Kleinschalig tanken van vaartuigen of drijvende werktuigen met brandstoffen (zorgplicht)
Voor het lozen van afvalwater bij het kleinschalig tanken van vaartuigen of drijvende werktuigen met vloeibare brandstoffen zijn geen eisen opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) of in de bruidsschat. Kleinschalig wil zeggen: niet meer dan 25 m3 vloeibare brandstoffen per jaar. Lozen moet volgens de specifieke zorgplicht.
Op deze pagina
Wat u moet u moet weten over deze lozingsvoorschriften:
- Hoe het afvalwater bij deze activiteit ontstaat
- Wanneer de regels van toepassing zijn
- Beste beschikbare technieken (BBT)
- Verboden en voorwaarden
- Gerelateerde wetgeving
- Overgangsrecht
- Controleaspecten
- Let op: er gelden ook andere voorschriften
Hoe het afvalwater bij deze activiteit ontstaat
Het tanken van vaartuigen of drijvende werktuigen gebeurt boven oppervlaktewater. Dat gebeurt met een handpomp of een elektrische pomp, bijvoorbeeld via een tankzuil. Hierbij kunnen morsingen van de brandstoffen plaatsvinden. Die kunnen in het oppervlaktewater terechtkomen.
Morsingen boven land komen op een bodembeschermende voorziening terecht. Hierop kan hemelwater terecht komen.
Wanneer de regels van toepassing zijn
Voor het lozen van afvalwater bij kleinschalig tanken zijn geen eisen opgenomen in het Bal of in de bruidsschat. De lozing moet voldoen aan de zorgplicht.
Het bevoegd gezag kan wel lozingseisen stellen. Dit gebeurt als het voor de bescherming van milieu noodzakelijk is. En om het vervuilen van oppervlaktewater te voorkomen en te beperken. Dat kan op basis van de zorgplicht voor afvalwater.
Beste beschikbare technieken (BBT)
Het voorkomen van vervuiling van de bodem of een oppervlaktewaterlichaam met vloeibare brandstoffen of ureum is BBT Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup).
Daarom koppelt men bij het tanken met een elektrische pomp een vulpistool of slang aan het schip. Dit is een vaste aansluiting. Het vulpistool en de slang hebben een automatisch afslagmechanisme en slaan af als de brandstoftank vol is. Een vulpistool slaat ook af als het vulpistool valt (artikel 4.537 van het Bal). De tankzuil heeft ook een aan- en uitschakelaar (artikel 4.535 van het Bal).
Tanken onder toezicht
Om verontreiniging van de bodem met vloeibare brandstoffen of ureum op met een tankzuil op land te voorkomen, is een aaneengesloten (vloeistofkerende) bodemvoorziening noodzakelijk. Die ligt 1 meter rondom de tankzuil én tot aan de kaderand.
Het uitgangspunt bij het tanken van vaartuigen met brandstof is dat dit altijd door of onder toezicht van deskundig personeel plaatsvindt. Deskundig wil zeggen dat het personeel op de hoogte is van:
- de gevaarlijke eigenschappen van de brandstoffen
- de aanwezigheid en het gebruik van absorptie- en hulpmiddelen
- wat het moet doen bij een incident
Zelf tanken onder toezicht is overigens wel toegestaan.
Tankinstallaties in rivier- en getijdengebieden
Tankinstallaties in rivier- en getijdengebieden zijn uitgevoerd met voorzieningen die de werking van de tankinstallatie ook waarborgen bij hoge en lage waterstanden. Dat valt onder de zorgplicht. Voorbeelden van deze maatregelen:
- een langere ontluchtingsleiding, om te voorkomen dat de tank volstroomt met water
- een klep in de zuigleiding
- een aangebrachte betonfundatie tegen opdrijven
Verboden en voorwaarden
Op grond van de specifieke zorgplicht (artikel 2.11 van het Bal) kunnen maatwerkvoorschriften worden voorgeschreven. Op voorwaarde dat men voldoet aan BBT-afwegingen.
