Lozingsregels voor open bodemenergiesysteem (Bal)
Voor een open bodemenergiesysteem gelden lozingsregels uit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Voor het lozen van afvalwater afkomstig van een open bodemenergiesysteem op een oppervlaktewaterlichaam geldt een vergunningplicht. Lozingen van dit afvalwater in de bodem of in de riolering worden meegenomen in de vergunning voor de milieubelastende activiteit (aanleggen en gebruiken van een open bodemenergiesysteem). Daar is dus geen aparte vergunning voor nodig zoals bij lozen in oppervlaktewater.
Inhoud
Wat u moet weten over deze lozing:
- Hoe het afvalwater bij deze activiteit ontstaat
- Wanneer de regels van toepassing zijn
- Voorkeursvolgorde
- Bevoegd gezag
- Overgangsrecht
- Gerelateerde wetgeving
- Andere regels
Hoe het afvalwater bij deze activiteit ontstaat
Bij de aanleg van bodemenergiesystemen, zowel een open bodemenergiesysteem als een gesloten bodemenergiesysteem, worden boorgaten in de bodem gemaakt. Daarbij komt afvalwater vrij. Bij het open systeem komt ook afvalwater vrij bij het ontwikkelen en onderhouden van de bron. Dit is gebiedseigen grondwater.
Boren van de bron
Bij het boren van de bron wordt gebruikgemaakt van boorspoelwater, ook wel werkwater genoemd. Dit bestaat uit leidingwater of oppervlaktewater, waaraan boorspoeladditieven zijn toegevoegd.
Bij het boren en tijdens het inbouwen van de bronnen, wordt een beperkte hoeveelheid water geloosd. Het gaat om zo’n 2 tot 5 m³ per boorgat. Dit afvalwater bevat biologisch goed afbreekbare, zuurstofbindende cellulosederivaten en onopgeloste stoffen in de vorm van gronddeeltjes en bentoniet.
Ontwikkelen van de bron
Na het boren van de boorgaten moet de 'bron' nog ontwikkeld worden. Gemiddeld duurt het ontwikkelen van een bron 2 weken. Bij het ontwikkelen wordt relatief veel gebiedseigen grondwater gebruikt. Aan dit grondwater worden géén stoffen toegevoegd. Het ontwikkelen gebeurt door de bron te spoelen in de andere richting dan tijdens het normale gebruik. Ook gebeurt het spoelen met een hogere stroomsnelheid. Zo komen de bodemdeeltjes uit het systeem.
De te lozen hoeveelheid grondwater is sterk afhankelijk van het ontwerpdebiet. Het piekdebiet is ongeveer 1,5 keer het ontwerpdebiet van 1 bron. Dit kan oplopen tot meer dan 400 m³/h. De vrijkomende hoeveelheid grondwater wordt discontinu geloosd.
Bij het begin van de lozing kan in het afvalwater nog een beperkte hoeveelheid boorspoeladditieven aanwezig zijn, zoals bentoniet en polymeren (cellulosederivaten). Verder bevat het te lozen afvalwater alleen onopgeloste stoffen in de vorm van gebiedseigen gronddeeltjes.
Onderhoud van de bron
Bij open bodemenergiesystemen vindt meestal ieder half jaar preventief onderhoud aan de bronnen plaats. Dat is om te voorkomen dat de bronnen verslechteren of zand/slib gaan leveren. Afhankelijk van de specifieke situatie kan de frequentie van dit onderhoud verschillen.
Het onderhoud bestaat uit het spoelen van de bronnen met gebiedseigen grondwater. Aan dit spoelwater worden géén stoffen toegevoegd. Het spoelen gebeurt door de bron te spoelen in de andere richting dan tijdens het normale gebruik. Ook gebeurt het spoelen met een hogere stroomsnelheid. Zo komen de bodemdeeltjes uit het systeem.
Tijdens onderhoud wordt slechts een beperkte tijd (0,5 tot 4 uur) een hoeveelheid afvalwater geloosd. De vrijkomende debieten gedurende het onderhoud kunnen wel fors zijn, maximaal zo’n 1000 m³/h. Verder bevat het te lozen water onopgeloste stoffen in de vorm van gebiedseigen gronddeeltjes.
