Hulp bij vragen over onteigening
Bij de juristen van het Kenniscentrum Onteigeningen voor Overheden komen regelmatig vragen binnen over allerlei aspecten rond onteigening. Vragen die vaker voorbijkomen, en onze antwoorden erop, hebben we op deze pagina gegroepeerd in 11 thema's met in totaal 43 vraag-antwoordcombinaties. Staat het antwoord op uw vraag hier niet bij? Dan kunt u contact opnemen met het Kenniscentrum Onteigeningen voor Overheden.
Snel naar het thema...
- Kwaliteitstoets (algemeen)
- Zienswijzen en hoorzitting
- Grondslag onteigeningsbelang
- Minnelijk overleg
- Onteigenaar
- Onteigeningsdossier
- Ter inzage leggen en toezenden onteigeningsdossier
- Onteigeningsbeschikking
- Bekrachtigingsprocedure
- Schadeloosstelling
- Onteigeningsakte
Kwaliteitstoets (algemeen)
Welke documenten moet ik aanleveren bij het Kenniscentrum voor het laten uitvoeren van een kwaliteitstoets?
U levert een zo compleet mogelijk onteigeningsdossier aan, waaronder in ieder geval:
- ontwerponteigeningsbeschikking
- conceptvoorstel van het dagelijks bestuur
- onteigeningslijst
- kadastrale uittreksels
- zakelijke beschrijving
- grondtekening
- projectietekening
- hyperlink naar de planologische grondslag
- adressenlijst van de belanghebbenden
- logboeken en aanbiedingen
Daarnaast levert u ook overzichts- en situatietekeningen en dwarsprofielen aan
- als deze voorhanden zijn en
- voor zover deze nodig zijn voor een beoordeling van het plan waarvoor u gaat onteigenen
Zie ook model 10.12 van de Praktijkgids Onteigening voor Overheden (checklist dossieropbouw).
Het dossier stuurt u naar het e-mailadres kenniscentrumonteigeningen@rws.nl.
Het onteigeningsdossier is nog niet compleet. Sommige documenten zijn nog niet gereed. Kan ik toch al een kwaliteitstoets aanvragen bij het Kenniscentrum?
Bij voorkeur levert u het complete onteigeningsdossier aan, zodat het Kenniscentrum de samenhang tussen de diverse onderdelen van het dossier kan beoordelen. Als bepaalde documenten nog niet gereed zijn, kunt u ook een gedeelte van het dossier laten toetsen. Maar in dat geval zal de kwaliteitstoets een beperkte reikwijdte en betekenis hebben, vergeleken met een toetsing van het complete dossier.
Wat beoordeelt het Kenniscentrum in de kwaliteitstoets?
Het Kenniscentrum beoordeelt of het dossier voldoet aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een onteigening. En of u de aanbevelingen uit de Praktijkgids Onteigening voor Overheden hebt meegenomen.
Wat is de juridische status van een kwaliteitstoets?
Een kwaliteitstoets is niet verplicht. En heeft geen officiële wettelijke status. Het is een facultatieve toets. Het is een toetsing door vakgenoten bij de rijksoverheid die kennis hebben van het onteigeningsrecht.
Waar is de kwaliteitstoets voor bedoeld?
Overheden kunnen bij het Kenniscentrum hun onteigeningsdossier laten checken in de vorm van een kwaliteitstoets. Als extra check om de kans op vertraging door fouten in de procedure te verminderen.
Hoe brengt het Kenniscentrum de kwaliteitstoets uit?
Het Kenniscentrum brengt schriftelijk (per e-mail) advies uit. Maar het staat de aanvrager vrij om een nadere toelichting te vragen. En er is ook mondeling overleg mogelijk.
Wanneer krijg ik de uitslag van de kwaliteitstoets?
U ontvangt in principe binnen 4 weken onze reactie op het dossier. Als dit niet haalbaar is, dan neemt het Kenniscentrum tijdig contact met u op.
Op welk moment in de procedure kan ik het beste een kwaliteitstoets vragen?
