Intrekkingsgrond voor vergunningen op basis van de waterschapsverordening
Het bevoegd gezag mag in sommige gevallen een verleende vergunning intrekken. De gronden waarop dit mag staan in artikel 18.10 en artikel 5.40, tweede lid, Omgevingswet.
Voorheen stonden de gronden om een watervergunning in te trekken in de Waterwet. Op grond van artikel 6.13 en artikel 6.22 Waterwet kon een waterschap een vergunning op basis van de Keur van het waterschap intrekken. Artikel 6.13 bepaalde namelijk dat paragraaf 6.2 Waterwet, waarin artikel 6.22 Waterwet stond, van toepassing was op de krachtens verordening van een waterschap vereiste vergunningen. Deze grond is niet overgenomen in de bruidsschat waterschapsverordening.
De waterschapsverordening heeft een eigen beoordelingskader. De waterschapsverordening moet op grond van artikel 5.40, tweede lid, Omgevingswet ook eigen gronden bevatten om een vergunning in te trekken. Deze gronden staan niet in de bruidsschat waterschapsverordening. Het is van belang dat waterschappen zelf deze gronden in de waterschapsverordening opnemen.