Documenten BOI

Basisstochasten WBI-2017 de keuze en achtergrond van de basisstochasten voor elk watersysteem. Van elke basisstochast is een beschrijving van de kansverdeling gegeven inclusief bijbehorende statistische onzekerheid.

Het rapport beschrijft de belastingmodellen voor Hydra-Ring inclusief de basisstochasten. Daarnaast beschrijft het rapport de benodigde gegevens voor het modelleren van de statistische onzekerheid.

Het rapport beschrijft de methode voor het bepalen van de betrouwbaarheidsintervallen behorende bij de statistiek van de kust en meren (Ijsselmeer en Markermeer).

Het rapport beschrijft de methode voor het bepalen van de betrouwbaarheidsintervallen behorende bij de statistiek van de kust en meren (IJsselmeer en Markermeer).

In WBI wordt het uitgangspunt gehanteerd dat alle belangrijke onzekerheden zoveel mogelijk expliciet worden meegenomen in de bepaling van de overstromingskans. Dit rapport beschrijft de praktische kanten van het omgaan met onzekerheden in relatie tot het beoordelen.

De handleiding datamanagement beschrijft de opzet en eisen van het datamanagement in WBI 2017 met betrekking tot ruimtelijke vastlegging, gegevensstructuur en gegevensuitwisseling. De handleiding geeft ook de richting aan over de wijze van het verzamelen van gegevens, het inrichten van de organisatie voor de gegevensverzameling en het gebruik van de gegevens in WBI voor alle toetssporen.

Het rapport beschrijft de waterstandsverlopen voor de Vecht- en IJsseldelta. Het gebied is hierbij ingedeeld in deelgebieden, afhankelijk van de bijdrage van modelranden (bovenrand c.q. benedenrand) en Ramspolkering aan de waterstand; voor elk deelgebied is een geschematiseerd waterstandsverloop weergegeven.

Het rapport beschrijft de waterstandsverlopen voor de Rijntakken en de Maas. Het gebied van de Rijntakken en de Maas is ingedeeld in deelgebieden; voor elk deelgebied is een geschematiseerd waterstandsverloop weergegeven. Voor het Benedenstroomse deel van de Lek en het bovenstroomse deel van de Maas geldt een waterstandsverloop dat rechtstreeks uit WAQUA-berekeningen volgt.

In dit rapport staan de waterstandsverlopen voor de benedenrivieren. Het benedenrivierengebied is hierbij ingedeeld in deelgebieden, afhankelijk van de bijdrage van modelranden (bovenrand c.q. benedenrand) en Europoortkeringen aan de waterstand; voor elk deelgebied is een geschematiseerd waterstandsverloop weergegeven.

Het rapport beschrijft de waterstandsverlopen voor de kustgebieden (Waddenzee, Hollandse kust en Westerschelde). Het waterstandsverloop bestaat uit een combinatie van stormopzetverloop, het gemiddelde astronomische getij en een faseverschil tussen deze twee grootheden. Het verloop van de stormopzet is trapeziumvormig en het faseverschil hangt van het deelsysteem af.

Het rapport beschrijft de waterstandsverlopen voor de meren (IJsselmeer en Markermeer, inclusief Ketelmeer, Vossemeer en zuidelijke randmeren). Het waterstandsverloop bestaat uit een combinatie van meerpeil en stormopzetverloop. Meerpeil is stationair op het niveau van de waarde van het zogenoemde 90%-percentiel; de opzet heeft een trapeziumvorm. De 90%-percentielen van het meerpeil zijn inclusief effect van onzekerheden.

Het rapport beschrijft de invoer voor Bretschneider voor de golfberekeningen in de smalle wateren van de rivieren. De invoer betreft de effectieve strijklengtes voor verschillende windrichtingen en de representatieve bodemdieptes.

In dit rapport is de performance van SWAN in complexe getijdeninlaat systeem met betrekking tot de golfrichtingen geanalyseerd, aan de hand van stationaire SWAN-runs. Daarnaast is onderzocht wat de nauwkeurigheid met betrekking tot golfrichtingen betekent voor de belastingen.

Dit rapport beschrijft semi-probabilistische beoordelingsregels voor golven en golfoploop op grasbekledingen. Voor beide mechanismen zijn nieuwe modellen beschikbaar in WBI en zijn veiligheidsfactoren gekalibreerd.

Dit rapport beschrijft de resultaten van het onderzoek naar reststerkte van klei onder gras in de golfklapzone, dat uitgevoerd is in het kader van WBI. Reststerkte van klei onder gras is vooral relevant voor rivierdijken.