Beoordelingskader voor lozing van brijn
Dat er juridische mogelijkheden zijn, zegt nog niets over de vraag of een lozing van brijn in een specifiek geval ook toelaatbaar is. De toelaatbaarheid van de lozing van brijn wordt beoordeeld door het bevoegd gezag. Wat is het beoordelingskader voor een maatwerkvoorschrift of vergunningaanvraag voor een brijnlozing.
Op deze pagina
Wat is het beoordelingskader voor een:
- Omgevingsvergunning voor lozingsactiviteiten
- Maatwerkvoorschrift voor lozen van brijn op een oppervlaktewaterlichaam of op een zuiveringtechnisch werk
- Maatwerkregel voor lozen van brijn op een regionaal oppervlaktewaterlichaam
- Maatwerkvoorschrift lozen van brijn op of in de bodem of op een vuil- of hemelwaterriool
- Maatwerkregel lozen van brijn op of in de bodem of op een vuil- of hemelwaterriool (omgevingsplan)
Op deze pagina vindt u meer informatie over het beoordelingskader dat het bevoegd gezag moet volgen bij het beoordelen van de aanvraag voor de lozing van brijn. Meer informatie over welke toestemmingen nodig zijn voor een activiteit is te vinden op onderstaande pagina’s:
- het bereiden van gietwater (bij een glastuinbouwbedrijf)
- het bereiden van drinkwater voor landbouwhuisdieren (bij een veehouderij)
- bij drinkwaterbereiding
- bij koelwater
- overige brijnlozingen
Omgevingsvergunning voor lozingsactiviteiten
Bij drinkwaterbereiding (paragraaf 3.4.1 Bal) is voor het lozen van brijn in een oppervlaktewaterlichaam een omgevingsvergunning voor lozingsactiviteiten nodig (artikel 5.1, tweede lid van de Omgevingswet).
De initiatiefnemer moet in de vergunningaanvraag onderbouwen waarom de lozing kan plaatsvinden. De minister van IenW (voor rijkswater, Rijkswaterstaat voert dit uit) en het waterschap (voor regionaal water) beoordelen of de lozing toelaatbaar is en onder welke voorwaarden. Hierbij gelden de beoordelingsregels Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) en de bepalingen over vergunningvoorschriften uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het Omgevingsbesluit. Namelijk de artikelen 8.26, tweede tot en met vierde lid, 8.27, 8.28, 8.30, 8.31, 8.33, 8.84, 8.88, 8.92 en 8.98 tot en met 8.100 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en afdeling 8.3 van het Omgevingsbesluit (zie artikel 2.13 lid 6 van het Bal).
Voor een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewater of een zuiveringtechnisch werk zijn ook enkele beoordelingsregels van toepassing die gelden voor de milieubelastende activiteit. Dit staat in artikel 8.88, tweede en derde lid van het Bkl. Deze beoordelingsregels gaan onder meer over geen significante milieuverontreiniging veroorzaken, alle passende preventieve maatregelen treffen en de beste beschikbare technieken (BBT) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) toepassen. Ook moet het bevoegd gezag rekening houden met aangewezen informatiedocumenten, zoals de Algemene beoordelingsmethodiek Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) en het Handboek Immissietoets.
De uitleg van deze beoordelingsregels is te vinden op:
- Beoordelingsregels wateractiviteiten
- Uitleg over 8.84 en 8.88 van het Bkl: Rijksregels voor lozingen vanuit een milieubelastende activiteit
- Artikelen 8.9 t/m 8.11 van het Bkl: Beoordeling aanvraag omgevingsvergunning: algemene aspecten
- Doelmatige werking van het zuiveringtechnisch werk (rwzi) en het vuilwaterriool
De uitleg over het opnemen van voorschriften in de omgevingsvergunning is te vinden op:
- Artikelen 8.26 t/m 8.33 van het Bkl:
- artikel 8.92 van het Bkl:
- Afdeling 8.3 van het Omgevingsbesluit:
De uitleg over actualisatie en intrekking omgevingsvergunning (8.98 t/m 8.100 van het Bkl):
Bovenstaande geldt alleen voor de lozingsactiviteiten die in de algemene rijksregels (Bal) geregeld zijn. Er kunnen ook beoordelingsregels voor lozingsactiviteiten staan in de decentrale regelgeving, zoals de waterschapsverordening. Denk bijvoorbeeld aan regels over waterkwantiteit, die ook onder het begrip lozingsactiviteit vallen.