U kunt het beste een kwaliteitstoets vragen voordat de ontwerponteigeningsbeschikking ter inzage gaat. Dat geeft u de mogelijkheid om nog voor de terinzagelegging eventuele correcties door te voeren in het onteigeningsdossier die wij na die kwaliteitstoets aanbevelen. Houd in de planning van de kwaliteitstoets rekening met
- de aanlevertermijnen in uw eigen organisatie
- de tijd die het Kenniscentrum nodig heeft om de kwaliteitstoets uit te voeren en
- de tijd die nodig is om eventuele correcties door te voeren na de toets
U kunt de toets ook vragen nadat de ontwerponteigeningsbeschikking ter inzage is gelegd. Maar dan is de mogelijkheid om correcties door te voeren veel beperkter.
Zienswijzen en hoorzitting
Kan het Kenniscentrum mij helpen bij het opstellen van een reactie op zienswijzen over de ontwerponteigeningsbeschikking?
Nee, het integraal beoordelen van zienswijzen is geen onderdeel van de kwaliteitstoets. Wel kunt u het Kenniscentrum een specifieke vraag stellen over de beantwoording van een specifiek onderwerp dat in een zienswijze aan de orde is gesteld.
Kan ik het Kenniscentrum vragen om een hoorzitting te organiseren waar belanghebbenden hun zienswijzen over de onteigening kunnen toelichten?
Nee, het organiseren en faciliteren van een hoorzitting is geen taak van het Kenniscentrum. Wel kunt u het Kenniscentrum specifieke vragen stellen over de opzet van een hoorzitting.
Grondslag onteigeningsbelang
Kan een overheid voor een binnenstedelijke herontwikkeling onteigenen op basis van een bestaand bestemmingsplan dat het bestaande gebruik niet uitsluit?
Ja, dat kan. Volgens artikel 4.4a Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet hoeft het bestemmingsplan het bestaande gebruik niet uit te sluiten om als grondslag te kunnen gelden.
Kan ik een onteigeningsprocedure opstarten als het ruimtelijke besluit dat de grondslag gaat zijn van de onteigening, nog niet is vastgesteld?
Ja, dat kan. U kunt de ontwerponteigeningsbeschikking al ter inzage leggen voordat het ruimtelijke besluit (het omgevingsplan, het projectbesluit of de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup)) is vastgesteld. Het verdient de aanbeveling om de ontwerponteigeningsbeschikking pas ter visie te leggen als het ontwerp van het ruimtelijke besluit ter visie heeft gelegen. En als duidelijk is dat zienswijzen over dat ontwerp niet tot een ander ruimtebeslag gaan leiden. Met het geven van de (definitieve) onteigeningsbeschikking moet wel gewacht worden tot het ruimtelijke besluit is vastgesteld.
Biedt de aanwijzing als moderniseringslocatie (artikel 4.18 Omgevingswet) een grondslag voor onteigening?
Ja, maar dit vereist wel een wijziging van het omgevingsplan. Op grond van artikel 4.4a Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet is het niet nodig om het bestaande gebruik uit te sluiten.
Is een BOPA - fase 1 voldoende om een onteigeningsprocedure op te starten voor de aanpassing van een weg?
Een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) kan volgens artikel 11.6 Omgevingswet een grondslag zijn voor een onteigening, als deze BOPA de activiteit mogelijk maakt. In dit artikel is geen onderscheid gemaakt tussen een wel of niet gefaseerde BOPA. Als de BOPA - fase 1 het planologisch basisbesluit (afwijking van de toebedeelde functie) en fase 2 (de afwijking van de bouwregels) is, dan zou de BOPA - fase 1 de grondslag kunnen zijn. Let op dat het ruimtebeslag helder is en vastligt in de BOPA - fase 1.
Minnelijk overleg
Kan ik de ontwerponteigeningsbeschikking ter inzage leggen voordat ik een eerste bieding heb gedaan?
