Waterschapswet
De Waterschapswet regelt de instelling en opheffing van waterschappen. En geeft regels over de taken en inrichting van waterschappen en de samenstelling van hun besturen. Ook staan er bepalingen in over bevoegdheden, financiën en het toezicht op waterschappen.
Achtergrond Waterschapswet
De Grondwet (artikel 133) vereist voor de waterschappen een aparte organieke wet, de Waterschapswet. Een organieke wet gaat over de organen en organisatie van de overheid.
Zoals er ook, maar al veel langer, voor provincies en gemeenten organieke wetten bestaan (Provinciewet, Gemeentewet), bestaat er voor de waterschappen de Waterschapswet. Deze wet is van 1991 en regelt de opheffing en instelling van waterschappen. Ook geeft de Waterschapswet regels over de taken en inrichting van waterschappen en de samenstelling van hun besturen. De Waterschapswet regelt verder de bevoegdheden van de waterschapsbesturen, hun financiën en het toezicht op die besturen. In de Grondwet zijn aan provincies en gemeenten meer artikelen gewijd, maar voor de waterschappen geldt alleen artikel 133. Dat artikel bevat een directe opdracht aan de wetgever.
Wet modernisering waterschapsbestel
De laatste grote wijziging van de Waterschapswet was met de Wet modernisering waterschapsbestel (Vergaderjaar 2005-2006, kamerstuk 30601, nr. 2 en kamerstuk 30601, nr. 3.) De Wet modernisering waterschapsbestel heeft onder meer de bestuurssamenstelling, verkiezingen en het belastingstelsel van de waterschappen gewijzigd. Doel was de democratische legitimatie en transparantie van waterschappen te vergroten en de Waterschapswet te vereenvoudigen.
Inhoud Waterschapswet
Functioneel decentraal openbaar lichaam
Artikel 1 van de Waterschapswet geeft aan wat waterschappen zijn en welke taken zij hebben. Waterschappen zijn ook openbare lichamen, net als provincies en gemeenten, maar hun taken zijn beperkt tot (onderdelen van) het waterbeheer. Waterschappen worden daarom functionele decentrale openbare lichamen genoemd. Net als provincies en gemeenten hebben waterschappen een territoriale begrenzing.
In het eerste lid van artikel 1 van de Waterschapswet staat dat waterschappen de waterstaatkundige verzorging van een bepaald gebied ten doel hebben. In het tweede lid staat vervolgens dat de taken van waterschappen gaan over het beheer van watersystemen en de zuivering van stedelijk afvalwater op de voet van artikel 2.17 van de Omgevingswet.
Decentralisatiebeginsel
Artikel 2 van de Waterschapswet bevat het decentralisatiebeginsel: waterschappen zijn met de taken uit artikel 1 belast, tenzij dat niet verenigbaar is met het belang van een goede organisatie van de waterstaatkundige verzorging (van het betreffende gebied). Het decentralisatiebeginsel vormt een uitgangspunt voor de toedeling van het beheer.
Op grond van het eerste lid van artikel 2 stelt de provincie een waterschapsreglement vast. Dit is een provinciale verordening waarin de provincie taken opdraagt aan de waterschappen. Deze taakstelling in het waterschapsreglement is een uitwerking van de taken die in de Waterschapswet en in de Omgevingswet staan.
Samenstelling en inrichting bestuur
Titel II van de Waterschapswet gaat over de samenstelling en inrichting van het waterschapsbestuur. Daar staat bijvoorbeeld in wie de leden zijn van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur, hoe zij worden gekozen en hoe de vergaderingen plaatsvinden. In hoofdstuk VIA staan regels over de ombudsman en ombudscommissie. Het algemeen bestuur kan de behandeling van verzoekschriften aan hen opdragen.
Ook de samenstelling en inrichting van het waterschapsbestuur wordt verder uitgewerkt in het waterschapsreglement van de provincie.
Bevoegdheden bestuur
Titel III van de Waterschapswet regelt de bevoegdheden van waterschappen. Er zijn verschillende artikelen over de bevoegdheid van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. Een aantal belangrijke bevoegdheden zijn:
- het opleggen van een last onder dwangsom (artikel 61)
- de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten (paragraaf 5)
- het vaststellen van de waterschapsverordening (artikel 78, eerste lid en artikel 2.5 Omgevingswet)
- het vaststellen van de onderhoudslegger (artikel 78, tweede lid)
Financiën waterschap
In Titel IV zijn de financiën van het waterschap geregeld. Hoofdstuk XIII en XIV regelen algemene zaken, de begroting en de jaarrekening. Hoofdstuk XV gaat over de administratie en controle.
In hoofdstuk XVI en verder staan regelingen over een aantal specifieke belastingen. Alleen waterschappen heffen deze belastingen:
- de watersysteemheffing in hoofdstuk XVII
- de heffing voor de kosten van het wegenbeheer in hoofdstuk XVIIa
- de zuiveringsheffing in hoofdstuk XVIIb
Ten slotte staan in hoofdstuk XVIII regels over de heffing en invordering. Dit is in aanvulling op de regeling in de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Voor het heffen van de belastingen stelt het waterschap belastingverordeningen vast. Daarin zijn dan de verdere details uitgewerkt. Belastingverordeningen van het waterschap bestaan naast de waterschapsverordening. Belastingen van het waterschap hebben wel raakvlakken met de fysieke leefomgeving, maar gaan niet specifiek over de gevolgen van een activiteit voor de fysieke leefomgeving. Daarom is in artikel 2.2 van het Omgevingsbesluit bepaald dat regels over waterschapsbelastingen niet in de waterschapsverordening mogen worden opgenomen.
Naast de belastingen in de Waterschapswet zijn er nog een aantal heffingen/belastingen in het waterbeheer met een andere wettelijke basis.
Toezicht op het waterschapsbestuur
In Titel V besluit de Waterschapswet met een aantal regelingen over het toezicht. In hoofdstuk XXI staat een regeling over schorsing en vernietiging. Dit is een aanvulling op de regeling daarover in de Algemene wet bestuursrecht. En in hoofdstuk XXII staan regels over het toezicht op interprovinciale waterschappen.