Grondwater in de waterschapsverordening
Activiteiten in de bodem kunnen de grondwaterkwaliteit beïnvloeden. Een waterschap kan in de waterschapsverordening regels stellen om te zorgen voor een goede grondwaterkwaliteit.
Rol van het waterschap bij bodem en grondwater
Het waterschap is de waterbeheerder voor de regionale wateren. Het waterschap is bevoegd gezag voor wateractiviteiten voor deze regionale wateren. Uitzondering zijn specifieke grondwateronttrekkingen waarvoor de provincie bevoegd gezag is.
Regels aan (water)activiteiten
Een waterschap kan in de waterschapsverordening regels stellen aan activiteiten die de grondwaterkwaliteit kunnen beïnvloeden. Deze regels kunnen volgen uit de waterprogramma's of uit een provinciale instructieregel.
In de waterschapsverordening stelt het waterschap regels aan bemalingen, kleine of niet-industriële onttrekkingen. De regels gaan over zowel grondwaterkwaliteit als grondwaterkwantiteit.
De waterschapsverordening bevat het algemene toetsingskader voor deze wateractiviteiten. Dit is het geval als de vergunningplichtige activiteit gevolgen heeft voor een KRW-oppervlaktewaterlichaam of grondwaterlichaam. Dit volgt uit artikel 6.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (Bkl).
Bij de beoordeling van de wateronttrekkingsactiviteit houdt het waterschap ook rekening met de beïnvloeding van verontreinigingspluimen. Op die manier blijft de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem geborgd.
De beoordelingsregels voor de omgevingsvergunning voor een wateronttrekkingsactiviteit staan in de artikelen 8.84 en 8.89 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Ze gelden alleen voor een wateronttrekkingsactiviteit die het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) als vergunningplichtig aanwijst. Maar voor waterschappen geeft het Rijk gelijkluidende beoordelingsregels mee via de bruidsschat. Ook zij hebben met verontreinigingspluimen rekening te houden bij de beoordeling van een vergunningaanvraag (en het stellen van algemene regels). In relatie tot aanwezige verontreinigingspluimen betekent dit ook dat een indirect effect als gevolg van het verplaatsen of verspreiden van een verontreinigingspluim meegenomen moet worden in de belangenafweging. Bij deze toetsing kunnen de te nemen maatregelen opgenomen in de waterprogramma’s wel betrokken worden.
Vergunningplicht
Het waterschap kan in de waterschapsverordening ook een verbod opnemen om een activiteit te verrichten zonder omgevingsvergunning.
Decentralisatie lozingsactiviteit op regionale wateren
Het Rijk regelt de lozingsactiviteiten niet meer met algemene rijksregels. Het lozen van afvalwater afkomstig van graven of saneren, op een oppervlaktewaterlichaam (of een zuiveringtechnisch werk) is een lozingsactiviteit.
Of de lozing van vrijkomend afvalwater aandacht nodig heeft, zal vooral afhankelijk zijn van de lokale situatie. Daarom ligt het stellen van regels van deze lozingen op een regionaal oppervlaktewater bij het waterschap. Het waterschap krijgt hiervoor wel tijdelijk via het Invoeringsbesluit, in de bruidsschat, regels mee.
Bruidsschat waterschapsverordening
De bruidsschat voegt lozingsregels, beoordelingsregels en een zorgplicht à la die van artikel 2.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) aan de verordening toe.
Voor lozingen van grondwater afkomstig van een bodem- en grondwatersanering en bij een bronnering is lozen op een oppervlaktewaterlichaam toegestaan. Hierbij zijn in een tabel voor een aantal stoffen emissiegrenswaarden gesteld. Het waterschap kan de bruidsschatregels aanpassen, verwijderen, maar ook in dezelfde vorm houden. Ieder waterschap kan daarin zijn eigen keuze maken. Lees meer over de bruidsschat waterschapsverordening.
Maatwerk
De Omgevingswet geeft de mogelijkheid om lokaal maatwerk toe te passen.
Een voorbeeld is het aanpassen van een emissiewaarde voor een stof, die van nature in dat gebied aanwezig is. Een ander voorbeeld is een afwegingskader voor natuurlijke lozingen vanuit bodem en grondwater naar oppervlaktewater (NLO). Een natuurlijke lozing naar oppervlaktewater is een beheermaatregel. Deze beheermaatregel kan onderdeel zijn van een gebiedsgerichte aanpak van grondwaterverontreinigingen.
De landelijke problematiek van grondwaterverontreinigingen dicht bij oppervlaktewateren is in kaart gebracht. Uit een inventarisatie blijkt dat er meer dan 10.000 verontreinigingen zijn die een potentieel risico zijn voor oppervlaktewater. Grondwaterverontreinigingen kunnen de kwaliteit van oppervlaktewaterlichamen beïnvloeden. Verontreinigd grondwater kan bijvoorbeeld opkwellen in oppervlaktewater.
Het UP-project NLO werkt aan een afwegingsmethodiek voor waterbeheerders. Met deze methodiek kunnen waterbeheerders de haalbaarheid van een natuurlijke lozing bepalen.
Een van de projecten van de Unie van Waterschappen is het project Transitieondersteuning Omgevingswet Waterschappen (TROWA). Dit leverde onder andere de Handreiking waterschapsverordening op.
Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is een van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet.
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is één van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet. Het Bal bevat regels van het Rijk over activiteiten in de fysieke leefomgeving.