Regels die in de omgevingsverordening moeten staan
Het uitgangspunt is dat regels over activiteiten die gevolgen kunnen hebben op de fysieke leefomgeving in de omgevingsverordening staan. Regels over activiteiten die de fysieke leefomgeving wijzigen moeten in de omgevingsverordening komen (artikel 2.3 lid 1 Omgevingsbesluit).
Daarnaast staan in hoofdstuk 7 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) instructieregels voor het opnemen van regels over activiteiten in de omgevingsverordening.
Regels die niet in de omgevingsverordening mogen staan
In de omgevingsverordening mogen bepaalde regels niet staan (artikel 2.3 lid 2 Omgevingsbesluit). Die gaan over:
- de strafbaarstelling van de overtreding van regels van de omgevingsverordening of het opleggen van een bestuurlijke boete daarvoor; die staan in de Omgevingswet en de Wet op de economische delicten
- het heffen van belastingen door de provincie
Soorten regels
De regels over activiteiten in de omgevingsverordening kunnen bestaan uit:
- direct werkende regels waaraan degene die de activiteit uitvoert zich moet houden.
- een verbod om activiteiten te verrichten zonder dit vooraf te melden.
- een verbod om activiteiten te verrichten zonder voorafgaande vergunning. De provincie moet beoordelingsregels opnemen voor activiteiten waarvoor zij in de omgevingsverordening een vergunningplicht aanwijst (artikel 5.30 Omgevingswet).
- een informatieplicht bij een melding of een aanvraag voor een vergunning voor een activiteit op grond van de omgevingsverordening. De initiatiefnemer moet bijvoorbeeld aantonen dat hij voldoet aan een bepaalde norm. Denk aan een akoestisch onderzoek in de buurt van een stiltegebied.
Meldingsplicht en vergunningplicht activiteiten
De provincie kan in een omgevingsverordening een verbod opnemen om bepaalde activiteiten te verrichten zonder voorafgaande melding of omgevingsvergunning (artikel 4.4 Omgevingswet).
Mogelijkheid maatwerkvoorschriften
Als de provincie in de omgevingsverordening activiteiten aanwijst waarvoor een vergunning nodig is of waarvoor algemene regels gelden, kan de mogelijkheid worden geboden maatwerkvoorschriften vast te stellen (artikel 4.5 Omgevingswet).
Hierbij wordt aangegeven binnen welke bandbreedte de maatwerkvoorschriften worden gesteld. De maatwerkvoorschriften maken bij een vergunningplichtige activiteit deel uit van de omgevingsvergunning. Als geen omgevingsvergunning nodig is, staan de maatwerkvoorschriften in een maatwerkbesluit.
Aanwijzen adviseurs omgevingsvergunning
Voor de procedure voor de omgevingsvergunning kan de provincie een of meer adviseurs aanstellen (artikel 16.15 Omgevingswet). Als de provincie adviseurs aanwijst, moet zij dit in de omgevingsverordening regelen. Ook geeft zij aan bij welke gevallen deze adviseurs betrokken moeten zijn. Lees meer over advies en instemming in de omgevingsverordening.
Beoordelingsregels omgevingsvergunningen
De provincie kan beoordelingsregels opnemen over het verlenen of weigeren van een omgevingsvergunning voor:
- een milieubelastende activiteit (artikel 5.19 Omgevingswet), ondanks dat dit een door het Rijk geregelde activiteit is
- activiteiten die niet door het Rijk geregeld zijn. Dan kan de provincie eigen beoordelingsregels opnemen in de omgevingsverordening. Wanneer een vergunningplichtige activiteit gevolgen kan hebben voor een Kaderrichtlijn Water (KRW-)oppervlaktewaterlichaam of grondwaterlichaam, moet in de omgevingsverordening het algemene toetsingskader voor wateractiviteiten zijn opgenomen volgens artikel 7.12 Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).
