Grondwater in het programma
Het Nationaal Waterprogramma, regionaal waterprogramma en waterbeheerprogramma bevatten maatregelen voor grondwater ter uitvoering van de milieudoelstellingen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Grondwaterrichtlijn (GWR).
Rijk: Nationaal Waterprogramma
Het Rijk moet een Nationaal Waterprogramma vaststellen om verschillende EU-richtlijnen uit te voeren. Dit staat in artikel 3.9 van de Omgevingswet.
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) geeft aan welke maatregelen het Nationaal Waterprogramma moet bevatten. Zie artikel 4.10 Bkl. Voor grondwater zijn de volgende maatregelen van belang:
- maatregelen ter uitvoering van artikel 11 Kaderrichtlijn Water (KRW) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Zie artikel 4.10 lid 3a Bkl
- maatregelen ter uitvoering van de Grondwaterrichtlijn (GWR) Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup). Zie artikel 4.10 lid 3b Bkl
In het Nationaal Waterprogramma komen ook maatregelen die zich richten op de uitvoering van artikel 7 van de KRW ter bescherming van water dat bestemd is voor menselijke consumptie. Maar dit gaat alleen om maatregelen in oppervlaktewater, en niet in grondwater.
Daarnaast richten de maatregelen zich ook op het tegengaan van lozingen van puntbronnen en diffuse bronnen. Bij een puntbron is de veroorzaker aan te wijzen. Bijvoorbeeld een bedrijf. Diffuse bronnen zijn bronnen waarbij moeilijk een individuele veroorzaker is aan te wijzen. Voorbeelden hiervan zijn het wegverkeer. Of het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Voor industriële puntbronnen staan regels opgenomen in hoofdstuk 2 tot en met 7 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).
Provincie: regionaal waterprogramma
De provincie stelt een regionaal waterprogramma vast. Dat doet ze om uitvoering te geven aan verschillende EU-richtlijnen zoals de KRW en de GWR. Zie artikel 3.8 Omgevingswet. Ook neemt de provincie in het regionaal waterprogramma het provinciaal waterbeleid op. En coördineert ze de gebiedsgerichte uitoefening van taken en bevoegdheden door gemeenten en waterschappen (artikel 2.18, lid 1a Omgevingswet). De provincie is dus verantwoordelijk voor het behalen van de doelen uit de richtlijnen.
Het Bkl geeft aan welke maatregelen het regionaal waterprogramma ten minste moet bevatten. Dit zijn:
- maatregelen ter bescherming van grondwater bedoeld als drinkwater. Zie artikel 4.4, lid 1 en lid 2c Bkl.
- maatregelen ter uitvoering van artikel 11 van de KRW, Zie artikel 4.4, lid 3a Bkl.
- maatregelen ter uitvoering van de GWR. Zie artikel 4.4, lid 3b Bkl.
Voorbeeld
Artikel 11 KRW onder j eist een verbod op de rechtstreekse lozing van verontreinigende stoffen in het grondwater onder voorbehoud van de bepalingen zoals beschreven in dit lid. De provincie kan dus in het regionaal waterprogramma een maatregel vaststellen die het rechtstreeks lozen van verontreinigende stoffen in het grondwater verbiedt en alleen onder bepaalde voorwaarden toestaat. Dit legt de provincie vast in haar omgevingsverordening.
Waterschap: waterbeheerprogramma
Het watersysteem is het samenhangend geheel van 1 of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen (artikel 1.1 en bijlage onderdeel A, Omgevingswet). Als een watersysteem in beheer is bij het waterschap, is dus ook het grondwater in beheer bij het waterschap. Het gaat daarbij zowel om de kwantiteit als de kwaliteit van het grondwater.
Verder houdt het waterschap in het waterbeheerprogramma rekening met de maatregelen in het regionale waterprogramma die zijn opgenomen om de EU-richtlijnen uit te voeren (artikel 3.7 Omgevingswet). Zo geeft ook het waterbeheerprogramma uitvoering aan de GWR. Al blijft de provincie verantwoordelijk voor het behalen van de doelen (artikel 3.8 Omgevingswet).