Het bevoegd gezag kan de vergunning verlenen als de lozing verenigbaar is met de belangen van het waterbeheer (art. 8.84 van het Bkl). Daarbij kan het bevoegd gezag vergunningvoorschriften met lozingseisen stellen. Dit gebeurt als het voor de bescherming van het milieu (in het bijzonder het oppervlaktewater) noodzakelijk is. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning voor het lozen van brijn ook weigeren. Bijvoorbeeld als blijkt dat de lozing niet toelaatbaar is vanwege het zoutgehalte of andere stoffen.
Maatwerkvoorschrift voor lozen van brijn op een oppervlaktewaterlichaam of op een zuiveringtechnisch werk
De initiatiefnemer kan een verzoek voor een maatwerkvoorschrift bij het waterschap (regionaal oppervlaktewater) of de minister van Infrastructuur en Waterstaat (rijkswater, in de praktijk Rijkswaterstaat) indienen. De initiatiefnemer moet onderbouwen waarom de lozing kan plaatsvinden. Daarbij moet diegene voldoen aan de inhoudelijke verplichtingen van de specifieke zorgplicht (artikel 2.11 Bal). Op de pagina Inhoud specifieke zorgplicht milieubelastende activiteit staan deze verplichtingen onder artikel 2.11 derde lid Bal.
Rijkswaterstaat (voor rijkswater) en het waterschap (voor regionaal oppervlaktewater) beoordelen als bevoegd gezag voor lozingen in oppervlaktewater of op een zuiveringtechnisch werk of de lozing toelaatbaar is en onder welke voorwaarden. Hiervoor geldt het beoordelingskader zoals behandeld onder het bovenstaande kopje ‘Omgevingsvergunning voor lozingsactiviteiten’. Deze beoordelingsregels zijn overeenkomstig van toepassing. Overeenkomstig betekent dat u ze niet letterlijk kunt toepassen. Het gaat bijvoorbeeld niet om een vergunning, maar om een maatwerkvoorschrift. De aanvraag moet onder meer voldoen aan de beste beschikbare technieken en er moet een immissietoets worden uitgevoerd volgens het Handboek immissietoets.
Voor een lozing op een zuiveringtechnisch werk gelden dezelfde algemene regels als voor de lozing op een vuilwaterriool. Dit staat in artikel 3.2 van het Bal.
Maatwerkregel voor lozen van brijn op een regionaal oppervlaktewaterlichaam
In de bruidsschat bij de waterschapsverordening is een maatwerkregel opgenomen voor het lozen van brijn. Deze regel geldt alleen voor het bereiden van water voor agrarische activiteiten. Volgens artikel 2.49 is lozen van brijn van omgekeerde osmose of ionenwisselaars voor agrarische activiteiten op oppervlaktewater mogelijk. Hierbij gelden emissiegrenswaarden. Vier weken voordat de lozing start moet de initiatiefnemer gegevens en bescheiden aan het bevoegd gezag geven over de aard en omvang van de lozing.
Het waterschap kan de regels van de bruidsschat wijzigen of laten vervallen. U kunt het beste even nagaan wat er in de waterschapsverordening van het betreffende waterschap staat.
De regels over de kwantiteit van lozingen in de waterschapsverordeningen kunnen maatwerkregels zijn op de Bal-regels over lozingsactiviteiten. Dit komt door het integrale begrip lozingsactiviteiten. Daaronder valt niet alleen de kwaliteit, maar ook de kwantiteit van het te lozen water.
De waterschappen die een vergunningplicht instellen voor lozen, moeten de beoordelingsregels in hun waterschapsverordening opnemen (artikel 6.2 van het Bkl).
Maatwerkvoorschrift lozen van brijn op of in de bodem of op een vuil- of hemelwaterriool
Een initiatiefnemer kan een verzoek voor een maatwerkvoorschrift indienen of het bevoegd gezag kan ambtshalve een maatwerkvoorschrift stellen. In het eerste geval onderbouwt de initiatiefnemer waarom de lozing kan plaatsvinden. Daarbij moet diegene voldoen aan de inhoudelijke verplichtingen van de specifieke zorgplicht (artikel 2.11 Bal). Zie Inhoud specifieke zorgplicht milieubelastende activiteit. Daarbij kan de initiatiefnemer ook gebruikmaken van de voorkeursvolgorde voor afvalwater van artikel 10.29a van de Wet milieubeheer.
De gemeente kan ambtshalve een maatwerkvoorschrift stellen, bijvoorbeeld als de lozing van brijn leidt tot aantasting van de riolering of significante verontreiniging van de bodem.