Wanneer de regels van toepassing zijn
Paragraaf 3.2.6 van het Bal gaat over bodemenergiesystemen. In artikel 3.18 Bal is het aanleggen en gebruiken van een bodemenergiesysteem aangewezen als milieubelastende activiteit. In artikel 3.19, lid 1 Bal staat dat er een vergunningplicht geldt als het gaat om het aanleggen en gebruiken van een open bodemenergiesysteem. In het tweede lid van artikel 3.19 staat dat er voor het lozen van afvalwater afkomstig van een open bodemenergiesysteem op een oppervlaktewaterlichaam ook een vergunning nodig is.
Voor het lozen van afvalwater afkomstig van een open bodemenergiesysteem geldt dus het volgende:
- Er is een aparte vergunningplicht voor het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van afvalwater afkomstig van het aanleggen en gebruiken van een open bodemenergiesysteem (art. 3.19, lid 2 Bal).
- Er is geen aparte vergunningplicht voor het lozen in de bodem of riolering van afvalwater afkomstig van het aanleggen en gebruiken van een open bodemenergiesysteem. Deze lozingen maken onderdeel uit van de milieubelastende activiteit (aanleggen en gebruiken open bodemenergiesysteem) en worden meegenomen in de vergunning voor deze milieubelastende activiteit.
Voor het aanleggen en gebruiken van een open bodemenergiesysteem in combinatie met lozen op een oppervlaktewaterlichaam zijn dus twee vergunningen nodig: één voor de milieubelastende activiteit (aanleggen en gebruiken open bodemenergiesysteem) en één voor de lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam.
Voor het aanleggen en gebruiken van een open bodemenergiesysteem in combinatie met lozen in de bodem of in de riolering is één vergunning nodig, namelijk voor de milieubelastende activiteit.
Lozingen van afvalwater afkomstig van het aanleggen en gebruiken van een open bodemenergiesysteem in de bodem of in de riolering maken onderdeel uit van de milieubelastende activiteit. De aangewezen milieubelastende activiteit is in dit geval het aanleggen en gebruiken van een open bodemenergiesysteem. Hiervoor is een omgevingsvergunning nodig (art. 3.19, lid 1 Bal).
Lozingen in de bodem of in de riolering worden meegenomen in deze vergunning voor de milieubelastende activiteit. De beoordelingsregels voor de lozing staan in artikel 8.22 en 8.23 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Artikel 8.22 gaat over de gevolgen voor watersystemen en artikel 8.23 over indirecte lozingen. Bij een lozing in de riolering is ook een immissietoets vereist op basis van artikel 8.9 lid 4 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
In hoofdstuk 4 van het Bal zijn inhoudelijke regels opgenomen voor milieubelastende activiteiten en lozingsactiviteiten. Maar daar staan geen extra regels in voor lozingen afkomstig van het aanleggen of gebruiken van een open bodemenergiesysteem.
Voorkeursvolgorde
De voorkeursvolgorde voor afvalwater (art. 10.29a Wet milieubeheer) bepaalt dat afvalwater dat geen huishoudelijk afvalwater is of afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, bij voorkeur lokaal teruggebracht wordt in het milieu. Het heeft dus de voorkeur om het water terug te lozen in de bodem of in oppervlaktewater (al dan niet via een schoonwaterriool) en liever niet in het vuilwaterriool. Het bevoegd gezag moet art. 10.29a Wet milieubeheer ook toepassen bij bevoegdheden die in hoofdstuk 4 van de Omgevingswet staan, bijvoorbeeld bij het stellen van maatwerkvoorschriften.
Overleg tussen provincie, gemeente en/of waterbeheerder
Bij de vergunningaanvraag voor de milieubelastende activiteit, dat is dus het aanleggen of gebruiken van een open bodemenergiesysteem (artikel 3.19, lid 1 Bal), worden de lozingsroutes voor het afvalwater aangegeven (art. 7.35 Omgevingsregeling). Het is van belang dat er afstemming plaatsvindt over de lozingsroutes. De provincie gaat hierover in overleg met de gemeente en/of waterbeheerder. Zo wordt duidelijk:
- welke aanvullende regels er nodig zijn
- welke lozingsroute de uiteindelijke voorkeur heeft
- of een gemeente regels in het omgevingsplan wil opnemen voor open bodemenergiesystemen: over lozingen op/in de bodem, het vuilwaterriool en het schoonwaterriool
- hoe deze regels zich verhouden tot de omgevingsvergunning van de waterbeheerder; bijvoorbeeld of
- de waterbeheerder de lozing op oppervlaktewater kan toestaan
- onder welke voorwaarden de waterbeheerder de lozing op oppervlaktewater kan toestaan
Aandachtspunten bij de vergunning lozen op oppervlaktewater
Lozen op een oppervlaktewaterlichaam kan alleen als de lozing niet bezwaarlijk is, gelet op de kenmerken van het gebied. De initiatiefnemer moet dit in zijn aanvraag onderbouwen.
Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor lozen op oppervlaktewater moet bij die aanvraag een beschouwing worden toegevoegd van de mogelijke negatieve gevolgen die hierdoor kunnen ontstaan.
Dat er juridische mogelijkheden zijn, zegt nog niets over de vraag of een lozing in een specifiek geval ook nodig en aanvaardbaar is. De toelaatbaarheid van de lozing bij een open bodemenergiesysteem wordt beoordeeld door het bevoegd gezag.
Kwaliteit van het (te lozen) gebiedseigen grondwater
De kwaliteit van het te lozen gebiedseigen grondwater is afhankelijk van verschillende factoren. Bijvoorbeeld of het boorgat door verschillende grondwaterlagen heengaat, of dat de bodem verontreinigd is. De aard en samenstelling van het te lozen grondwater heeft daarom invloed op de gewenste lozingsroute en de eventuele lozingseisen.
Denk aan:
- het chloridegehalte
In brakke en zoute aquifers kunnen deze gehaltes 300 mg/l tot 10.000 mg/l zijn. - het zuurstofgehalte
Het vrijkomende water bevat in de meeste gevallen geen zuurstof. - het ijzergehalte
IJzer in het vrijkomende water kan oxideren met zuurstof uit de atmosfeer. Dit heeft nauwelijks nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit, behalve dat het de lichtinval in het oppervlaktewater beperkt, wat de biotoop kan aantasten. Bovendien ziet het er onaantrekkelijk uit. - onopgeloste stoffen (bodemdeeltjes)
- boorspoeladditieven
Boorspoeladditieven zijn nodig om het water bij het boren viskeus (dik) te houden. De boorspoeladditieven zijn ontwikkeld in de drinkwatersector. Het gaat om boorspoeladditieven als:- bentoniet
Dit is een soort van zeer fijne klei, waardoor het slecht bezinkt en een hardnekkige troebeling veroorzaakt bij lozing. - polymeren, waaronder carboxymethylcellulose (CMC), polyanionic cellulose (PAC) en Antisol (een merknaam)
Deze bestaan uit cellulosederivaten en zijn goed biologisch afbreekbaar.
- bentoniet
- bodemverontreiniging
Deze is afhankelijk van menselijke activiteiten in het verleden.
Bodemenergiesystemen en verontreiniging
De initiatiefnemer zal zich vooraf ervan moet vergewissen of er een grondwaterverontreiniging in zijn invloedsgebied zit. De initiatiefnemer heeft de verplichting om te onderzoeken of het onttrekken van grondwater door een open bodemenergiesysteem tot verspreiding van verontreiniging kan leiden. Dit geldt ook voor het onderzoeken van wat de gevolgen van de verspreiding kunnen zijn.
Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam moet men ook aandacht besteden aan de verplaatsing van een verontreiniging en de aanwezigheid van verontreiniging in het te lozen grondwater. Dit volgt uit artikel 8.83 en 8.84 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Ook de mogelijke nadelige beïnvloeding van de nazorg op een saneringslocatie wordt daarbij meegenomen. Bij het verplaatsen van een reeds bestaande ernstige verontreiniging kan het bevoegd gezag de vergunning weigeren.
Debiet kan een lozingsroute belemmeren
Bij het ontwikkelen en/of onderhouden van een open bodemenergiesysteem, kan het gaan om een grote hoeveelheid afvalwater. Dit debiet ofwel de omvang van de afvalwaterstroom die vrijkomt, kan een belemmering vormen voor een bepaalde lozingsroute.
Bij deze belemmering gaat het niet alleen om de beschikbare capaciteit van een rioolstelsel. Ook een klein en/of gevoelig watersysteem kan last hebben van de omvang van deze lozing. Als dat het geval is, gelden er extra eisen voordat er mag worden geloosd.