Nee. Het ter visie leggen van de ontwerpbeschikking voor de eerste bieding staat op gespannen voet met de zorgvuldigheid en het ultimum-remediumkarakter van onteigening. Ook is er risico op het verwijt dat de overheid aanstuurt op onteigening en niet via minnelijk overleg tot overeenstemming wil komen. Wij adviseren om de ontwerpbeschikking pas ter inzage te leggen, nadat er minnelijk overleg is geweest (of pogingen daartoe) en er ten minste één schriftelijke bieding is gedaan met een reactietermijn en een rappel.
Wanneer moet ik een bod doen aan een rechthebbende?
Het verdient aanbeveling om vóór de start van de onteigeningsprocedure (dus voor het ter visie leggen van de ontwerponteigeningsbeschikking) een schriftelijk bod met een reactietermijn uit te brengen. Pas nadat het bod is afgewezen of als een reactie op het bod (ook na een rappel) uitblijft, kan worden vastgesteld dat minnelijk overleg tot dan toe niet (tijdig) tot overeenstemming leidt. Volgens artikel 11.7 Omgevingswet ontbreekt de noodzaak voor onteigening als de onteigenaar geen redelijke poging heeft gedaan tot minnelijke verwerving. Of als aannemelijk is dat op afzienbare termijn alsnog overeenstemming kan worden bereikt over de minnelijke verwerving.
Is het uitvoeren van een erfdienstbaarhedenonderzoek noodzakelijk?
Als onteigenaar bepaalt u zelf welk onderzoek er in een concrete situatie nodig is om onbekende belanghebbenden op te sporen. Het hangt af van de feitelijke situatie ter plekke of er erfdienstbaarheden zijn te verwachten. Doe ook navraag bij de grondeigenaar.
Als blijkt dat er erfdienstbaarheden zijn, en de grondeigenaar niet in staat of bereid is om het perceel vrij van die erfdienstbaarheden te leveren, dan zal de onteigenaar ook met de rechthebbenden van de erfdienstbaarheid (de eigenaren van een heersend erf) moeten onderhandelen. Ook als de onteigenaar al eigenaar is van het perceel en met de onteigening het perceel wil bevrijden van de erfdienstbaarheden die op dat perceel rusten, moet de onteigenaar met de eigenaren van het heersend erf onderhandelen. Dit volgt uit artikel 11.7 lid 1 onder d, Omgevingswet.
Waar moet ik als onteigenaar rekening mee houden als een erfpachter zich beroept op zelfrealisatie?
Volgens artikel 11.7 Omgevingswet kunnen ook beperkt gerechtigden op de onroerende zaak, zoals een erfpachter, zich beroepen op zelfrealisatie. Aangenomen mag worden dat de erfpachter toestemming moet hebben van de blooteigenaar om zijn zelfrealisatieplan uit te voeren. Zo niet, dan voldoet de erfpachter niet aan het criterium dat hij 'in staat' is tot zelfrealisatie.
Hier doet zich een bijzondere situatie voor als de onteigenaar (bijvoorbeeld de gemeente) zelf de blooteigenaar is. Dan kan de onteigenaar de zelfrealisatie van de erfpachter niet onmogelijk maken door zich als eigenaar enkel formeel te beroepen op de erfpachtvoorwaarden. Dat zou in strijd zijn met de bedoeling van artikel 11.7 Omgevingswet. De onteigenaar moet in die situatie als blooteigenaar bereid zijn om aanpassing van de erfpachtvoorwaarden te overwegen. Er kan in die situatie toch een belemmering voor zelfrealisatie zijn, als de onteigenaar kan aantonen dat zelfrealisatie vanuit een oogpunt van integrale ontwikkeling en/of beheer niet wenselijk is. Of als de voorgenomen wijze van uitvoering door de erfpachter niet volgens de door de onteigenaar gewenste wijze is. Zie ook pagina 17 van de Praktijkgids Onteigening voor Overheden.
Onteigenaar
Kan een private rechtspersoon (projectontwikkelaar) als onteigenaar optreden?
