, van de gemeente, bekrachtigen. En die bekrachtiging dat kan zijn, dat is een zelfstandige toets die de rechter sowieso moet uitvoeren op  algemeen belang, urgentie en noodzaak. Dus dat doet die rechter zonder dat er bedenkingen zijn ingediend. Dus als je geen bedenkingen hebt ingediend, als opnieuw potentieel onteigende, dan nog wordt er getoetst of er algemeen belang is, noodzaak en urgentie." Sarah: "En waarom is eigenlijk hiervoor gekozen, voor deze switch ten opzichte van de huidige situatie? Met welk doel is dit gedaan?" Leo: "Met welk doel is men het bestuursrecht ingegaan? Het hoort eigenlijk gewoon bij allerlei andere ruimtelijke besluiten die we nemen en die vinden allemaal plaats in het bestuursrecht. Zoals we nu het bestemmingsplan hebben, zo meteen het omgevingsplan, dat zijn allemaal bestuursrechtelijke zaken. En dan kun je je dus ook afvragen, we hebben natuurlijk sinds de onteigeningswet waar het op een bepaalde manier geregeld was. Die is op allerlei punten ook wel, het sluit niet echt aan bij hoe we al het recht tegenwoordig ingericht hebben. Dus het was sowieso al een wat bijzondere procedure allemaal. Het heeft nog steeds zijn bijzonderheden vanwege allerlei belangen die er mee gediend zijn van rechtsbescherming. Maar het was wel tijd om het in ieder geval aan te passen. En dan kom je vervolgens voor de vraag, gaan we sleutelen aan de huidige procedure of gaan we echt gewoon veel meer richting de bestuursrechtelijke afweging? De onteigeningsbeschikking dan, niet de schadeloosstellingsbeschikking, want die blijft gewoon bij de gewone rechter. En voor de afstemming tussen die verschillende regels is dan gekozen om het toch in bestuursrechtelijke sfeer te gaan afhandelen, die hele procedure. Hendrik: "Ja, dat klopt. Het had nog veel verder vereenvoudigd kunnen worden als we de schadeloosstelling ook in de bestuurlijke kolom hadden neergelegd. Dus dat via de rechtbank en de Raad van State. Maar daar is ook niet voor gekozen, omdat het bij onteigening gaat om heel veel civielrechtelijke kwesties. Rond huur, rond pacht, rond vereffening, hypotheken, et cetera. Dat werd een brug te ver geacht voor de bestuursrechter. Daarom is die schadeloosstelling nog steeds neergezet bij de burgerlijke rechter." Sarah: "En moet je hier iets mee als gemeente voor inwerkingtreding van de wet, naast dat je je medewerkers moet opleiden of als jurist moet weten waar je straks mee te maken hebt?" Hendrik: "Nou het is natuurlijk wel handig om te weten hoe het straks gaat lopen. Dat is belangrijk. En wat een hele belangrijke is in het nieuwe stelsel, er zit een belangrijke vernieuwing in. In het huidige stelsel is het de gemeente of de provincie of zelfs de minister die verzoekt om onteigening aan de Kroon. Dus je bent eigenlijk verzoeker. In het nieuwe stelsel is je rol: het bestuursorgaan die zelfstandig het besluit neemt. Dus het is de gemeenteraad die beslist tot onteigening en die beslist ook om een verzoek in te dienen tot bekrachtiging." Sarah: "Weten de raden dit al?" Hendrik: "Nou de nieuwe straks misschien nog niet. Dat kan ik niet voor je vertellen. Of ze dat al weten. Het hangt er een beetje vanaf in welke gemeente je natuurlijk actief bent." Leo: "In mijn gemeente zijn we volop bezig met het omgevingsplan. Daar gaan we over twee weken over beslissen of wij ons omgevingsplan gaan aannemen. En degenen die het meest betrokken zijn bij die vormgeving van het omgevingsplan, die weten wel dat er hier ook op dit vlak wel wat wijzigingen optreden. Maar ja, je weet het nooit van alle gemeenten. Dit is een n=1 redenering, zoals ze dat noemen. Ik ben iemand die dat toevallig weet van mijn gemeente." Sarah: "Maar onteigening heeft dus een hele duidelijke link met het omgevingsplan. Hoe zit die link?" Hendrik: "Nou, de onteigening is gekoppeld aan een aantal besluiten. Het kan alleen gedaan worden in combinatie met een aantal besluiten. Een van die besluiten is het omgevingsplan. Een andere is de omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. En de derde is het projectbesluit. Dus aan