Regels over toedeling van functies aan locaties
Een omgevingsverordening kan regels over de toedeling van functies aan locaties bevatten (artikel 4.2, lid 2, Omgevingswet). Maar alleen als de provincie het onderwerp niet doeltreffend met een instructieregel kan regelen. Hierbij moet de provincie de regels voor toedelen van functies aan locaties in het omgevingsplan toepassen (artikel 7.1 Bkl).
Maatwerkregels
Met een maatwerkregel kan de provincie in een omgevingsverordening afwijken van de algemene rijksregels die voor een gebied of activiteit gelden (artikel 4.6 Omgevingswet).
Dit kan alleen als het Rijk in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) of het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) hiervoor de bevoegdheid geeft. Rijk en provincie bepalen ook binnen welke bandbreedte de maatwerkregels kunnen worden gesteld.
Het Rijk maakt maatwerkregels voor milieubelastende activiteiten mogelijk in de omgevingsverordening (artikel 2.12 Bal) . Ook zijn maatwerkregels mogelijk voor de activiteit 'Gelegenheid bieden tot zwemmen en baden'.
Als de provincie maatwerkregels stelt, betekent dat dus dat er aanvullende regels gelden bovenop de regels die in het Bal of Bbl zijn opgenomen. Of regels die afwijken van de regels van het Bal of Bbl.
De provincie kan in de omgevingsverordening de mogelijkheid bieden aan gemeente en waterschap om maatwerkregels op te nemen in het omgevingsplan of de waterschapsverordening. Dit kan alleen over onderwerpen die in de omgevingsverordening zijn geregeld. De provincie moet ook aangeven binnen welke bandbreedte maatwerkregels gesteld kunnen worden.
Regels voor activiteiten
De provincie kan regels stellen voor verschillende activiteiten zoals:
Omgevingswaarde
De provincie is op grond van artikel 2.13 en 2.13a van de Omgevingswet verplicht om omgevingswaarden vast te stellen voor:
- regionale waterkeringen
- gemiddelde kans op overstroming per jaar van bij de omgevingsverordening aangewezen gebieden
- geluid rond provinciale wegen en lokale spoorwegen in de vorm van geluidproductieplafonds
De provincie kan in de omgevingsverordening omgevingswaarden vaststellen voor aspecten waarover het Rijk in het Bkl hoofdstuk 2 nog geen omgevingswaarden heeft vastgesteld. Dit volgt uit artikel 2.12 lid 1 van de Omgevingswet. Daarnaast kan de provincie soms afwijken van omgevingswaarden van het Rijk. Het Bkl biedt daarvoor de volgende mogelijkheden:
- Omgevingswaarde luchtkwaliteit (artikel 2.2, derde lid, Bkl). De provincie kan strengere omgevingswaarden vaststellen voor de kwaliteit van de buitenlucht.
- Omgevingswaarde waterkwaliteit (artikel 2.10, derde lid, Bkl). De provincie kan strengere omgevingswaarden vaststellen voor de waterkwaliteit van KRW-oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen.
- Omgevingswaarde kwaliteit van zwemlocatie (artikel 2.21, derde lid, Bkl). De provincie kan strengere omgevingswaarden vaststellen voor de kwaliteit van een zwemlocatie.
Bij het vaststellen van de omgevingswaarde hoort de verplichting om de methode van monitoring van de omgevingswaarde aan te geven (artikel 20.2 Omgevingswet).
Programmatische aanpak
De provincie kan in de omgevingsverordening programma's met een programmatische aanpak aanwijzen voor:
- het bereiken van de omgevingswaarden die de provincie in de omgevingsverordening heeft vastgesteld
- het bereiken van een andere doelstelling waarvoor in de omgevingsverordening:
- een instructieregel is gesteld
- beoordelingsregels staan over het verlenen of weigeren van een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit
- beoordelingsregels staan over het verlenen of weigeren van een omgevingsvergunning. Dit kan alleen voor een activiteit waarvoor in de omgevingsverordening een vergunningplicht is opgenomen.
De juridische basis hiervoor staat in artikel 3.15 van de Omgevingswet.