- Bij kleinschalige aflevering is een bodembeschermende voorziening voldoende. Morsingen en lekkages moeten worden opgeruimd in plaats van geloosd.
- Bij lozing op oppervlaktewater moeten voldoende hulpmiddelen aanwezig zijn voor de bestrijding van een verontreiniging van het oppervlaktewater. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om hulpmiddelen om de gevolgen van een oliemorsing op het oppervlaktewater te beperken, zoals absorptiemateriaal of een olieboom.
Gerelateerde wetgeving
De regels voor kleinschalig tanken staan in paragraaf 4.42 van het Bal (let op: hier staan dus geen lozingsregels). Als vloeibare brandstoffen worden getankt, is deze paragraaf ook van toepassing op het tanken van ureum. Het handmatig vullen van vaartuigen met een jerrycan valt buiten het toepassingsbereik van deze paragraaf. De regels zijn ook van toepassing op het tanken van drijvende werktuigen (zoals een drijvende baggermolen).
Binnenvaartregeling
De artikelen 21, 46 en 47 van bijlage 3.8 bij de Binnenvaartregeling zijn van overeenkomstige toepassing op het tanken met een tankzuil op het land. Dit betekent dat de Binnenvaartregeling daar niet op van toepassing is, maar de verplichtingen die in de genoemde artikelen staan kunnen voor deze situaties wel worden toegepast. Deze verplichtingen gaan over:
- snelsluitinrichtingen
- het meren van schepen
- maatregelen tijdens het ‘bunkeren’ (het leveren van brandstof aan schepen)
Wet milieubeheer
Met olie verzadigd absorptiemateriaal of olieboom is gevaarlijk afval. Dat moet op een andere manier worden afgevoerd. Daarvoor geldt titel 10.6 van de Wet milieubeheer (Wm):
- Het afval moet worden afgegeven aan een erkende inzamelaar (artikel 10.37 Wm).
- De gegevens hierover moeten worden bewaard (artikel 10.38 Wm).
Controleaspecten
Zijn er voor deze activiteit specifieke zorgplichtvoorschriften? Als dat zo is, let dan bij het controleren van de regels goed op de volgende zaken:
- Zijn er voldoende absorptiemiddelen en andere hulpmiddelen aanwezig?
- Vindt het afleveren plaats onder toezicht van deskundig personeel?
- Voldoet de afleverzuil aan de eisen van BBT?
- Staat de tankinstallatie in een rivier- en getijdengebied? Is daarmee voldoende rekening gehouden?
- Wordt het oliehoudend afval op de goede wijze afgevoerd?
Let op: er gelden ook andere voorschriften
Naast lozingsvoorschriften gelden ook andere voorschriften. Die vindt u op de pagina Inhoudelijke regels kleinschalig tanken van vaartuigen of drijvende werktuigen met brandstoffen.
Beste beschikbare technieken (BBT)
Het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatiemethoden waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om het uitgangspunt voor de emissiegrenswaarden en andere vergunningvoorwaarden te vormen is aangetoond, met als doel emissies en gevolgen voor het milieu in zijn geheel te voorkomen, of wanneer dit niet mogelijk is, te beperken, waarbij wordt verstaan onder:
- technieken: zowel de toegepaste technieken als de wijze waarop de installatie wordt ontworpen, gebouwd, onderhouden, geëxploiteerd en ontmanteld
- beschikbare: op zodanige schaal ontwikkeld dat de betrokken technieken, kosten en baten in aanmerking genomen, economisch en technisch haalbaar in de betrokken industriële context kunnen worden toegepast, onafhankelijk van de vraag of die technieken wel of niet binnen Nederland worden toegepast of geproduceerd, mits zij voor de exploitant op redelijke voorwaarden toegankelijk zijn,
- beste: het meest doeltreffend voor het bereiken van een hoog algemeen niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel
Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.