een van die drie ruimtelijke besluiten, zal ik ze maar noemen, is een onteigening gekoppeld. In de Omgevingswet dan. Meer smaken zijn er niet." Sarah:" Dus het zou kunnen: je bent nieuw gemeenteraadslid en je krijgt een nieuw wijzigingsbesluit omgevingsplan ter voorbereiding dat daar nog niets van onteigening in zit." Hendrik: "Klopt, dat kan." Leo: "Overigens is dat ook niet zo gek, want heel veel onteigeningen zijn er natuurlijk ook niet. Het is toch een uiterste middel, onteigening. Dus proberen veel gemeenten en raden het te voorkomen. Wat er soms toe leidt dat gemeenteraden laat het besluit nemen om te starten met een onteigening en daardoor allerlei planvertragingen oplopen. Dat is dan ook een consequentie." Sarah: "We hebben hier een vraag over van ons publiek en die vraag is, we gaan dus van één naar enkele honderden onteigenaars. Worden de bestuursrechters hier op voorbereid?" Hendrik: "Ik denk dat het voor de bestuursrechter niks uitmaakt waar het verzoek vandaan komt. Dat is niet nieuw ten opzichte van nu." Sarah: "Dus het aantal verzoeken blijft gelijk?" Hendrik: "Dat is dus de vraag. Veel interessanter is voor de rechtbank: gaan er straks meer losse onteigeningen komen dus meer procedures? De verwachting is dat... Kijk naar de woningbouwcrisis, De verwachting is, en het feit dat er ook steeds moeilijkere locaties aan bod komen, is wel de verwachting dat er meer onteigeningen zullen gaan komen."  Sarah: "Dus de bestuursrechter krijgt het drukker?" Hendrik: "Waarschijnlijk wel." Leo: "En dat kan er voor een deel ook nog aan liggen doordat het in het bestuursrecht terechtkomt. In het oude recht had je verplichte procesvertegenwoordiging, advocatenkosten. Je moest al heel veel kosten maken, wilde je echt een procedure gaan voeren. In het nieuwe recht heb je in beginsel, kun je in feite jezelf gaan verdedigen. Dus de drempel is natuurlijk iets minder hoog om nog een stap verder te nemen in de procedure voor de te onteigenen persoon." Hendrik: "Ik wil er nog aan toevoegen, kijk, de bestuursrechter doet... In het nieuwe stelsel neemt de gemeente de onteigeningsbeschikking. Daarna de gemeenteraad. Daarna wordt er een verzoek gedaan aan de rechtbank om dat te bekrachtigen. Die rechtbank gaat die toets uitvoeren en gaat ook alle bedenkingen bekijken als die er zijn. Maar in principe is die procedure bij de rechtbank vrij eenvoudig. Er zijn wel een aantal stapjes in, maar de rechtbank toetst van is er een noodzaak, is er urgentie, is er een onteigeningsbelang en heeft de gemeente alles zorgvuldig gedaan in de voorbereiding en is er ook een bod geweest voor minnelijke verwerving. Daar toetst de rechtbank aan in het nieuwe stelsel en dat is vrij eenvoudig. Je hebt al die ingewikkelde vragen die nu bij de rechter komen, want er is nu maar één rechter die zich ermee bemoeit, maar die kijkt naar alles. Die moet ook die hele schadeloosstelling doen. Dat is nu gesplitst. En die bestuurlijke afweging door de rechter wordt veel eenvoudiger." Leo: "Ja, dat is nog wel een belangrijk punt. Dat het inderdaad nu een gesplitste procedure is waar vroeger het op één hoop zat bij één rechter. Nu is duidelijk de bestuursrechter voor het onteigeningsbeschikkingsdeel. En de gewone burgerlijke rechter voor: welke schade gaat ermee gepaard. In het huidige stelsel is dat natuurlijk toch wel vermengd." Hendrik: "Ja, en dat maakt het gecompliceerder. En  die complicatie hebben we eruit gehaald." Sarah: "En hoe zit dat dan in de transitiefase? Is er overgangsrecht? Heb je dan nog oude procedures, onteigeningen die de oude route volgen?" Hendrik: "Dat is eigenlijk de lijn van de hele Omgevingswet. Alles wat nog lopend is, wordt onder het oude recht afgewerkt. En dat geldt ook voor onteigeningen." Sarah: "En onteigeningsgrondslagen die in het bestemmingsplan zitten komen in het tijdelijk omgevingsplan, denk ik?" Hendrik: "Ja, die vormen dan nog steeds een grondslag voor onteigening. Alleen die procedure komt dan, als die start na inwerkingtreding van de Omgevingswet... Dan is het nieuwe recht erop van toepassing."