Volgens artikel 11.2 Omgevingswet (onteigenaar) kan onteigening plaatsvinden op naam van een onteigenaar. In het tweede lid van dat artikel is bepaald dat onteigenaar kunnen zijn: een gemeente, een waterschap, een provincie en de Staat. Maar ook een andere rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid waaraan de verwezenlijking van de beoogde vorm van ontwikkeling, gebruik of beheer van de fysieke leefomgeving is toegestaan (sub e).
Uit deze bepaling volgt dat de onteigenaar in principe een overheidsorgaan is. Volgens de Handreiking grondeigendom Omgevingswet van het ministerie van BZK is sub e bedoeld voor de situatie dat aan een andere rechtspersoon een (wettelijke) publieke taak is gegeven om een project te realiseren waarvoor onteigening noodzakelijk is. Volgens de Memorie van Toelichting (MvT) bij de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet is dit een voortzetting van beleid onder de onteigeningswet. De MvT en de Handreiking noemen als voorbeeld voor sub e: ProRail B.V., een gemeenschappelijke regeling, nutsbedrijven, woningcorporaties en drinkwaterbedrijven.
Hoewel het, gelet op de letterlijke tekst van artikel 11.2 Omgevingswet, niet ondenkbaar is dat een projectontwikkelaar als onteigenaar kan optreden, is het twijfelachtig of dit de bedoeling is geweest van de wetgever. Dit zou namelijk als consequentie hebben dat een projectontwikkelaar de prijs/waarde gaat bepalen of beïnvloeden en wellicht meer wil betalen dan wat de gemeente wil én kan betalen. Ook kunnen er dan complicaties optreden als tijdens de onteigeningsprocedure een contractovername plaatsvindt of de projectontwikkelaar failliet gaat. Hierover is nog geen jurisprudentie voorhanden. Zie ook een publicatie hierover in Bouwrecht (BR 2019, 17).
Kan een terreinbeherende organisatie onteigenaar zijn?
Volgens artikel 11.2, tweede lid Omgevingswet kan de onteigenaar ook zijn: een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid aan wie verwezenlijking van de beoogde vorm van ontwikkeling, gebruik of beheer van de fysieke leefomgeving is toegestaan. In de toelichting bij de wet zijn als voorbeelden genoemd: ProRail, woningcorporaties en gemeenschappelijke regelingen. Terreinbeherende organisaties zoals Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten zijn niet als voorbeeld genoemd in de toelichting.
Het is onduidelijk of de bestuursrechter onder de Omgevingswet terreinbeherende organisaties als onteigenaar zal aanmerken. Dit hangt vermoedelijk af van de wettelijke taken van de organisatie in kwestie.
Als de terreinbeherende organisatie als onteigenaar optreedt, dan moet deze ook de minnelijke verwerving uitvoeren en de grondaankopen zelf bekostigen.
Is het mogelijk om één onteigeningsbeschikking te nemen voor de onteigening van percelen voor meerdere onteigenaars?
Hoewel de tekst van de Omgevingswet niet expliciet uitsluit dat een onteigeningsbeschikking wordt genomen voor meerdere onteigenaars, kan nergens in de wet of de toelichting daarop een aanknopingspunt worden gevonden dat de wetgever aan deze mogelijkheid heeft gedacht. De wetteksten zijn toegesneden op een opzet waarbij er één bevoegd gezag is voor een onteigeningsbeschikking die voor één specifieke onteigenaar wordt genomen. Deze interpretatie wordt ondersteund door artikel 7.5 van het Omgevingsbesluit, waarin is voorgeschreven dat in de onteigeningsbeschikking de naam van de onteigenaar moet worden vermeld. De term onteigenaar is daar in enkelvoud vermeld.
Onteigeningsdossier
Zijn overzichts- en situatietekeningen en dwarsprofielen verplicht en moet ik deze ter inzage leggen?
In principe niet. Overzichts- en situatietekeningen en dwarsprofielen zijn niet opgenomen in de opsomming van de stukken die volgens artikel 7.6 Omgevingsbesluit verplicht ter inzage moeten worden gelegd bij het ontwerp van de onteigeningsbeschikking. Maar uit artikel 3.11 Awb volgt dat u aanvullend ook stukken ter inzage moet leggen die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het plan waarvoor u gaat onteigenen. Als overzichtstekeningen, situatietekeningen of dwarsprofielen nodig zijn om belanghebbenden een goed inzicht te geven in het plan waarvoor wordt onteigend, dan is het toch nodig om dit soort tekeningen ter inzage te leggen.
