Op deze pagina
Bevoegd gezag
De gemeente is bevoegd gezag voor bodemlozingen. De geldende maatregelen staan in het omgevingsplan. Soms heeft de provincie een rol.
De gemeente regelen de 'lozingen' op of in de bodem. Bij een groot deel van de milieubelastende activiteiten staan de regels over lozingen op of in de bodem in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Totdat de gemeente in het omgevingsplan zelf lozingsregels heeft opgesteld, geldt het tijdelijk deel van het omgevingsplan: de bruidsschat omgevingsplan.
De bruidsschat bevat voormalige rijksregels voor lozingen op de bodem. Dat is een belangrijke verandering in het nieuwe stelsel van het omgevingsrecht.
Bruidsschat aanpassen
Na inwerkingtreding van de Omgevingswet moeten gemeenten de bruidsschatregels omzetten naar regels die passen bij de lokale situatie. Bij deze omzetting moet de gemeente wel rekening houden met de taken en bevoegdheden van het andere bestuursorgaan. Men moet met elkaar rekening houden vanwege de samenhang van de instrumenten.
Kortom, als voor een activiteit decentrale regels gelden: kijk dan óók in het omgevingsplan van de gemeente én in de waterschapsverordening. Overigens kunnen de provincies ook aanvullende regels stellen over lozingen in de bodem of het oppervlaktewater. Bijvoorbeeld in grondwaterbeschermingsgebieden.
Verbod bodemlozingen
Bodemlozingen zijn normaal verboden. Het verbod is staat in artikel 1.7a van de Omgevingswet in samenhang met artikel 1.3 van het Omgevingsbesluit. Daarin staat het verbod toegelicht.
Dit verbod betekent dat men verontreiniging of aantasting van de bodem (grond en grondwater) moet voorkomen. Dreigt of tast een bodemlozing de bodem aan? Dan is de lozing verboden. Dit is ook als het lozen erosie, verdichting of verzilting veroorzaakt. Dit gebeurt doordat stoffen op of in de bodem worden gebracht of door activiteiten.
Geregelde bodemlozingen
Rijksregels en decentrale regels staan specifieke bodemlozingen toe.
Het Bal en de bruidsschat gaan ervan uit dat een bodemlozing niet direct in het grondwater mag komen. Stoffen moeten namelijk altijd eerst door de bodem en of de ondergrond kunnen sijpelen. Dit voordat ze in het grondwater komen.
Rijksregels
Voor het op of in de bodem brengen van stoffen bestaan uitzonderingen op het lozingsverbod van artikel 1.7a Omgevingswet:
- Mag het lozen op de bodem bij een activiteit volgens het Bal? Dan staan de voorwaarden om via deze route te mogen lozen bij deze activiteit. Ook moet men zich bij een bodemlozing altijd houden aan de specifieke zorgplicht voor milieubelastende activiteiten (artikel 2.11 van het Bal).
- In de regels over het op of in de bodem brengen van huishoudelijke afvalstoffen (volgens artikel 10.2 van de Wet milieubeheer).
- Bij een lozing in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk (artikelen 6.1 en 7.1 van het Bal), gelden dezelfde voorwaarden ook voor de lozing op of in de bodem van dat oppervlaktewaterlichaam. Dit is namelijk volgens de definitie van ‘oppervlaktewaterlichaam’ een lozing op de bodem.
In deze wetgeving zijn de regels voor bodembescherming ook afgestemd op de regels voor direct lozen in oppervlaktewater of bodem. Bijvoorbeeld bij hemelwater.
Decentrale regels
Daarnaast kunnen er regels over het op of in de bodem brengen van stoffen zijn opgenomen in een omgevingsplan, een waterschapsverordening of een omgevingsverordening.
De samenhang tussen bodembescherming en water infiltreren
Niet elke handeling waarbij water in de bodem wordt gebracht, is een lozing. Wordt het grondwater kunstmatig aangevuld? Met de bedoeling dit water later weer te onttrekken? Dan is het geen lozing, maar infiltratie. Een klassiek voorbeeld hiervan is duinwaterinfiltratie door drinkwaterbedrijven.
Meer informatie over het infiltreren van grondwater leest u op de pagina Rijksregels voor grondwater onttrekken en water infiltreren`.