Sarah: "Ja, goed. Ik wilde doorgaan naar ons derde onderwerp, nadeelcompensatie." Hendrik: "Mag ik nog even wat zeggen? Over het vorige, we hebben het eigenlijk nog helemaal niet gehad over die schadeloosstellingsprocedure. Dat gaat anders dan nu. Het is nog het enige waar de burgerlijke rechter naar kijkt. Er blijft ook een mogelijkheid van cassatie bestaan. Maar die procedure wordt wel heel anders, want dat wordt nu een dagvaardingsprocedure bij de rechtbank en dat wordt een verzoekprocedure bij de rechtbank. En dat betekent onder andere: de onteigenaar moet die aanvragen, die schadeloosstelling, aan de rechtbank om die vast te stellen. Alle belanghebbenden kunnen bedenkingen indienen bij de rechtbank, een verweerschrift tegen die aanvraag van die onteigening. Een bepaling van die schadeloosstelling. En daarna komt er een mondelinge behandeling. Er worden deskundigen benoemd en die gaan ter plekke kijken. Een plaatsopneming en daarna wordt er een voorlopige schadeloosstelling vastgesteld door de rechtbank. En als die is vastgesteld, kan in feite de eigendom overgaan. Mits nog aan twee voorwaarden is voldaan. In het nieuwe stelsel gaat de eigendom over, kan er een onteigeningsakte worden opgemaakt door de notaris, als de voorlopige schadeloosstelling is vastgesteld en betaald. Dat is de eerste eis. De tweede eis is dat de onteigeningsbeschikking onherroepelijk is. Dus die hele procedure van die bekrachtiging en eventueel hoger beroep moet zijn afgewerkt. En de derde eis is dat het ruimtelijk besluit wat er aan de grondslag ligt, de omgevingsvergunning voor die buitenplanse omgevingsplanactiviteit, de wijziging van het omgevingsplan of het projectbesluit ook onherroepelijk is." Leo: "Ik denk dat er dan in verband met die schadeloosstelling ook nog wel van belang is om te melden dat materieel gezien de schadeloosstelling niet verandert ten opzichte van de huidige wet. Dus de huidige artikelen tot en met de Onteigeningswet dat is min of meer op dezelfde wijze overgenomen in het nieuwe recht. Dus er vinden geen veranderingen plaats in de hoogte en de mate van schadeloosstelling die je een onteigende toekomt." Sarah: "En is dit heel veel meer werk voor een gemeente?" Hendrik: "Nee. Ik denk... Dat is moeilijk te zeggen, dat vind ik moeilijk. Ik denk niet dat het meer werk zal zijn." Sarah: "Duurt het langer?" Hendrik: "Goede vraag. Leo? Dan zal ik wel aanvullen." Leo: "Dan mag jij eigenlijk beginnen over de doorlooptijd van de procedure zelf." Hendrik: "Oké, dat is goed. De doorlooptijd nu is volgens onderzoek tussen de 17 en 35 maanden. Afhankelijk van of het nu een titel 2a onteigening is of titel 4. Titel 2a is voor infrastructuur en titel 4 is voor bestemmingsplannen." Sarah: "En dit is de daadwerkelijke procedure of is dat de juridische procedure?" Hendrik: "De juridische procedure en dan de doorlooptijden. Die is nu tussen de 17 maanden en de 35 maanden. En bij die 35 maanden hangt het er vanaf of er wel of geen cassatie wordt ingesteld. Want dat neemt enorm veel tijd in beslag. In het nieuwe stelsel gaat het tussen de 19 maanden en de 25 maanden duren en dat hangt een beetje af van hoger beroep. En we gaan er wel vanuit dan dat alle partijen binnen de normale termijn al hun werk doen. Dus dat de rechtbank en de afdeling bestuursrechtspraak binnen de termijn beslissen." Leo: "Maar in het kort komt het erop neer dat in principe de individuele procedure een stuk korter zou kunnen zijn. Op z'n minst een half jaar hebben we het eigenlijk over. Daar staat tegenover dat je misschien wel meer procedures kent. Juist omdat het nu in het bestuursrecht is en iemand zichzelf mag verdedigen, en niet enorme juridische kosten al bij voorbaat hoeft te maken. De Tweede Kamer heeft ook expliciet hierom verzocht. De rechtsbescherming voor de onteigenden moest ten minste dezelfde blijven, maar waar mogelijk verstevigd worden. Ja, dat is wel een duidelijke uitspraak. Dus met de verschuiving naar het bestuurlijk traject moest daar ook rekening mee gehouden worden. Nou, bij de bestuursrechter is het normaal dat je in principe ook zonder een advocaat terecht kunt. Dus dat zou het ook makkelijker kunnen maken voor iemand die dreigt te worden onteigend, om te zeggen, nou, dan ga ik in beroep... of ik ga in hoger beroep bij de afdeling van de Raad van State. Dat zou misschien makkelijker kunnen worden. Aan de andere kant zou ik zo iemand nooit aanbevelen om zonder jurist dit te gaan ondernemen. Maar het zou wel kunnen. Dus de individuele procedure lijkt een heel stuk korter te worden. En het is eigenlijk nu de vraag: hoeveel mensen gaan dan toch veel langer die procedures doorlopen? De huidige titel 2-onteigeningen, vaak gaat men daar helemaal niet van in cassatie. Dat onderscheid van titel 2 en titel 4 zit niet meer in de Omgevingswet. Dus het kan best zijn dat er nu meer mensen tot aan de afdeling Raad van State door gaan procederen. Dat weten we niet, maar het zal allicht een onderdeel worden van de evaluatie als het helemaal uit de hand loopt." Hendrik: "Ja, we verwachten eigenlijk dat bij infrastructuuronteigeningen, dus voor grote, voor gasleidingen, voor elektriciteitsleidingen en voor wegenaanleg en zo, dat ja, dan is die noodzaak vaak zo kenbaar, dan zal er niet zo snel bij onteigeningen nog door geprocedeerd worden, verwacht ik. Maar het kan natuurlijk wel heel goed dat we bij omgevingsplannen voor bouwlocaties, daar zou het wel heel goed kunnen dat er vaak hoger beroep wordt ingesteld. Dus dan wordt het niet die 19 maanden, maar dan wordt het die 25 maanden." Sarah: "Maar niet meer zo snel?" Hendrik: "Ja, nu is het tussen de 17 en de 35 maanden. De bandbreedte wordt wat kleiner." Leo: "Dus wat er nou werkelijk uit gaat komen, weten we nog niet. De procedure is korter, maar misschien komen er meer procedures." Hendrik: "Ja, en ook: gaan de rechtbanken en gaat de afdeling bestuursrechtspraak hun termijn halen?" Leo: "Ja, ook dat."