Wat is het vereiste detailniveau van tekeningen behorend bij een projectbesluit dat als grondslag voor onteigening wordt gebruikt?
In de Omgevingswet is hier niets over bepaald. In artikel 7.6 Omgevingsbesluit staan wel regels over de grondtekening en de projectie grondtekening. Zie ook model 10.14 van de Praktijkgids Onteigening voor Overheden. Het benodigde detailniveau van tekeningen hangt af van de specifieke situatie. De rechthebbende moet uit het projectbesluit het ruimtebeslag kunnen afleiden: het ruimtebeslag moet helder zijn en in het projectbesluit vastliggen. In de zakelijke beschrijving bij de onteigeningsbeschikking of in ontwerptekeningen kan nader geconcretiseerd worden wat er binnen dit ruimtebeslag gerealiseerd wordt.
Moeten stukken die bij de onteigeningsbeschikking horen (zoals de grondtekening en de onteigeningslijst) gewaarmerkt worden als behorend bij dat besluit?
De onteigeningslijst maakt als bijlage een onlosmakelijk deel uit van de onteigeningsbeschikking. De grondtekening wordt met de onteigeningsbeschikking ter inzage gelegd. Het waarmerken van deze stukken is niet wettelijk voorgeschreven. Het is wel belangrijk dat achteraf te achterhalen is welke versie van de grondtekening en de onteigeningslijst bij het geven van de onteigeningsbeschikking aan het algemeen bestuur zijn voorgelegd. Dat zou kunnen door waarmerken.
Moet ik de naam van een gerechtigde op een erfdienstbaarheid op de onteigeningslijst vermelden?
Nee. Artikel 7.5 onder d Omgevingsbesluit schrijft voor dat op de onteigeningslijst worden vermeld: de namen van de eigenaren van en de beperkt gerechtigden op de te onteigenen onroerende zaak of zaken volgens de basisregistratie Kadaster. Volgens artikel 48 van de Kadasterwet worden de namen van rechthebbenden op erfdienstbaarheden (de eigenaren van het heersend erf) niet vermeld in de basisregistratie Kadaster. Dat betekent dat hun namen ook niet vermeld worden op de onteigeningslijst. Dat neemt niet weg dat hun namen wel opgenomen worden op de lijst van belanghebbenden.
Ter inzage leggen en toezenden onteigeningsdossier
Hoe moet ik de stukken ter inzage leggen?
Het onteigeningsdossier ligt 6 weken ter inzage. Dit moet zowel fysiek (in geprinte vorm op papier) als digitaal via een website. De stukken moeten fysiek ter inzage liggen op een kantoorlocatie in de gemeente waar de te onteigenen percelen zijn gelegen. Bijvoorbeeld een stadskantoor of een gemeentehuis. In de kennisgeving die in het publicatieblad wordt gepubliceerd (zie modellen 10.6 en 10.8 uit de Praktijkgids Onteigening voor Overheden) moet ook een link worden opgenomen naar een website waar de stukken digitaal zijn in te zien. In plaats van de stukken in geprinte vorm op papier ter inzage te leggen, is het ook toegestaan de mogelijkheid te bieden de stukken op een kantoorlocatie van de overheid in te zien op een computer.
Welke stukken moeten ter inzage worden gelegd?
In ieder geval:
- ontwerponteigeningsbeschikking (inclusief bijlagen, zoals de lijst met te onteigenen onroerende zaken en het voorstel van het bestuur)
- grondtekening
- projectie van de grondtekening op het (ontwerp) van het ruimtelijke plan
Daarnaast:
- andere documenten die de beoogde vorm van ontwikkeling, gebruik of beheer van de fysieke leefomgeving inzichtelijk maken, zoals overzichts- en situatietekeningen, dwarsprofielen, et cetera.