Het Bkl geeft aan welke maatregelen in het waterbeheerprogramma moeten staan. Voor grondwater zijn dat:
- maatregelen ter uitvoering van artikel 11 KRW. Zie artikel 4.3 a Bkl
- maatregelen ter uitvoering van de GWR. Zie artikel 4.3 b Bkl
Gemeente: gemeentelijk programma
De gemeente is niet verplicht om een programma voor grondwater vast te stellen, maar mag dit wel doen. De gemeente kan in een eigen programma maatregelen vastleggen voor haar grondwatergerelateerde taken. Denk bijvoorbeeld aan een koppeling met het gemeentelijk rioleringsplan. Het gemeentelijk rioleringsplan is niet langer wettelijk verplicht. De Omgevingswet biedt wel de mogelijkheid om een gemeentelijk rioleringsprogramma op te stellen (artikel 3.14 Omgevingswet). Dat is een vrijwillig (onverplicht) programma.
Het kan handig zijn wanneer bestuursorganen gezamenlijk (delen van) programma's vaststellen. Als gewenst is dat een maatregel zich direct en bindend richt tot burgers en bedrijven, kan de gemeente een maatregel opnemen in het omgevingsplan.
Voorbeelden van gemeentelijke programma's
De gemeente kan een programma inzetten voor maatregelen om structurele overlast van grondwater te voorkomen. Zie artikel 2.16 Omgevingswet.
Zo kan de gemeente ervoor kiezen een rioleringsprogramma vast te stellen. Op die manier maakt de gemeente – naast de hemelwatertaak, de inzamelings- en de transporttaak – ook de grondwatertaak concreet. Te denken valt aan maatregelen zoals de aanleg van een openbaar ontwateringstelsel. Dit is bedoeld voor het verzamelen, transporteren, nuttig toepassen of terugbrengen in het milieu van hemelwater en/of grondwater.
In een ander programma kan de gemeente maatregelen van waterhuishoudkundige en bodemkundige aard vaststellen. Bijvoorbeeld het verbeteren van de waterdoorlaatbaarheid van de bodemtoplaag. En hydrologische compartimentering van de bodem door aanleg van kleidammen en kleischermen.
Ook kan de gemeente met een programma invulling geven aan gebiedsgericht grondwaterbeheer. Dit kan als de gemeente vanuit haar taken en ambities aanleiding ziet om verontreinigingen in het grondwater te beheren of te saneren. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als de toebedeelde functies aan een gebied een bepaalde grondwaterkwaliteit verlangen. Of als aanwezige verontreinigingen belemmerend werken op het vestigingsklimaat. Bij het vormgeven van gebiedsgericht grondwaterbeheer is het belangrijk dat de gemeente de provincie betrekt. Participatie vanuit burgers of bedrijven kan door privaatrechtelijke afspraken te maken (zie Aanvullingswet bodem).
Monitoringsprogramma Kaderrichtlijn Water
De provincie stelt het monitoringsprogramma op dat over grondwaterlichamen gaat. Hieruit volgt of de overheid voldoet aan de omgevingswaarden voor de goede chemische en kwantitatieve toestand van grondwaterlichamen. Ook bewaakt het monitoringsprogramma de overige doelstellingen van de KRW en de GWR. Meer informatie vindt u op de pagina Monitoringsprogramma KRW.
Gerelateerde pagina's
Kaderrichtlijn Water (KRW)
Europese richtlijn die de kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater borgt.
Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG 2000, L 327). Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.
Ga naar de tekst van de Kaderrichtlijn Water.
Grondwaterrichtlijn (GWR)
Richtlijn 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand (PbEU 2006, L 372). Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.
Ga naar de tekst van de Grondwaterrichtlijn.