Bevoegd gezag
Met de komst van de Omgevingswet is de bevoegdheidsverdeling bij open bodemenergiesystemen gewijzigd. De provincie is nu bevoegd gezag voor zowel de aanleg als het gebruik van een open bodemenergiesysteem, inclusief de lozing in de bodem en in het riool. Al deze activiteiten maken deel uit van de milieubelastende activiteit 'aanleg en gebruik open bodemenergiesysteem'. Lozen van dit afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam is een lozingsactiviteit en valt onder de bevoegdheid van de waterbeheerder.
Lozen op de riolering
De gemeente is niet bevoegd om een aparte omgevingsvergunning te verlenen voor lozen op de riolering van afvalwater afkomstig van een open bodemenergiesysteem. Als de gemeente toch een aanvraag ontvangt voor het lozen op de riolering, dan moet zij de aanvraag doorsturen aan de provincie. En melden bij de aanvrager dat de gemeente geen bevoegd gezag is.
Als de provincie een aanvraag voor de omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit ontvangt zonder dat daarin de lozing van grondwater bij de aanleg of het gebruik van het open bodem energiesysteem is aangevraagd, dan is de aanvraag niet compleet. In artikel 7.35 onder i van de Omgevingsregeling staat namelijk dat de lozingsroute voor het afvalwater een aanvraagvereiste is. De provincie moet de aanvrager dan de gelegenheid bieden om de aanvraag aan te vullen (artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht). De provincie kan de lozing op het riool dus alleen meenemen in de behandeling van de aanvraag als de aanvrager heeft aangegeven dat de lozingsroute het riool is. Als het nodig is, kan de provincie aanvullende vergunningvoorschriften over de lozing op de riolering opnemen in de vergunning voor de milieubelastende activiteit.
Overgangsrecht
Het kan zijn dat er vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet bij de provincie een aanvraag is ingediend voor een open bodemenergiesysteem, waarbij de lozing niet is meegenomen. Als de provincie nog geen beslissing heeft genomen op de aanvraag, kan aan de initiatiefnemer worden gevraagd om de aanvraag aan te vullen met de lozing. De provincie kan dit dan vervolgens meenemen bij de beslissing op de onder het oude recht ingediende aanvraag.
Is er al wel beslist op de aanvraag? Dan geldt de al verleende vergunning op basis van het overgangsrecht van de Invoeringswet Omgevingswet als omgevingsvergunning volgens artikel 3.19, lid 1 Bal voor zowel de aanleg als het gebruik van het open bodemenergiesysteem. Maar de lozing ontbreekt dan dus in de omgevingsvergunning. Hiervoor zijn twee situaties denkbaar:
- Heeft een gemeente onder het oude recht een maatwerkvoorschrift gesteld voor lozen in de bodem of in het schoonwaterriool? Dan wordt dat maatwerkvoorschrift op basis van het Invoeringsbesluit Omgevingswet (artikel 8.1.5) een vergunningvoorschrift bij de omgevingsvergunning.
- Als er geen maatwerkvoorschrift is gesteld (dat geldt in ieder geval voor lozingen in het vuilwaterriool). Dan moet het lozen in de bodem of de riolering alsnog worden opgenomen in de vergunning voor de milieubelastende activiteit die de provincie heeft verleend voor de aanleg en het gebruik van het open bodemenergiesysteem. Deze vergunning moet de provincie dan ambtshalve wijzigen en de lozing daarin opnemen.
Gerelateerde wetgeving
Voor ontwerp, aanleg en beheer van bodemenergiesystemen stelt het Besluit bodemkwaliteit eisen in het kader van kwaliteitsborging. Het ontwerpen, installeren en beheer en onderhoud van een bodemenergiesysteem mag alleen door daarvoor erkende bedrijven worden uitgevoerd.
Een instantie moet erkend zijn om deze werkzaamheden te mogen uitvoeren. Een erkenning wordt afgegeven door Rijkswaterstaat, namens de minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Andere regels
Let op: naast de lozingsvergunning en de specifieke zorgplicht gelden ook andere regels. Die vindt u op de pagina Inhoudelijke regels bodemenergiesysteem.
Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is een van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet.