Grondwater in de omgevingsverordening
Activiteiten op of in de bodem kunnen de grondwaterkwaliteit beïnvloeden. De omgevingsverordening bevat regels voor het beschermen van de kwaliteit van het grondwater.
Beschermen kwaliteit grondwater
De provincie heeft de taak de kwaliteit van het grondwater te beschermen. Zie Taken en bevoegdheden. Artikel 2.18, eerste lid, onder c van de Omgevingswet bevat de taak de kwaliteit van het grondwater in grondwaterbeschermingsgebieden te beschermen. Ter uitvoering van deze taak moet de provincie in de omgevingsverordening regels opnemen voor het beschermen van de kwaliteit van het grondwater. Dit met het oog op de waterwinning in bij de omgevingsverordening aangewezen gebieden. Dit staat in artikel 7.11, eerste lid, onder b van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup).
Doorwerking van beleid naar omgevingsverordening
De omgevingsvisie bevat het beleid voor de fysieke leefomgeving, ook voor grondwater, voor de komende jaren. Dit beleid wordt vertaald in programma's, zoals het regionaal waterprogramma. Dit programma bevat onder meer de doelen en maatregelen voor grondwater van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Grondwaterrichtlijn (GWR). Dit beleid kan doorwerken in concrete regels in de omgevingsverordening.
Grondwaterbeschermingsgebieden
De provincie heeft in de omgevingsverordening grondwaterbeschermingsgebieden aangewezen (dit is een toedeling van een functie aan een locatie: artikel 4.2, tweede lid Omgevingswet). Deze gebieden heten vaak waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en/of boringsvrije zones. In deze gebieden gelden aanvullende regels. Deze regels kunnen per provincie verschillend zijn.
Er zijn verschillende beschermingszones die aangewezen kunnen zijn. Elke beschermingszone heeft een eigen beschermingsniveau:
- Waterwingebieden zijn de meest kwetsbare zones van de beschermingsgebieden, waarin het beschermingsniveau het hoogste is. Alleen activiteiten in het kader van de grondwaterwinning zijn toegestaan.
- Grondwaterbeschermingsgebied is een bufferzone rondom het waterwingebied. Hier is het beschermingsniveau iets lager dan in een waterwingebied. Vaak zijn deze gebieden aangeduid als 25- of 100-jaarzones.
- Rondom het grondwaterbeschermingsgebied is veelal nog een boringsvrije zone opgenomen. Binnen de boringsvrije zone kan bijvoorbeeld het hebben van een boorput of het dieper graven dan x meter verboden zijn.
Waar liggen grondwaterbeschermingsgebieden?
Elke provincie stelt haar eigen omgevingsverordening vast. Kijk daarom op de sites van die provincies voor de meest actuele informatie over de begrenzingen van deze gebieden. Er bestaat ook een overzicht op het Nationaal Georegister.
Grondwaterregels in omgevingsverordening
De omgevingsverordening kan verschillende regels bevatten:
- rechtstreeks werkende regels (bindend voor burgers en bedrijven)
- regels voor uitvoerend bestuur (omgevingswaarden en beoordelingsregels)
- instructieregels voor gemeenten en waterschappen
1. Rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven
In de omgevingsverordening kunnen provincies regels stellen over activiteiten van burgers en bedrijven in de aangewezen grondwaterbeschermingsgebieden. Zie artikel 4.1 van de Omgevingswet. Dit kan alleen als het niet doelmatig of doeltreffend is om die regels via instructieregels in het omgevingsplan te laten landen. Voorbeelden van deze regels zijn algemene regels of een vergunningstelsel.
Algemene regels
Aanvullend op de regels uit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) kunnen in de omgevingsverordening inhoudelijke regels staan voor activiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden. Deze extra eisen kunnen dus verder gaan dan de milieuregels uit het Bal. Dit zijn maatwerkregels. Zie artikel 2.12 van het Bal. Een maatwerkregel kan wel een reden zijn voor schadevergoeding.
Een voorbeeld van een extra eis in grondwaterbeschermingsgebieden kan zijn het verplichten van een vloeistofdichte bodemvoorziening voor bepaalde activiteiten. Ook kan de provincie binnen grondwaterbeschermingsgebieden aanvullende regels stellen voor het gebruik en aanleg van bodemenergiesystemen.
Vergunningen
De provincie kan in de omgevingsverordening een verbod opnemen om een activiteit te verrichten zonder vergunning. Zie artikel 2.15, tweede lid van het Bal. Die aanvullende vergunningplicht vervangt onder andere de mogelijkheid om ontheffing te geven. Er kan een extra vergunningplicht gelden voor milieubelastende activiteiten die al vergunningplichtig zijn op grond van het Bal.