Moeten de logboeken ter inzage worden gelegd?
Nee, de logboeken met bewijsstukken (zoals aanbiedingen) bevatten privacygevoelige informatie. Wel moet u belanghebbenden er bij toezending van de ontwerponteigeningsbeschikking op wijzen dat er logboeken zijn en dat zij het logboek dat op hen betrekking heeft, kunnen opvragen. In de modelbrief 10.5 uit de Praktijkgids Onteigening voor Overheden is daarover een passage opgenomen.
Moet ik logboeken toesturen aan een belanghebbende?
Nee, dat is geen verplichting. Wel is het nodig om belanghebbenden erop te attenderen dat zij (of hun vertegenwoordiger) het logboek kunnen opvragen dat op hen betrekking heeft. Dat kan het beste in de brief waarmee de belanghebbenden de ontwerponteigeningsbeschikking krijgen toegestuurd. In modelbrief 10.5 uit de Praktijkgids Onteigening voor Overheden is daarover een passage opgenomen.
Moet ik de logboeken aan de gemeenteraadsleden verstrekken?
Ja. Het is van belang dat de raadsleden bij de besluitvorming over de onteigeningsbeschikking onder geheimhouding de beschikking krijgen over de logboeken met bijlagen (de bewijsstukken van het minnelijk overleg). Zij moeten zich daarmee een oordeel kunnen vormen over de noodzaak van de onteigening. Hetzelfde geldt voor de leden van Provinciale Staten bij een onteigening van de provincie en de leden van het algemeen bestuur bij een onteigening van een waterschap.
Onteigeningsbeschikking
Kan het nemen van de onteigeningsbeschikking worden gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders?
Nee. Uit de toelichting op de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet blijkt dat dit niet mogelijk is. Het geven van een onteigeningsbeschikking leent zich daar niet voor. De aard van de bevoegdheid verzet zich daartegen.
Kan de onteigeningsbeschikking in mandaat genomen worden door bijvoorbeeld een manager van de afdeling grondzaken?
Nee. Uit de toelichting op de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet blijkt dat dit niet mogelijk is. Het geven van een onteigeningsbeschikking leent zich niet voor mandaat. De aard van de bevoegdheid verzet zich daartegen.
Heeft het bevoegd gezag de vrijheid om een aanvraag om het geven van een onteigeningsbeschikking af te wijzen als aan alle wettelijke vereisten voor het nemen van die beschikking is voldaan?
Het bevoegd gezag heeft een ruime mate van beleidsvrijheid om wel of niet medewerking te verlenen. Er is geen verplichting om positief te beslissen op een aanvraag. De aanvrager kan opkomen tegen een afwijzend besluit. Uiteindelijk oordeelt de bestuursrechter erover. Wij achten het raadzaam om in een vroeg stadium met het bevoegd gezag in overleg te treden over zowel de ruimtelijke inpassing als de inzet van het instrument onteigening.
Kan ik een erfpachter onteigenen als de onteigenaar zelf eigenaar is van de grond?
Een erfpachter kan niet afzonderlijk onteigend worden. Om de erfpacht te beëindigen, zal de grond van de eigenaar onteigend moeten worden. De onteigenaar onteigent dan als het ware zichzelf. Door de titelzuiverende werking van de onteigening vervalt dan de erfpacht. Dit is geregeld in artikel 11.18, eerste lid Omgevingswet. Uiteraard moet eerst gepoogd worden om met de erfpachter minnelijk overeenstemming te bereiken over beëindiging van de erfpacht. Als dat niet (tijdig) lukt, kunt u een onteigeningsprocedure opstarten. De erfpachters moeten in de voorbereiding van de onteigeningsbeschikking als belanghebbenden worden aangeschreven.
Hetzelfde geldt als er andere rechthebbenden zijn op een perceel dat de onteigenaar zelf in eigendom heeft, zoals huurders, pachters, opstallers en eigenaren van een heersend erf (bij een erfdienstbaarheid).
