Normen voor primaire waterkeringen
In 2050 moeten al onze primaire waterkeringen voldoen aan de normen die sinds 1 januari 2017 van kracht zijn.
Wettelijk kader
Het waterveiligheidsbeleid is erop gericht dat elke Nederlander die door een primaire waterkering wordt beschermd ten minste een 'basisveiligheid' krijgt. Het komt er op neer dat de kans dat een individu overlijdt als gevolg van een overstroming (rekening houdend met de evacuatiemogelijkheden) niet groter mag zijn dan een honderdduizendste per jaar. Daarbovenop worden gebieden extra beschermd als er bij een overstroming kans is op grote groepen dodelijke slachtoffers of substantiële economische schade of ernstige schade door uitval van vitale en kwetsbare infrastructuur van nationaal belang (bijvoorbeeld kerncentrale Borssele).
Elke primaire waterkering heeft wettelijke omgevingswaarden toegekend gekregen. Deze zijn gebaseerd op de gevolgen van een overstroming. De omgevingswaarden zijn in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) vastgelegd. Het gaat uiteindelijk om het risico (= de kans maal het gevolg): hoe groter het gevolg, hoe kleiner de kans erop moet zijn. De eenheid is de overstromingskans die geldt voor zogenoemde dijktrajecten, die kunnen bestaan uit dijken, duinen, kunstwerken of een combinatie daarvan.
In Bijlage II, onderdeel A van het Bkl, staan alle primaire waterkeringen en dijktrajecten op kaart weergegeven. De aanduiding op kaarten heeft als doel duidelijk te maken welke keringen primair zijn, waar deze keringen liggen en hoe zij ingedeeld zijn in dijktrajecten. Onderdeel B van Bijlage II geeft vervolgens per dijktraject de omgevingswaarde weer.
Naast de omgevingswaarden bestaan er ook andere parameters voor signalering. Wordt deze waarde overschreden? Dan is dit meestal een vroegtijdig signaal dat een kering op termijn versterkt moet worden. Er is dan voldoende tijd voor de uitvoering van versterkingsmaatregelen.
Overstromingskans
De omgevingswaarde voor primaire waterkeringen wordt uitgedrukt in de overstromingskans. Dit is de kans per jaar dat een gebied achter een dijktraject overstroomt. Dit leidt tot dodelijke slachtoffers of zogeheten substantiële economische schade. Hiermee bedoelt de wetgever dat de economische schade omvangrijk is, zowel materieel als immaterieel. Dit staat in artikel 2.0c van het Bkl.
Speciale gevallen
Artikel 2.0c kent, naast de hierboven beschreven regel, voor het grootste deel van de dijktrajecten nog enkele speciale normeringen. Deze gelden voor:
- Voorliggende dijktrajecten: keringen met als hoofdfunctie het beschermen van andere keringen, bijvoorbeeld de Afsluitdijk en de Maeslantkering. (Hier spreken we over faalkans en niet over overstromingskans.)
- Compartimenterend dijktraject: dit traject heeft enkel een functie zodra voorliggend gebied overstroomt. De Diefdijk is het enige compartimenterende dijktraject met een primaire status in Nederland.
- Dijktrajecten langs afvoer- en bergingsgebieden: deze worden pas belast als het watersysteem waarlangs zij zijn gelegen, wordt gebruikt als afvoer- of bergingsgebied. Tot dit moment kan zich dat alleen voordoen langs het Volkerak-Zoommeer.
- Stormvloedkeringen: hierbij gaat het om de kans dat de stormvloedkeringen niet sluiten op een moment waarop dit wel zou moeten.
Voldoen aan de omgevingswaarden
In artikel 2.0d van het Bkl staat dat op 1 januari 2050 aan de omgevingswaarden moet worden voldaan. Daarbij is ook gesteld dat het om een resultaatsverplichting gaat. Het bevoegd gezag is dus verplicht hieraan te voldoen. Dit sluit het beste aan bij het doel van het waterveiligheidsbeleid: het bieden van een goede bescherming tegen overstromingen.
Uitzonderingen resultaatsverplichting
Er geldt dus een resultaatsverplichting om aan de omgevingswaarden te voldoen. Maar er zijn gevallen vastgesteld waarbij het niet halen van de norm gerechtvaardigd is. Dit zijn situaties waarin de beheerder zelf niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het niet voldoen aan de omgevingswaarde.
Voor keringen in beheer bij het Rijk of bij een waterschap is dit het geval wanneer:
- het voldoen aan de omgevingswaarde onevenredig kostbaar is. Onevenredig kostbaar wil zeggen dat de te nemen maatregel niet in verhouding staat tot de bescherming die geboden moet worden.
- er sprake is van een lange doorlooptijd waar de beheerder weinig aan kan doen, bijvoorbeeld door lange juridische procedures.
- er sprake is van externe factoren die buiten de invloedssfeer van de beheerder liggen, bijvoorbeeld schade aan keringen die is veroorzaakt door een (natuur)ramp.
Daarnaast geldt er voor de primaire waterkeringen in beheer van de waterschappen een extra uitzondering. Deze uitzondering geldt als het project wel in het Hoogwaterbeschermingsprogramma staat. Maar de vereiste subsidie voor het uitvoeren van het project (nog) niet is ontvangen. Deze uitzonderingen staan in artikelen 2.0e en 2.0f van het Bkl.
Technische documenten
- Normering primaire waterkeringen Hoofdrapport (28 juni 2016) (pdf, 4.9 MB)
- Bijlagen normering primaire waterkering (28 juni 2016) (pdf, 1.5 MB)
- Factsheets normering primaire waterkeringen (pdf, 44 MB)