De gemeente als bevoegd gezag beoordeelt of de lozing toelaatbaar is en onder welke voorwaarden. Hierbij gelden het beoordelingskader en de bepalingen over vergunningvoorschriften uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het Omgevingsbesluit. Namelijk de artikelen 8.9 tot en met 8.11, 8.22, 8.23, 8.26, tweede tot en met vierde lid, 8.27, 8.28, 8.30, 8.31, 8.33 en 8.98 tot en met 8.100 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en afdeling 8.3 van het Omgevingsbesluit (zie artikel 2.13 lid 5 van het Bal). Voor een maatwerkvoorschrift geldt hetzelfde beoordelingskader als voor een omgevingsvergunning milieubelastende activiteit. De beoordelingsregels zijn overeenkomstig van toepassing. Overeenkomstig betekent dat u ze niet letterlijk kunt toepassen. Het gaat bijvoorbeeld niet om een vergunning, maar om een maatwerkvoorschrift.
Dit beoordelingskader gaat onder meer over een integrale aanpak van de milieuverontreiniging, een hoog niveau van bescherming van het hele milieu bereiken, alle passende preventieve maatregelen treffen, de beste beschikbare technieken (BBT) toepassen en geen significante milieuverontreiniging veroorzaken.
De uitleg van dit beoordelingskader is te vinden op onderstaande IPLO-pagina’s.
Let op: voor maatwerkvoorschriften is dit overeenkomstig van toepassing. Lees dus maatwerkvoorschrift in plaats van omgevingsvergunning. Vergunningvoorschriften zijn voorschriften in het maatwerkbesluit.
- Artikelen 8.9 t/m 8.11 van het Bkl:
- Artikelen 8.22 en 8.23 van het Bkl:
De uitleg over het opnemen van voorschriften is te vinden op:
- Artikelen 8.26 t/m 8.33 van het Bkl:
- Afdeling 8.3 van het Omgevingsbesluit:
De uitleg over actualisatie en intrekking (8.98 t/m 8.100 van het Bkl):
Bovenstaande geldt alleen voor de milieubelastende activiteiten waarvoor in het Bal regels staan (hoofdstukken 2 t/m 5 van het Bal). Er kunnen ook beoordelingsregels voor milieubelastende activiteiten staan in de decentrale regelgeving, zoals het omgevingsplan.
Maatwerkregel lozen van brijn op of in de bodem of op een vuil- of hemelwaterriool (omgevingsplan)
De gemeente kan in het omgevingsplan ook een maatwerkregel opnemen als het lozen van brijn in een specifiek gebied alleen onder bepaalde voorwaarden mogelijk is. In de bruidsschat bij het omgevingsplan zijn geen regels hierover opgenomen.
Mocht een gemeente besluiten een maatwerkregel te stellen, dan moet de gemeente voldoen aan het oogmerk en de strekking van de rijksregels over milieubelastende activiteiten. Dat volgt uit artikel 4.6, tweede lid, van de Omgevingswet in samenhang met artikel 4.23 van de Omgevingswet. Dat betekent dat de gemeente bij het stellen van maatwerkregels ook moet zorgen dat bijvoorbeeld de beste beschikbare technieken worden toegepast en geen significante verontreiniging wordt veroorzaakt.
Meer informatie
In de Handreiking Lozingen vindt u meer informatie. Zie bijvoorbeeld de pagina Beoordelen informatie aanvraag (lozings)vergunning of maatwerk.
Beoordelingsregel
Een beoordelingsregel is een inhoudelijke regel waaraan het bevoegd gezag een aanvraag voor een omgevingsvergunning toetst.
Lees meer over de beoordelingsregel onder de Omgevingswet.
Beste beschikbare technieken (BBT)
Het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatiemethoden waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om het uitgangspunt voor de emissiegrenswaarden en andere vergunningvoorwaarden te vormen is aangetoond, met als doel emissies en gevolgen voor het milieu in zijn geheel te voorkomen, of wanneer dit niet mogelijk is, te beperken, waarbij wordt verstaan onder:
- technieken: zowel de toegepaste technieken als de wijze waarop de installatie wordt ontworpen, gebouwd, onderhouden, geëxploiteerd en ontmanteld
- beschikbare: op zodanige schaal ontwikkeld dat de betrokken technieken, kosten en baten in aanmerking genomen, economisch en technisch haalbaar in de betrokken industriële context kunnen worden toegepast, onafhankelijk van de vraag of die technieken wel of niet binnen Nederland worden toegepast of geproduceerd, mits zij voor de exploitant op redelijke voorwaarden toegankelijk zijn,
- beste: het meest doeltreffend voor het bereiken van een hoog algemeen niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel
Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.