Inhoudelijke regels lozen Gebruik gewasbeschermingsmiddelen of meststoffen op braakliggend landbouwgrond of bij het telen van gewassen in de openlucht (paragraaf 4.64 Bal)
Voor het 'gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen of meststoffen op braakliggende landbouwgronden of bij het telen van gewassen in de openlucht' gelden regels over lozen uit paragraaf 4.64 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). De regels hebben als doel de lozing zo mogelijk te voorkomen.
Op deze pagina
- Hoe ontstaan lozingen bij deze activiteit
- Wanneer de regels van toepassing zijn
- Beste beschikbare technieken (BBT)
- Niet spuiten bij te hoge windsnelheid
- Driftbeperkende maatregelen gebruiken
- Driftreducerende spuittechnieken
- Teeltvrije zone
- Gebruik van meststoffen
- Braakliggend landbouwgronden: spuit- en mestvrije zone
- Melding
- Gerelateerde wetgeving
- Controleaspecten
- Hou ook rekening met
Hoe ontstaan lozingen bij deze activiteit
Tijdens het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen kunnen door verwaaiing van druppeltjes (drift) gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater komen. Dit wordt gezien als een lozing in oppervlaktewater.
Ook kunnen via af- of uitspoeling gewasbeschermingsmiddelen en of meststoffen in het oppervlaktewater komen. Bij voorbeeld door hemelwater of door gebruik van een beregeningsinstallatie.
Het is belangrijk om te weten dat drift en uitspoeling naar oppervlakte water niet volledig te voorkomen is. Ook kunnen door natuurlijke omzettingsprocessen stoffen in het oppervlaktewater terecht komen.
Wanneer de regels van toepassing zijn
In hoofdstuk 3 en 4 van het Bal staat of de regels van toepassing zijn. De regels gelden als:
- uw activiteit onder het toepassingsbereik van paragraaf 4.64 (artikel 4.723a) van het Bal valt
- uw activiteit onder paragraaf 3.6.3 Telen van gewassen in de openlucht valt.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt in uiterwaarden en buitendijkse gebieden onder oppervlaktewaterlichaam verstaan:
beddingen waarin op het moment van het lozen aan het aardoppervlak en de openlucht grenzend water voorkomt.
Beste beschikbare technieken (BBT)
Een bedrijf moet bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen emissies zoveel mogelijk voorkomen. Dit is onderdeel van de specifieke zorgplicht. Toepassen van driftbeperkende maatregelen, teeltvrije zones en goede landbouwpraktijk is de beste beschikbare technieken (BBT) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) om een lozing zo veel mogelijk te beperken. Teeltvrije zones zijn multifunctioneel:
- het vermindert de kans dat door drift gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater terecht komt en reduceert de afspoeling van gewasbeschermingsmiddelen naar oppervlaktewater
- het vermindert de afspoeling van meststoffen en zware metalen naar oppervlaktewater
- het heeft vanaf een bepaalde breedte positieve effecten op de biodiversiteit en het landschapsbeheer
Onder goede landbouwpraktijk valt ook het niet spuiten bij te veel wind.
Niet spuiten bij te hoge windsnelheid
Wind is een sterk bepalende factor voor de verwaaiing van spuitnevel naar oppervlaktewaterlichamen. Spuiten bij een windsnelheid van meer dan 5 meter per seconde (is ongeveer windkracht 3 Beaufort) is niet toegestaan (artikel 4.723e van het Bal). De windsnelheid wordt gemeten:
- 2 m boven de grond bij neerwaarts bespuiten
- 1 m boven boomhoogte bij op- en zijwaarts bespuiten
Wanneer sprake is van een teeltbedreigende situatie dan kan hiervoor een uitzondering worden gemaakt. Het is aan de teler én aan de handhaver om te beoordelen of hierbij naar redelijkheid wordt gehandeld. Door de Unie van Waterschappen en LTO Nederland is als hulpmiddel een protocol met een aantal criteria opgesteld. In dit protocol staat een lijst van ziekten of plagen waar uitstel van bespuiting niet mogelijk is.
Bij gebruik van een overkapte beddenspuit is de eis voor windsnelheid niet van toepassing.
Driftbeperkende maatregelen gebruiken
Denk bij driftbeperkende maatregelen aan het toepassen van driftreducerende spuitapparatuur en of spuittechnieken.
Het op de juiste manier gebruiken van driftreducerende technieken hoort ook bij de specifieke zorgplicht. De gebruiker moet zich houden aan de randvoorwaarden en instellingen die aan de spuittechniek zijn gekoppeld:
- de juiste spuitdoppen,
- spuitdruk,
- spuitdophoogte,
- hoeveelheid lucht en
- de rijsnelheid.
Bij niet correcte toepassing kan een (te) hoge drift optreden waardoor niet wordt voldaan aan de driftreductie-eis.
Driftreducerende spuittechnieken
Bij gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bij de teelt van gewassen in de open lucht moet een driftreducerende spuittechniek worden gebruikt. De spuittechniek moet de drift met ten minste met 75% reduceren ten opzichte van een vastgestelde referentietechniek.
Voor een aantal gewassen is het mogelijk om te kiezen voor een smallere teeltvrije zone. Dit mag alleen in combinatie met een spuittechniek met ten minste 90% driftreductie.
De verplichting voor het toepassen van een driftreducerende spuittechniek geldt voor het hele perceel, dus niet alleen bij het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen langs de sloot.
Onderzoek naar driftreductie van een spuittechniek of spuitdop
Het vaststellen van de driftreductie van een spuittechniek of spuitdop gebeurt met onderzoek. De driftreductie van een spuittechniek wordt bepaald ten opzichte van de vastgestelde referentietechniek. Technieken worden ingedeeld in zogenaamde Drift Reducerende Techniek-klassen (DRT-klassen). DRT-klassen zijn gebaseerd op internationale standaarden (ISO 22 369).
Spuittechnieken waarvan is aangetoond dat deze bij juist gebruik aan de driftreductie-eisen voldoen staan op de DRT-Lijst. Gebruikers kunnen hieruit kiezen wat bij hun situatie past.
Geen generieke eis drukregistratievoorziening, wel specifieke zorgplicht.
Er is in het Bal geen generieke eis voor een drukregistratievoorziening in de voorschriften meer opgenomen. In de DRT-Lijst staat bij welke spuittechnieken en spuitdoppen de drukregistratievoorziening wel nodig is.
Het kan voorkomen dat de drukregistratievoorziening volgens de DRT-Lijst nodig is en in de praktijk ontbreekt. In dat geval kan het bevoegd gezag hier op handhaven. Het afdwingen van de drukregistratievoorziening kan via de specifieke zorgplicht.
Uitzondering driftreductie-eis: handgedragen spuit
De driftreductie-eis geldt niet voor de handgedragen spuit. De beperkte inhoud van de spuittank voorkomt dat men grote oppervlakten behandelt. Deze techniek wordt gebruikt voor pleksgewijze onkruidbestrijding, bij kleine teelten en haardbestrijding van ziekten en plagen op een perceel.
De uitzondering voor de driftreductie-eis geldt niet voor gebruik van een spuitgeweer.
Teeltvrije zone
De breedte van de teeltvrije zone is niet alleen afhankelijk van het te telen gewas, spuittechniek of andere maatregelen zoals vanggewassen of emissieschermen. Ook is belangrijk om te weten of er sprake is van een natuurlijke waterloop. Braak liggen van land is hier een bijzondere situatie.
in alle gevallen is het belangrijk om te weten waar de teeltvrije zone begint
Waar begint de teeltvrije zone
De teeltvrije zone loopt van de insteek van het oppervlaktewater tot het hart van de buitenste rij planten van de gewassen die bespoten worden. De insteek van een oppervlaktewaterlichaam is de grens tussen het talud en het gedeelte waarop de gewassen groeien. Met andere woorden de insteek van het talud.
Voor een groot aantal wateren staat de insteek van het talud in de legger van het waterschap. Bij het bepalen van de insteek kan het gaan om de volgende situaties:
- Er is een vaste hellingshoek van het talud en het maaiveld. De Insteek is hier zichtbaar als de scherpe knik tussen het talud en het vlakke perceel.
- Er is geen vaste hellingshoek en geen vlak maaiveld. Dit zijn bolle percelen. Bij taluds met een veranderende hellingshoek of bij percelen die minder vlak zijn, is de insteek van het talud moeilijk te bepalen. Dergelijke situaties komen in de praktijk veel voor. In deze gevallen moet de waterkwaliteitsbeheerder vanuit de theorie de insteek binnen deze strook grond vastleggen.
- Er is een getrapt talud. Bijvoorbeeld bij plasdras oevers en plasbermen. Bij deze oevers is de insteek zichtbaar via de hellingshoek van de onderkant van de hoogste tree van het talud.
Teeltvrije zone langs natuurlijke waterlopen
Langs natuurlijke waterlopen moet altijd een teeltvrije zone van minimaal 500 cm worden aangehouden. Deze waterlopen staan op kaarten in Bijlage I bij het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet. Over het algemeen zijn dit uiterwaarden en buitendijkse gebieden.
Concreet houd dat in alleen langs het aanwezige water in uiterwaarden of buitendijkse gebieden de emissiebeperkende voorschriften gelden.
Teeltvrije zone en randvoorwaarden spuittechniek per soort gewas
Teeltvrije zones zijn bufferstroken. Op de teeltvrije zone mag, behalve bij grasland, niet hetzelfde gewas als op de rest van het perceel staan. Er mogen wel andere gewassen staan die niet bespoten worden.
De breedte van de teeltvrije zone is afhankelijk van het gewas, spuittechniek of andere maatregelen zoals vanggewassen of emissieschermen.
|
Soort gewas |
Teeltvrije zone in cm |
Randvoorwaarden spuittechniek |
|---|---|---|
| Aardappelen, uien, bloembollen en bloemknollen, aardbeien, asperges, prei, schorseneren, sla, wortelen en vaste planten | 150 of meer | Gebruik spuittechniek met minimaal 75% driftreductie |
| Aardappelen, uien, bloembollen en bloemknollen, aardbeien, asperges, prei, schorseneren, sla, wortelen en vaste planten | 100 of meer | Gebruik spuittechniek met minimaal 90% driftreductie |
| Boomkwekerijgewassen | 150 of meer |
Neerwaarts bespuiten Gebruik spuittechniek met minimaal 75% driftreductie |
| Boomkwekerijgewassen | 100 of meer |
Neerwaarts bespuiten Gebruik van een techniek met een driftreductie van minimaal 90% |
| Boomkwekerijgewassen | 500 of meer |
Op- en zijwaarts bespuiten Gebruik spuittechniek met minimaal 75% driftreductie |
| Pit- en steenvruchten | 450 of meer | Gebruik spuittechniek met minimaal 75% driftreductie |
| Pit- en steenvruchten | 300 of meer | Gebruik spuittechniek met minimaal 90% driftreductie of gebruik van een biologische productiemethode |
| Overige gewassen | 50 of meer | Gebruik spuittechniek met minimaal 75% driftreductie |
Geen teeltvrije zone nodig
Er zijn uitzonderingen waarbij geen teeltvrije zone nodig is langs het oppervlaktewater.
Voor pit- en steenvruchten geldt dat geen teeltvrije zone nodig is:
- langs gegraven waterlopen (greppels en droge sloten) die van 1 april tot 1 oktober onder normale omstandigheden geen water bevat
- als de laagste gesteltak van een boom op 175 cm of hoger uit de stam ontspringt en binnen een afstand van minimaal 900 cm vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam geen gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt
Voor andere gewassen dan pit- en steenvruchten geldt dat geen teeltvrije zone nodig is:
- langs gegraven waterlopen (greppels en droge sloten) die van 1 april tot 1 oktober onder normale omstandigheden geen water bevat
- bij gebruik van biologische productiemethoden
- bij gebruik van een emissiescherm
Langs droge sloten hoeft geen teeltvrije zone te worden aangehouden omdat de kosten van een teeltvrije zone niet op wegen tegen de bescherming van een oppervlaktewaterlichaam. Ook gezien de beperkte ontwikkelingsmogelijkheden voor een aquatisch ecosysteem.
Natuurlijk is het niet nodig om een teeltvrije zone aan te houden als een teler geen gewasbeschermingsmiddelen toepast.
Gebruik gewasbeschermingsmiddelen in de teeltvrije zone
Binnen de teeltvrije zone mogen geen gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, met uitzondering van:
- pleksgewijze onkruidbestrijding met afgeschermde spuitdop waardoor nagenoeg geen drift optreedt(artikel 4.723f van het Bal). Technieken waarbij geen drift of meespuiten optreedt kunnen ook gebruikt worden. Voorbeelden daarvan zijn gebruik van een strijkstok of het strooien van een granulaat.