Voor milieubelastende activiteiten die vergunningplichtig zijn op grond van het Bal, kan de omgevingsverordening ook bevatten:
- extra beoordelingsregels. Zie artikel 5.19 van de Omgevingswet en artikel 8.11, tweede lid van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl);
- aanvullende bepalingen over de voorschriften die aan die vergunning moeten worden verbonden. Zie artikel 5.34, derde lid van de Omgevingswet.
De provincie kan met de vergunningplicht bijvoorbeeld uitvoering geven aan het vanuit de KRW vereiste verbod op de rechtstreekse lozing van verontreinigende stoffen in het grondwater. Zie artikel 11 KRW onder j. Voor wateractiviteiten die in de omgevingsverordening vergunningplichtig zijn gesteld geldt eenzelfde toetsingskader als het generieke toetsingskader dat in artikel 8.84 van het Bkl is opgenomen. Zie de instructieregel in artikel 7.12 van het Bkl. In artikel 8.84 van het Bkl staan regels voor de beoordeling van aanvragen om een omgevingsvergunning voor de 5 wateractiviteiten die op rijksniveau vergunningplichtig zijn gesteld. Deze beoordelingsregels moet de provincie in de omgevingsverordening opnemen. Zo werken de omgevingswaarden die op rijksniveau in het Bkl zijn gesteld door.
Decentrale regels voor grondwaterwateronttrekking
Provincies kunnen voor bepaalde wateronttrekkingsactiviteiten regels stellen. Lees meer over decentrale regels voor wateronttrekkingsactiviteiten.
2. Regels voor uitvoerend bestuur
In de omgevingsverordening kunnen ook regels staan die gericht zijn tot het uitvoerend bestuur (Gedeputeerde Staten). Bijvoorbeeld de omgevingswaarden en beoordelingsregels voor vergunningaanvragen. Zie de bovenstaande alinea die begint met de tussenkop Vergunningen.
Omgevingswaarde
De provincie kan in de omgevingsverordening aanvullende of strengere omgevingswaarden stellen dan de rijksomgevingswaarde. Zie artikel 2.9 Bkl. Bij de vaststelling daarvan betrekt de provincie de economische effecten. Denk hierbij aan effecten op het vestigingsklimaat en de werkgelegenheid.
3. Instructieregels grondwater voor gemeenten en waterschappen
De provincie kan ter uitvoering van haar taken en bevoegdheden, zoals het beschermen van de grondwaterkwaliteit, instructieregels voor gemeenten en waterschappen in de omgevingsverordening opnemen. Instructieregels zijn nodig om omgevingswaarden of andere beleidsdoelstellingen te laten doorwerken naar het omgevingsplan en de waterschapsverordening. Deze instructieregels kunnen (voor zover relevant voor grondwater) gaan over de taken, omgevingsplannen, waterschapsverordeningen, maatwerkregels, maatwerkvoorschriften, omgevingsvergunningen en programma's.
Instructieregels voor gemeente
De provincie kan in de omgevingsverordening instructieregels stellen voor het omgevingsplan van de gemeente. Zie artikel 2.22 van de Omgevingswet. Dit kan gaan over een evenwichtige toedeling van functies aan locaties Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) in het omgevingsplan. Zie artikel 2.23 lid 3c Omgevingswet. De provincie moet dit onderbouwen.
Voorbeelden van instructieregels grondwater voor het omgevingsplan:
- verbod om bepaalde bedrijven op te richten of bepaalde bedrijfsactiviteiten uit te voeren in een grondwaterbeschermingsgebied
- bepaalde beschermende regels voor een specifiek innamepunt voor drinkwatervoorziening
- regels voor verontreinigingen in de bodem als deze zich (in potentie) kunnen verspreiden naar het grondwater
Instructieregels voor waterschap
De provincie kan instructieregels in de omgevingsverordening opnemen die zich richten op de waterschapsverordening van het waterschap. Dit kan nodig zijn voor wateractiviteiten in gebieden waar bekend is dat hier grondwaterverontreinigingen zijn. Op die manier werken dergelijke regels door op bijvoorbeeld grondwateronttrekkingen van bedrijven die niet vergunningplichtig zijn.
Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is een van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet.
Evenwichtige toedeling van functies aan locaties
Evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL) betekent dat er een balans bestaat tussen verschillende functies die locaties binnen een gebied kunnen vervullen. Deze regels houden meer in dan alleen het bestemmen in een bestemmingsplan. Denk bij een functie bijvoorbeeld aan een netwerkfunctie (kabels en leidingen) of waterbergende functie (milieu).
Lees meer over evenwichtige toedeling van functies aan locaties.