Sarah: "Spannend dus. Ik durf het bijna niet meer te zeggen, we gaan naar het volgende onderwerp. Het is best een gek onderwerp, het volgende onderwerp. Want nadeelcompensatie, is dat nou een onderdeel van het aanvullingsspoor grondeigendom eigenlijk?" Hendrik: "Nee, dat is het niet. Nadeelcompensatie is geregeld in de Invoeringswet Omgevingswet." Sarah: "En toch onderwerp van dit live webinar grondeigendom. Hoe komt dat?" Hendrik: "Ja, die vraag kan ik niet beantwoorden." Sarah: "Ja, dus hoort er een beetje bij, die nadeelcompensatie." Hendrik: "Ja, dat hebben de organisatoren bedacht." Sarah: "Het gaat in ieder geval ook over geld." Hendrik: "Het gaat ook over geld." Sarah: "Nou ja, in één noemer door. Ja, een nadeelcompensatie hoort er een beetje bij. Het is het nieuwe woord voor planschade. Het huidige planschade verdwijnt en wordt nadeelcompensatie. Dan weer natuurlijk de voor de hand liggende vraag. Wat zijn de grootste veranderingen?" Hendrik: "Nadeelcompensatie zit best wel... Dat zit wat ingewikkelder in elkaar. Er is een algemene regeling gekomen voor nadeelcompensatie in de Algemene wet bestuursrecht. Dat is titel 4-5. Dat is helemaal een algemene regeling voor alle nadeelcompensatiegevallen in Nederland. Alle soorten. Het is heel mooi dat daar nu een regeling is voor gekomen. Want er is ontzettend veel jurisprudentie over ontstaan. En er zijn heel veel geschillen over geweest." Sarah: "Vervalt ook die jurisprudentie nu? Beginnen we weer opnieuw?" Hendrik: "Die vervalt grotendeels, denk ik. Dus mooi dat er een hele algemene regeling is gekomen. Alleen bij toepassing op leefomgevingszaken bleek dat die regeling toch niet lekker paste voor de fysieke leefomgeving, voor alle dingen die onder de Omgevingswet vallen. En toen is ervoor gekozen, om maar een voorbeeld te geven, die nadeelcompensatie kan ook gevraagd worden voor schade door feitelijk handelen. Eigenlijk alles kan een oorzaak zijn. Dus ook een wethouder die zegt dat er ergens gebouwd gaat worden. En dat daardoor bij de buren de waarde daalt. Dan zou dat al een reden kunnen zijn voor een claim. Of ook als het in de omgevingsvisie straks staat, zou dat reden kunnen worden voor een claim. Waardoor de gemeente heel lang zijn plannen tegen de borst moet houden en niet meer laat zien." Sarah: "Dat is niet de bedoeling." Hendrik: "Nee. En daarom is er voor de Omgevingswet een speciale regeling getroffen. En die komt in hoofdstuk 15 van de Omgevingswet via de Invoeringswet. En die houdt eigenlijk in: bij de Omgevingswet kan er alleen nadeelcompensatie worden geclaimd voor een aantal besluiten die zijn opgesomd in dat hoofdstuk 15, in artikel 1. Daar staan bijvoorbeeld – ik noem alleen de belangrijkste – het omgevingsplan en omgevingsvergunning in. Maar wat er niet in staat, zijn de omgevingsvisie en normaal gesproken een programma. Die kunnen dus geen grondslag zijn voor nadeelcompensatie." Sarah: "Dus daar mag je nog vergezichten in opnemen." Hendrik: "Ja, precies. Ja, dat is de bedoeling ook." Leo: "Anders zou die gemeente ook daarop heel terughoudend zijn. En je ziet natuurlijk tal van gemeenten die eigenlijk al lang weten dat er een plekje is waar iets gebouwd kan worden, maar waar het al jaren staat ingetekend als, laten we zeggen, agrarische grond. Pas op het moment dat men er dan uit is met een partij, dan zeggen ze: we gaan aan de slag en we gaan een plan erop leggen. Dat betekent dus ook wat voor de buren die dan vervolgens ineens dat dan heel laat horen." Sarah: "We gaan best wel meteen de diepte in, maar even voor de leek: wat is eigenlijk nadeelcompensatie?" Hendrik: "Dat is eigenlijk schadevergoeding bij een rechtmatig genomen besluit van de overheid. Dus de overheid heeft een vergunning verleend of heeft een wijziging van omgevingsplan vastgesteld. Die is op zich helemaal akkoord, maar helaas veroorzaakt die ook schade. Dan blijft dat besluit in stand en dan heb je dus nog een geschil over de schade. Maar het gaat dus over dat soort besluiten, rechtmatige besluiten. Dus het gaat niet over onrechtmatige daden." Sarah: "En waarom is dan dat woord planschade losgelaten?" Hendrik: "Het woord planschade is losgelaten omdat dat dus altijd gekoppeld is aan schade veroorzaakt door een plan, eigenlijk een bestemmingsplan, daar komt het vandaan. En nadeelcompensatie gaat dus eigenlijk over alle schade door alle vormen van rechtmatige besluiten. Dus dat is een bredere term en daarom is planschade nu exit." Sarah: "En is er nog een verschil ook te benoemen, behalve de term tussen planschade en nadeelcompensatie?" Hendrik: "Nou, het is in wezen hetzelfde. Het is wel zo dat de nieuwe regeling in de Omgevingswet, die verschilt wel op een heel boel punten van de regeling die er in de Wro zit, inhoudelijk."  Sarah: "Dat is interessant. Wat zijn de verschillen?" Hendrik: "Dat zijn er heel veel. Een van de belangrijkste verschillen is dat de Awb gaat ervan uit dat je schade claimt op het moment dat de schade zich voordoet en dat je ook weet wie het bestuursorgaan is die de schade heeft veroorzaakt. Dan kan je je claim indienen. Bij de Omgevingswet is ervoor gekozen dat je... is daar toch aansluiting bij gezocht, maar wel rekening houdend met het feit dat het om allerlei ruimtelijke besluiten gaat, die de schade veroorzaken. Er is gekozen voor een systeem dat de schade geclaimd kan worden op moment dat de activiteit die de schade veroorzaakt start." Sarah: "Dus niet op het moment dat de activiteit is toegestaan in het plan?" Hendrik: "Nee, dus nu is het zo dat de schade wordt veroorzaakt door het omgevingsplan, door het bestemmingsplan, wat de nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt. Dat is in het nieuwe stelsel niet meer zo. Tenminste, als er nog een vergunning moet volgen of een melding, dan wordt de..." Sarah: "Vindt de compensatie pas plaats op het moment dat de vergunning verleend wordt?" Hendrik: "Ja, precies. En dan wordt er ook vergeleken tussen het moment dat de activiteit start, het moment dat de vergunning verleend wordt, en het moment daar pal voor, hoe de situatie toen was." Sarah: "Dat is wel een cruciale wijziging. Vandaar misschien die term die gewijzigd is. Gemeenten werken nu met planschadeverordeningen. Ze moeten gaan omschakelen naar een nadeelcompensatieverordening. Zijn dat nog hele grote wijzigingen of kun je ze bijna één op één omzetten?" Hendrik: "Nou, er hoeven minder bepalingen opgenomen te worden in de nieuwe nadeelcompensatieverordeningen, omdat een aantal dingen al op wetsniveau geregeld is, die in de Wro niet geregeld waren. Dus er zijn een aantal procedurebepalingen die al in de Awb staan met name. En die hoeven niet opgenomen te worden in de nieuwe verordening. Wat de gemeente vooral moet doen in die verordening is goed regelen hoe de interne procedure loopt, hoe ze worden afgehandeld, die nadeelcompensatieaanvragen. Of en wanneer er een commissie wordt ingeschakeld die gaat adviseren over de aanvragen." Sarah: "Dat komt ook in die nadeelcompensatieverordening?" Hendrik: "Ja, dat moet in die verordening. En overigens: de VNG heeft een modelverordening gemaakt." Leo: "Ja, ik ga er ook vanuit dat de VNG hier ook wel de nodige activiteiten zal ontplooien om gemeenten hierbij te helpen." Sarah: "En nou heb ik begrepen dat er gemeenten zijn die nu helemaal geen planschadeverordening hebben. En dat kan dus blijkbaar. Betekent dat dan ook dat je straks ook zonder nadeelcompensatieverordening kunt?" Hendrik: "Dat kan, dat betekent alleen wel dat gemeenten meer ad hoc moeten beslissen over de procedure als er een aanvraag binnenkomt. Je hebt natuurlijk wel met termijnen en zo te maken." Sarah: "Het kan, maar het is niet prettig voor de organisatie?" Hendrik: "Nee, en ook niet voor de aanvrager denk ik. Er is dan ook minder duidelijkheid." Sarah: "Maar het is niet verplicht dus, een nadeelcompensatieverordening?" Hendrik: "Nee, het is niet verplicht." Leo: "En misschien krijgt een gemeente ook wel problemen op het moment dat de procedure verder gevoerd wordt als het allemaal ad hoc beslist moet worden. Ja, de kans dat je fouten maakt wordt natuurlijk ook groter." Sarah: "Ja, dus het geeft jezelf houvast, die nadeelcompensatieverordening. Nou, trouwens inderdaad, degene die gecompenseerd wordt ook." Hendrik: "Maar zeker bijna alle gemeenten hebben toch hulp van deskundigen nodig in de vorm van een commissie en dan is het noodzakelijk, ten minste aan te raden, om daar een commissie voor in te stellen." Sarah: "Dan moet je ook een nadeelcompensatieverordening hebben of kan dat zelfs zonder die verordening?" Hendrik:" Ik denk niet dat er een commissie mogelijk is zonder, nee een commissie is niet mogelijk zonder verordening, dan moet het gewoon los benoemde ad hoc benoemde deskundigen voor die ene kwestie zijn." Sarah: "We hebben een vraag van het publiek. Hoe werkt het bij magneetactiviteiten, bij meervoudige aanvragen, waardoor het bevoegd gezag verschuift? Welk bevoegd gezag is dan verantwoordelijk voor de schadeveroorzakende activiteit? Even misschien voor kijkers die niet weten wat een magneetactiviteit is. Het kan zijn dat er een aanvrager is van een omgevingsvergunning, waarbij meerdere activiteiten tegelijkertijd spelen die vergunningplichtig zijn. En waarbij ook bepaalde activiteiten bij het ene bevoegd gezag en bij het andere bevoegd gezag liggen. En als er dan sprake is van een magneetactiviteit zoals bijvoorbeeld een hele zware milieubelastende activiteit, dan kan het zo zijn dat als die activiteiten en die vergunningplichtige activiteiten tegelijkertijd worden aangevraagd... dat de hele aanvraag, de meervoudige aanvraag, terecht komt bij het bevoegd gezag van de magneetactiviteit. Bijvoorbeeld de provincie in het geval van die zwaardere milieubelastende activiteit. Als daar dan schade door wordt veroorzaakt, hoe zit het dan met nadeelcompensatie?" Hendrik: "Daar moet ik nu even met één kleine slag om de arm antwoord geven. Volgens mij zit daar geen regeling voor in hoofdstuk 15 en ook niet in de procedurebepalingen van de Omgevingswet voor deze specifieke kwestie. En dat betekent volgens mij dat de aanvraag moet worden gedaan bij het bestuursorgaan dat de schade veroorzaakt. En dat is in dit geval degene die het besluit neemt. Dat is dus het magneetorgaan. Dat zal ik maar zeggen. Leo: "Degene die erover beslist." Sarah: "Dus dan gaat die aanvraag eigenlijk naar de provincie. Het zal dan vaker voorkomen dat de provincie de aanvraag afhandelt, de meervoudige aanvraag." Hendrik: "Ja, dat zou ik dan verwachten. Ik moet een heel klein voorbehoudje hierbij maken." Sarah: "Oké, goed." Hendrik: "Overigens, nu we het toch over bevoegd gezag hebben, wat wel... In het nieuwe stelsel kunnen er allerlei losse besluitjes zijn die tot schade leiden. En het is dan voor een aanvrager handig natuurlijk om een gebundelde aanvraag in te dienen voor al die besluiten. En daarbij loopt hij er soms tegenaan dat die besluiten kunnen komen van verschillende bestuursorganen. Bijvoorbeeld van een waterschap, provincie en gemeente. In dat geval kan hij niet bundelen, dan moet hij bij elk van die verschillende organen zijn schade claimen."  Sarah: "Dus dat vraagt dan ook weer wat. Is zo'n nadeelcompensatieverordening, die toch een beetje houvast geeft, is die straks te zien in het digitaal stelsel?" Hendrik: "Nee. Die staat gewoon op decentrale bekendmakingen binnen www.overheid.nl." Sarah: "Net als de andere verordeningen?" Hendrik: "Ja, bij alle andere verordeningen." Sarah: "Net als de planschadeverordening overigens. Hoe zit het met overgangsrecht, want er zijn natuurlijk procedures die al lopen. Die kunnen natuurlijk gewoon doorlopen onder de Omgevingswet. Blijft dan ook de planschadeverordening al die tijd nog gelden?" Hendrik: "Nou, de planschadeverordening blijft nog gelden voor oude gevallen. Dat wel, maar verder niet. Dus die vervalt bij inwerkingtreding van de Omgevingswet. Voor nieuwe gevallen heb je daar niks meer aan." Sarah: "Moet je daar nog een besluit over nemen of gaat dat vanzelf?" Hendrik: "Nee, dat gaat vanzelf. Die kan daar niet meer op toegepast worden, laat ik het zo zeggen. Het overgangsrecht is best wel ingewikkeld bij planschade, omdat er natuurlijk allemaal lopende aanvragen zijn. Die vallen onder de hoofdregel van het overgangsrecht. En dat is dat die afgewerkt kunnen worden onder het huidige recht. Dus dat gaat allemaal goed." Sarah: "En geldt dan het moment van indienen?" Hendrik: "Ja, maar het is ingewikkelder. We hebben allerlei bestemmingsplannen, die komen in het tijdelijk deel. Het kan zijn dat die pas na de inwerkingtreding ook onherroepelijk worden. Dat dan pas die termijn begint te lopen waarbinnen een planschadeclaim kan worden ingediend. Daarvoor is geregeld dat er dan alsnog een planschadeclaim kan worden ingediend, op grond van het oude recht. En dat is vrij ingewikkeld geregeld, maar gemiddeld genomen is er dan nog vijf jaar de tijd om een planschadeclaim in te dienen." Sarah: "Dus er is een stevig overgangsrecht eigenlijk?" Hendrik: "Ja, dat is de hoofdlijn om plusminus vijf jaar heb je nog om planschadeclaim in te dienen op grond van een bestemmingsplan." Sarah: "Kun je dan ook een nadeelcompensatie vragen of kan dat niet?" Hendrik: "Nee, dan wordt het dus volledig door de Wro bepaald. Want daarvoor bestond die ook helemaal nog niet. Die nadeelcompensatieregeling uit de Omgevingswet, die was er nog niet." Sarah: "Dus pas op het moment dat het nieuwe omgevingsplan gevuld is met regels gaat die nadeelcompensatieregeling gelden?" Hendrik: "Ja, voor alle nieuwe dingen die daarin zitten in zo'n omgevingsplan." Sarah: "Dan een ingewikkelde vraag. Stel de vijfjaarstermijn is verstreken, maar er is voor dat werkingsgebied nog geen nieuw omgevingsplan. Dus we hebben te maken met het oude bestemmingsplan in het tijdelijk omgevingsplan. Welke procedure kan er dan gestart worden