Bekrachtigingsprocedure
Welke stukken moet ik aan de rechtbank verstrekken bij een verzoek tot bekrachtiging van de onteigeningsbeschikking?
Alle op het verzoek betrekking hebbende stukken. Dat zijn in ieder geval de volgende stukken:
- het onteigeningsdossier dat ter inzage heeft gelegen
- logboeken van het gevoerde minnelijke overleg
- het planologische besluit dat ten grondslag ligt aan de onteigening (het onteigeningsbelang)
- bewijsstukken van wie zijn aangeschreven, waaronder een lijst van belanghebbenden
- bewijsstukken van publicaties
- recente kadastrale uittreksels (eigendomsinformatie Kadaster)
- de ingediende zienswijzen
De rechtbanken hebben dit uitgewerkt in een checklist die op de website rechtspraak.nl beschikbaar is gesteld: Checklist documenten bekrachtigingsprocedure onteigening. Raadpleeg deze checklist voor een complete opsomming van de stukken die bij het verzoek tot bekrachtiging moeten worden meegestuurd.
Waarom is het nodig dat het bestuursorgaan de uitspraak van de rechtbank ter inzage legt?
Dit is voorgeschreven in artikel 16.114 lid 1 Omgevingswet (terinzagelegging uitspraak). Volgens dit artikel moet het bestuursorgaan de uitspraak samen met de onteigeningsbeschikking ter inzage leggen.
Volgens artikel 16.33e Omgevingswet treedt de onteigeningsbeschikking in werking met ingang van de dag na die waarop de uitspraak waarbij zij is bekrachtigd, ter inzage is gelegd. Daarom is het nodig om de uitspraak ter inzage te leggen.
In artikel 16.115 Omgevingswet (kennisgeving uitspraak) is bepaald dat het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging de uitspraak toezendt aan de belanghebbenden aan wie eerder de onteigeningsbeschikking was bekendgemaakt. Ook moet volgens dit artikel voorafgaand aan de terinzagelegging een openbare kennisgeving worden gedaan van die terinzagelegging in het officiële publicatieblad van het bestuursorgaan in kwestie.
Een huurder heeft na de bekendmaking van de onteigeningsbeschikking de te onteigenen woning verlaten. Nadien zijn er nieuwe huurders bijgekomen. Aan welke huurders moet ik nu de uitspraak van de rechtbank op het verzoek van bekrachtiging toezenden?
In artikel 16.115 Omgevingswet is bepaald dat de uitspraak wordt toegezonden aan de belanghebbenden aan wie de onteigeningsbeschikking op grond van artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht is bekendgemaakt. Dat betekent dat het bestuursorgaan moet uitgaan van toezending van de uitspraak aan dezelfde belanghebbenden aan wie ook de onteigeningsbeschikking vóór aanvang van de bekrachtigingsprocedure is toegezonden. In dit geval dus wel aan de huurder die is vertrokken, maar niet aan de nieuwe huurders. Het verdient vanuit zorgvuldigheid wel de aanbeveling om ook de nieuwe huurders op de hoogte te stellen.
Welke versie van de uitspraak moet ik ter inzage leggen? De officiële met alle namen van verschillende personen, handtekeningen van de griffier en rechter en stempels van de rechtbank? Of de geanonimiseerde versie op rechtspraak.nl zonder handtekeningen en stempels?
Uit artikel 16.114 lid 1 Omgevingswet (terinzagelegging uitspraak) volgt dat het bestuursorgaan de uitspraak met de onteigeningsbeschikking ter inzage moet leggen.
In artikel 16.115 Omgevingswet (kennisgeving uitspraak) is bepaald dat het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging kennisgeeft van de uitspraak door middel van:
- toezending van de uitspraak aan de belanghebbenden aan wie de onteigeningsbeschikking op grond van artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht is bekendgemaakt, en
- kennisgeving op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze.
De wet schrijft voor dat "de uitspraak" ter inzage moet worden gelegd en ook toegezonden aan de belanghebbenden. Als we de tekst van de wet volgen, dan is dat de officiële, niet-geanonimiseerde versie en niet een bewerking daarvan waarin persoonsgegevens zijn geanonimiseerd.