- bespuiting van overhangend loof in de teeltvrije zone. Het overhangend loof mag niet meer dan een halve gewasrij bedragen en er mag niet richting het oppervlaktewater worden gespoten.
Door het niet betelen van de teeltvrije zone langs de slootkant kan de onkruiddruk toenemen. Maatregelen als het inzaaien van gras of ander gewas kan helpen de onkruiddruk te verminderen.
Spuiten op het talud bij het oppervlaktewater is verboden. Gewasbeschermingsmiddelen mogen alleen driftvrij en pleksgewijs worden gebruikt. Spuiten met afgeschermde spuitkap is op het talud dus niet toegestaan.
Gebruik van meststoffen
Binnen de teeltvrije zone mogen geen meststoffen worden gebruikt (mestvrije zone) (artikel 4.723i van het Bal). Dit geldt ook voor teeltvrije zones die naast natuurlijke waterlopen liggen.
Langs greppels en droge sloten hoeft geen mestvrije zone te worden aangehouden. Meststoffen die daar onverhoopt terechtkomen zullen door de aanwezige vegetatie (deels) worden opgenomen, waardoor de kans klein is dat deze in het oppervlaktewater komen.
Gebruik meststoffen binnen teeltvrije zone
In de fruitteelt is naast de buitenste rij fruitbomen vaak sprake van grasbanen. Die dienen als transportbanen om het geoogste product af te voeren. De functie van deze grasbanen maakt enige bemesting wel noodzakelijk. Hetzelfde geldt voor de brede teeltvrije zones in de boomteelt. Daarom is de mestvrije zone in dit geval gelijk aan die voor grasland (50 cm). Er mag dan in de teeltvrije zone geen sprake zijn van een ander gewas dan gras.
Op de brede teeltvrije zone van vooral kleine percelen met laanbomen worden veelal gewassen geteeld die niet bespoten worden en daardoor als windhaag kunnen fungeren. Ook worden rondom percelen met fruitbomen windhagen toegepast. Windhagen zijn bomen, struiken of andere gewassen die verwaaiing van gewasbeschermingsmiddelen en bladmeststoffen naar een oppervlaktewaterlichaam beperken. Handmatig bemesten is voldoende om deze windhagen te telen. Dat mag alleen niet binnen de eerste 50 cm vanaf de slootkant.
|
Gewassen |
Voorwaarden |
|---|---|
|
Boomkwekerijgewassen en pitvruchten en steenvruchten |
|
|
Windhagen |
|
Gebruik van bladmeststoffen
Bij gebruik van bladmeststoffen bij op- en zijwaarts te bespuiten gewassen mag de buitenste gewasrij niet in de richting van een oppervlaktewaterlichaam worden gespoten. Bij neerwaarts te bespuiten gewassen moet een techniek gebruikt worden met een driftreductie van minimaal 50% ten opzichte van een referentietechniek uit tabel 4.723c. Dit geldt alleen voor de 'eerste werkgang' naast de sloot. Dat is de strook die direct naast de teeltvrije zone ligt.
Bladmeststoffen mogen alleen binnen een teeltvrije zone worden gebruikt als een emissiescherm wordt gebruikt (artikel 4.723i van het Bal). Een emissiescherm beperkt de drift van bladmeststoffen naar het oppervlaktewater. Deze voorziening moet wel voldoen aan de eisen voor emissieschermen uit tabel 4.723a. Het scherm moet zo geplaatst worden, dat geen afdruipende spuitvloeistoffen in een oppervlaktewaterlichaam kunnen komen. Daarom geldt er geen minimale afstand vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam.
Braakliggend landbouwgronden: spuit- en mestvrije zone
Braakliggend landbouwgronden is bouwland waarop geen commerciële gewassen groeien. Wel kan de ondernemer er voor kiezen om er een gewas in te zaaien dat gunstig is voor de biodiversiteit en of het bodemleven.
Binnen een zone van 50 cm vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam mogen geen gewasbeschermingsmiddelen (artikel 4.723h) en meststoffen (artikel 4.723j) worden gebruikt. Hier gaat het dus eigenlijk om een spuit- en mestvrije zone. Niet om een teeltvrije zone.
Melding
Het is verboden stoffen afkomstig van deze activiteit te lozen op een oppervlaktewaterlichaam zonder dit ten minste 4 weken van tevoren te melden. De melding bevat alleen algemene gegevens (zie hiervoor Meldingsplicht milieuregels Bal).