of kan er dan gewoon geen procedure gestart worden?" Hendrik: "Dan kan de gemeente het in principe afwijzen omdat het te laat is. Je moet het zelfs afwijzen denk ik." Sarah: "Ja, dat denk ik ook dan. Ja, er is geen grond meer om een procedure te starten. Wat moet een gemeente doen voor inwerkingtreding van de wet om zich hierop voor te bereiden, op die nadeelcompensatie?" Hendrik: "Ik denk vooral goed nadenken over de procedure waarmee die nieuwe claims worden afgehandeld. En een nadeelcompensatieverordening instellen lijkt mij heel handig." Leo: "Op tijd de gemeenteraad te laten opstarten." Hendrik: "Absoluut aan te raden." Sarah: "Daar gewoon meteen mee aan de slag. En die commissie aanwijzen misschien." Leo: "Ja. Mooie functie voor de nieuwe raden zo meteen." Sarah: "Dat gaan dus de nieuwe gemeenteraden doen." Hendrik: "Ik denk het wel ja. Ik denk niet dat al veel gemeenten..." Leo: "Nee, er zijn nog geen gemeenten die dit geregeld hebben." Hendrik: "De nadeelcompensatie is vorig jaar gepubliceerd door de VNG." Sarah: "Het zou kunnen." Leo: "Het zou kunnen." Sarah: "En is daar nog een tip in te geven? Denk aan..." Hendrik: "Nou ja, wat verder van groot belang is nu bij die nadeelcompensatie... Voor gemeentes is praktisch gezien wel belangrijk dat de vergelijking dus heel anders gaat. Dus het gaat niet meer om de maximale invulling van het huidige omgevingsplan en het omgevingsplan na wijziging. Maar het gaat om de feitelijke invulling van: wat is er feitelijk gerealiseerd in de huidige situatie. En dat wordt vergeleken met de activiteit die ontplooid wordt. Dus als het met de vergunning is, met de vergunning. En bij een meldingsplichtige activiteit met de melding." Sarah: "Maar dat nodigt uit om ruimere omgevingsplannen vast te stellen." Hendrik: "Dat wordt... je zou kunnen zeggen dat dat niet meer afgestraft wordt." Sarah: "Nee. Met wel de kanttekening dat er dan ook een vergunningaanvraag binnen kan komen. Binnen die ruimte natuurlijk." Hendrik: "Ja, uiteraard. En dat kan dan wel weer een grondslag zijn voor... Op dat moment kan er geclaimd worden. Maar, en dan kom ik bij het tweede punt wat heel belangrijk is. Er wordt altijd alleen maar, dat zit ook in de Awb, schade vergoed die boven het normaal maatschappelijk risico uit gaat. En de Awb regelt niet wat het normaal maatschappelijk risico is. Maar de Omgevingswet heeft bepaald dat bij indirecte schade, dat is schade bij ontwikkelingen niet op je eigen perceel, maar bij je buren. Dat is indirecte schade. En als het dan gaat om de waardedaling van je eigen onroerende zaak, dat er dan een drempel is van procent. En dat is best wel een stevige drempel in de praktijk. Ik heb mij laten vertellen door planschadeadviseurs dat ongeveer ... procent van de claims over waardedaling dan niet meer gehonoreerd zal gaan worden." Sarah: "Dus dat is ook anders dan nu?" Hendrik: "Ja, nu is de drempel 2 procent en in de praktijk loopt die soms op naar 5 procent en dat is nu bepaald op 4 procent, altijd." Sarah: "En als we kijken naar even weer het gehele plaatje van voorkeursrecht en nadeelcompensatie en onteigeningen, waarbij toch elke keer dat omgevingsplan de  belangrijkste grondslag kent. En we ook weten dat je in dat omgevingsplan dus op veel ruimere wijze of met minder gedetailleerdheid regels kunt stellen. Hoe kijken jullie daar dan tegenaan als je die binnenplanse beoordelingsregels met veel ruimte opneemt? Je weet ook, het gaat schuren met nadeelcompensatie of met dat voorkeursrecht. Hoe kijk je daar tegenaan? Met een globaal omgevingsplan?" Leo: "Kijk, in het onteigeningsrecht mag iemand zich beroepen op zijn zelfrealisatieverweer. Hij kan zeggen, nou ik ben bereid en in staat om het plan dat u als gemeente voor ogen heeft zelf te realiseren. Als je een zeer globaal plan maakt, zal hij eerder kunnen zeggen: ik ben bereid en in staat om dat plan te realiseren. Dat zal hij ook wel moeten aantonen aan de hand van stukken en een plan. En ook de fasering die de gemeente in beeld had. Maar hoe minder de gemeente dus op zo'n moment geregeld heeft, hoe globaler het plan, hoe eerder iemand ook kan zeggen van: daartoe ben ik ook zelf bereid en in staat. Nou, op zich is daar ook niks op tegen. Er is helemaal niets uitgesproken, zoals ik net al aangaf, de schadeloosstelling is dezelfde. Ook dit punt is min of meer hetzelfde gebleven. Iemand kan zich gewoon beroepen op het feit dat hij of zij ook bereid en in staat is om het plan dat de gemeente voor ogen staat te realiseren, binnen de door de gemeente gewenste fasering, binnen de door de gemeente gewenste tijdvakken, noem maar op. Hoe globaler het plan, hoe meer je van dat soort dingen weglaat, hoe eerder iemand ook tot zelfrealisatie over zal kunnen gaan, dan zijn er ook gemeenten die dat heel eng vinden. Maar goed, dat zullen er gemeenten zijn die het dan weer helemaal gaan dichtregelen." Hendrik: "En een tweede aspect is ook natuurlijk dat er alleen onteigend kan worden voor een afwijkende functie. Dus als het heel ruim omschreven wordt, de toekomstige functie, dan kan alles. En ook de bestaande functie die valt daar al onder, daar kan dus niet meer onteigend worden. Dus dat dwingt soms ook tot detaillering, tot precisering van wat er nou precies gewenst wordt, omdat er anders niet onteigend kan worden." Sarah: "En vanuit die nadeelcompensatie-gedachte maakt het dan nog uit, een globaal of gedetailleerd omgevingsplan?" Hendrik: "Nou ja, dat is een voordeel van de nieuwe regeling. Dat er globaler bestemd kan worden zonder dat dat tot nadeelcompensatie leidt, denk ik. Er zijn dus twee, er zijn overigens voor alle duidelijkheid nog – dat is misschien nog niet voldoende tot uiting gekomen – er zijn dus twee vernieuwingen. Dus het moment dat er geclaimd kan worden, dat er een aanvraag kan worden gedaan voor nadeelcompensatie, schuift dus naar achteren. In het huidige stelsel kan dat dus op het moment dat er een nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld. Straks als een wijziging van het omgevingsplan wordt vastgesteld, kan meestal nog niet geclaimd worden, behalve als het gaat om een activiteit die direct is toegelaten. Dus zonder nadere..., wat dan ook. Maar ook dan moet er geclaimd worden als die activiteit start. Maar in principe schuift het moment naar het moment dat de activiteit start. Of de vergunning wordt verleend of de melding er is. Dat is één. En de tweede is dus de planvergelijking. Er wordt dus niet meer vergeleken tussen maximaal oud en maximaal nieuw, maar tussen feitelijk oud en feitelijk nieuw." Sarah: "We hebben vlak voor het einde van dit webinar nog één vraag. En die vraag is: is nadeelcompensatie in natura ook mogelijk onder de Omgevingswet? Ik ben eigenlijk benieuwd, kan dat nu ook? Kan dat nu dan wel?" Hendrik: "In principe, als er iemand vraagt om nadeelcompensatie, dan heeft hij recht op compensatie in geld. Ze kunnen overigens overeenkomen dat het in natura gaat."

Sarah: "Oké, we gaan afronden. Ik begin met jullie bedanken voor deze uitleg en deze duiding. Volgens mij was het een fijn gesprek zo. Misschien ook goed voor alle kijkers om te vertellen wat er nog is aan handreikingen en wat er nog gaat komen. Is er nog iets waar we houvast aan hebben?" Hendrik: "Ja, er komt een Handreiking nadeelcompensatie en er komt een Handreiking grondeigendom, waarin voorkeursrecht, onteigening en stedelijke kavelruil zitten." Sarah: "Oké, dat is al belangrijk. En die komen?" Hendrik: "Grondeigendom gaat binnenkort in productie, nadeelcompensatie denk eind maart." Sarah: "Oké, en als het goed is komt er ook nog een roadshow over het aanvullingsspoor grondeigendom, waarin deze producten gepresenteerd worden." Hendrik: Ja, en misschien weet jij daar meer over." Sarah: "Dat weet ik niet, maar ik weet wel dat hij er nog komt. Dus dat is al fijn. Mensen kunnen zich ook aanmelden voor een werkplaats. Dat kan altijd. Dat kan ook over andere thema's. Maar voor nu was dit het. Ik bedank iedereen voor het kijken. En in de chat staan nog een aantal linkjes voor meer informatie. En op de website van het Informatiepunt Leefomgeving is natuurlijk ook meer informatie te vinden. Dank allemaal.'



delen

  • Delen op LinkedIn

Vraag het onze experts!

Heeft u beroepsmatig te maken met regelgeving over de leefomgeving, de Omgevingswet of het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO)? Hierover kunt u vragen stellen aan onze helpdesk. Wilt u als inwoner meer weten over deze onderwerpen? Neem dan contact op met uw gemeente.

Stel uw vraag

IPLO geeft informatie en beantwoordt vragen

Het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) is het kenniscentrum van de overheid dat uitleg geeft over de Omgevingswet, het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) en de regelgeving voor de leefomgeving. Onze experts geven via de IPLO-website en de helpdesk antwoord op vragen. Meer informatie vindt u op onze pagina Over IPLO.

Service

  • Over IPLO
  • Abonneren
  • Contact
  • Archief
  • IPLO op LinkedIn

Over deze site

  • Verantwoording
  • Toegankelijkheid
  • Privacyverklaring
  • Cookies
  • Kwetsbaarheid melden
Rijksoverheid
UvW - Unie van Waterschappen
VNG - Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Interprovinciaal overleg - IPO