Welke versie van de onteigeningsbeschikking moet ik ter inzage leggen samen met de uitspraak? Moeten de namen op de lijst te onteigenen onroerende zaken zwart gemaakt worden?
Ter inzage moet worden gelegd de versie zoals deze eerder is bekendgemaakt, samen met de bijlagen waaronder ook de lijst met te onteigenen onroerende zaken. Bij de eerdere bekendmaking van de onteigeningsbeschikking waren de namen van de eigenaren in de onteigeningslijst niet geanonimiseerd. Die namen moeten nu dus ook niet zwart gemaakt worden.
Aan wie moet ik de uitspraak toezenden? Maakt het verschil uit dat bij de ene particulier de onteigening is bekrachtigd en de andere particulier de onteigening is afgewezen?
Nee. Het maakt niet uit of de uitspraak bij de ene particulier bekrachtigd is of niet: de uitspraak moet volgens artikel 16.115 Omgevingswet worden toegezonden aan dezelfde belanghebbenden waaraan de onteigeningsbeschikking destijds is bekendgemaakt (ook degenen waarvan de onteigening niet is bekrachtigd).
Schadeloosstelling
Wijzigt met de Omgevingswet de berekening van de schadeloosstelling bij onteigening?
Artikel 15.18 van de Omgevingswet (omvang schadeloosstelling) bepaalt dat de schade die een eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk lijdt door een onteigening op grond van deze wet, volledig wordt vergoed. In de Memorie van Toelichting is vermeld dat dit artikel een inhoudelijk ongewijzigde voortzetting is van artikel 40 van de onteigeningswet. Meer informatie over de schadeloosstelling bij onteigening kunt u vinden in hoofdstuk 14 van de Handreiking grondeigendom Omgevingswet.
Onteigeningsakte
Welke bewijsstukken heb ik als onteigenaar nodig om de notaris de onteigeningsakte te laten opmaken en hoe krijg ik die bewijsstukken?
Om de onteigeningsakte te kunnen verlijden heeft de notaris volgens artikel 11.16 Omgevingswet bewijsstukken nodig waaruit blijkt dat:
- de onteigeningsbeschikking onherroepelijk is
- het (planologische) besluit ter uitvoering waarvan de onteigening nodig is onherroepelijk is
- de voorlopige schadeloosstelling is betaald (of de overeengekomen schadeloosstelling die is opgenomen in een proces-verbaal)
De onherroepelijkheid van besluiten zal moeten worden aangetoond door een uitspraak te overleggen of door een verklaring van de griffier (van de rechtbank of de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State) waaruit blijkt dat er binnen de beroepstermijn geen (hoger) beroep is ingesteld.
Hoe deze bewijsstukken kunnen worden verkregen, is beschreven in hoofdstuk 7 (Verzoek aan notaris om onteigeningsakte te verlijden) van de Praktijkgids Onteigening voor Overheden.
Binnen welke termijn moet de onteigeningsakte worden opgemaakt?
De onteigenaar moet binnen 2 maanden nadat aan alle voorwaarden als bedoeld in artikel 11.16, eerste lid Omgevingswet, is voldaan, de notaris verzoeken de onteigeningsakte te verlijden. Dat is bepaald in artikel 11.15 van de Omgevingswet. Als de onteigenaar de termijn van 2 maanden overschrijdt, zijn de gevolgen ernstig. Het verzoek mag dan niet meer door de notaris worden behandeld. De onteigenaar moet dan een nieuwe onteigeningsprocedure starten. Zie voor meer informatie hierover hoofdstuk 7 (Verzoek aan notaris om onteigeningsakte te verlijden) van de Praktijkgids Onteigening voor Overheden.
Buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA)
Activiteit inhoudende:
- een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die in strijd is met het omgevingsplan, of
- een andere activiteit die in strijd is met het omgevingsplan
Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.
Meer informatie staat op de overzichtspagina Buitenplanse omgevingsplanactiviteit.