Gerelateerde wetgeving
Gebruikseisen voor gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen staan niet alleen het Bal. Ook het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) van de Europese Unie (EU), de mestwetgeving en de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) kennen gebruikseisen.
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb)
Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen (Ctgb) kan ook eisen stellen aan teeltvrije zones en de driftreductie van spuittechnieken. Deze mogelijkheid staat in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden(verwijst naar een andere website) (Wgb). Het kan daarbij ook gaan om 95%, 97,5% of 99% driftreductie. Eventuele afwijkende eisen staan in het wettelijk gebruiksvoorschrift van een gewasbeschermingsmiddel.
In alle gevallen geldt dat de gebruiker van gewasbeschermingsmiddelen en biociden aan de strengste voorschriften moet voldoen. Het maakt voor de gebruiker niet uit of dit in het Bal of in het wettelijk gebruiksvoorschrift staat.
Voor de handhaving is het onderscheid wel van belang. Alleen waterschappen zijn ook toezichthouder voor de watergerelateerde voorschriften van de Wgb. En dus ook voor de eventuele afwijkende eisen die in het wettelijk gebruiksvoorschrift van een gewasbeschermingsmiddel staan.
Het Bal stelt ook eisen aan handelingen met gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Daarin is geregeld dat het toezicht mede door de waterschappen kan worden uitgevoerd. Artikel 18.2 van de Omgevingswet wordt nog aangepast met de Invoeringswet Omgevingswet. Dit gebeurt om de extra regels die in het Bal staan ook met de bestuursrechtelijke handhavingsmogelijkheden van de gewasbeschermingsmiddelen- en biocidenwetgeving te kunnen handhaven.
Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en de mestwetgeving
Vanaf 2023 is het voor het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en de mestwetgeving verplicht om bufferstroken langs alle waterlopen te hebben. Op een bufferstrook mag u geen mest of gewasbeschermingsmiddelen gebruiken. De bufferstrook is bedoeld om de waterkwaliteit te beschermen. Ook draagt deze bij aan de biodiversiteit.
Het gaat hier om een bufferstrook van minimaal 3 meter. In gebieden waar ontwaterings- en irrigatiesloten van betekenis aanwezig zijn, kunnen de lidstaten, de minimumbreedte aanpassen. De voorwaarde is wel, dat dit voor het gebied in kwestie naar behoren te rechtvaardigen is, en in overeenstemming is met de specifieke plaatselijke omstandigheden.
Dit staat in Bijlage III van Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen).
Meer uitleg over bufferstroken uit het GLB vindt u bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Controleaspecten
Let bij het controleren van de regels goed op de volgende zaken:
- Is de insteek van het oppervlaktewaterlichaam bekend bij de gebruiker van het perceel?
- Wordt de juiste teeltvrije zone of bufferzone aangehouden? De strengste ofwel breedste zone geldt! Bijvoorbeeld als de teeltvrije zone voor dat gewas breder is dan de voorgeschreven breedte van de bufferstrook.
- Wordt gespoten met de juiste instellingen en randvoorwaarden die bij de spuittechniek horen (zie DRT-lijst en informatiebladen bij de spuittechnieken)?
- Is de windsnelheid niet meer dan 5 m/s?
- Alleen voor toezichthouder van het waterschap: gelden voor de gebruikte middelen afwijkende afstandseisen of spuittechnieken?
Hou ook rekening met
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.
Beste beschikbare technieken (BBT)
Het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatiemethoden waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om het uitgangspunt voor de emissiegrenswaarden en andere vergunningvoorwaarden te vormen is aangetoond, met als doel emissies en gevolgen voor het milieu in zijn geheel te voorkomen, of wanneer dit niet mogelijk is, te beperken, waarbij wordt verstaan onder:
- technieken: zowel de toegepaste technieken als de wijze waarop de installatie wordt ontworpen, gebouwd, onderhouden, geëxploiteerd en ontmanteld
- beschikbare: op zodanige schaal ontwikkeld dat de betrokken technieken, kosten en baten in aanmerking genomen, economisch en technisch haalbaar in de betrokken industriële context kunnen worden toegepast, onafhankelijk van de vraag of die technieken wel of niet binnen Nederland worden toegepast of geproduceerd, mits zij voor de exploitant op redelijke voorwaarden toegankelijk zijn,
- beste: het meest doeltreffend voor het bereiken van een hoog algemeen niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel
Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.