Gemeentelijke ruimtelijke regels en waterkwantiteit
Ruimtelijke ontwikkelingen hebben invloed op de waterkwantiteit. Dat gaat over zowel wateroverlast als watertekort (droogte). In het omgevingsplan van de gemeente kunnen hiervoor regels worden opgenomen.
Waterkwantiteit
Hieronder staan een aantal voorbeelden van regels die in het omgevingsplan kunnen staan. Ze gaan over de relatie tussen waterkwantiteit en ruimtelijke ontwikkelingen.
Wateroverlast
Door klimaatverandering is steeds vaker sprake van stortbuien en langdurige regenval. Het water stroomt vanaf daken en bestrating via een regenpijp of bovengronds naar de openbare riolering. De capaciteit van het riool is vaak niet voldoende om al dit water te verwerken. Dit kan leiden tot oppervlaktewaterverontreiniging (overstortingen), veel wateroverlast en schade aan gebouwen en infrastructuur.
Om dit te voorkomen, is het belangrijk dat particulieren het regenwater langer op eigen terrein vasthouden en vertraagd afvoeren. In de omgevingsvisie van de gemeente of in een rioleringsprogramma kan staan dat de afvoer bij voorkeur bovengronds plaatsvindt.
Particulieren zijn in principe zelf verantwoordelijk voor een goede afvoer van regenwater vanaf hun perceel, tenzij dit niet redelijk is. De gemeente kan hiervoor regels opnemen in het omgevingsplan. Bijvoorbeeld dat particulieren in bepaalde gevallen een waterberging moeten aanleggen. En dat deze waterberging vertraagd moet worden geleegd. In het omgevingsplan staat dan dat met het oog op het beperken van wateroverlast bij nieuw bebouwd oppervlak of vernieuwbouw van een gebouw een hemelwaterberging moet worden aangelegd en in stand gehouden. Daarbij bepaalt de gemeente dan ook dat deze waterberging een minimale capaciteit moet hebben van bijvoorbeeld 60 liter per m2 nieuw verhard oppervlak. En dat de hemelwaterberging binnen een termijn van 2 tot 5 dagen weer voor 90% beschikbaar is.
Watertekort
In de omgevingsvisie of een rioleringsprogramma van de gemeente kan staan dat het belangrijk is om klimaatadaptieve maatregelen te nemen om droogte en verdroging te voorkomen.
Een van de maatregelen hiervoor is het verminderen van verhard oppervlak. In het omgevingsplan kan de gemeente hiervoor regels opnemen. Zo’n regel houdt bijvoorbeeld in dat de oppervlakte van alle bouwwerken en verhardingen op een perceel samen maximaal 50% van het totale perceeloppervlak mag bedragen. In plaats van percentages op te nemen voor verharding kan dit ook omgekeerd in de vorm van groen. In de regel staat dan bijvoorbeeld dat de oppervlakte aan groen ten minste 30% van het totale perceeloppervlak moet bedragen.