Procedure voor het wijzigen van een omgevingsplan
Voor het wijzigen van een omgevingsplan moet een gemeente altijd de uniforme openbare voorbereidingsprocedure volgen.
Inhoud deze pagina
- Voorbereidingsbesluit vaststellen
- Procedurestappen
- Beschikbaar stellen van het omgevingsplan
- Bijzondere situaties
- Informatie VNG
Algemeen
De gemeente heeft bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet automatisch een omgevingsplan met regels voor de fysieke leefomgeving. De onderstaande procedure geldt voor het wijzigen van het omgevingsplan.
De procedurebepalingen voor het wijzigen van een omgevingsplan staan in de Omgevingswet, het Omgevingsbesluit en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor het wijzigen van een omgevingsplan geldt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb. Wij geven geen voorlichting over de Awb. Toch hebben we voor het gemak de procedurestappen uit de Awb in verkorte vorm op deze pagina weergegeven.
De meest voorkomende wijziging van een omgevingsplan zal de ambtshalve wijziging zijn. Een wijziging op aanvraag zal weinig voorkomen, omdat een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit meestal meer voor de hand ligt.
Toch kan het voorkomen dat iemand een wijziging van het omgevingsplan aanvraagt. Dan gelden, in aanvulling op onderstaande procedure, de artikelen van de Awb die betrekking hebben op een besluit op aanvraag. Er staan geen procedurebepalingen voor het weigeren van een aangevraagde wijziging van het omgevingsplan in de Omgevingswet. Ook geldt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure niet. Dus dan geldt alleen de minimumprocedure van hoofdstuk 4 van de Awb.
Voorbereidingsbesluit vaststellen
De gemeente kan een voorbereidingsbesluit vaststellen voor het opnemen van ‘voorbeschermingsregels’ in het omgevingsplan. Met deze voorbeschermingsregels kan de gemeente een gebied beschermen tegen ongewenste ontwikkelingen tijdens de periode dat de wijzigingsprocedure van het omgevingsplan loopt.
Bijvoorbeeld als de gemeente een bestaand agrarisch gebied wil omvormen tot woongebied. De voorbeschermingsregels kunnen dan verbieden om in dit agrarisch gebied nieuwe agrarische gebouwen te bouwen, zoals een schuur.
Ook het Rijk en de provincie kunnen voorbeschermingsregels in het omgevingsplan opnemen. Dit kan als het Rijk of de provincie een projectbesluit wil voorbereiden of een instructie wil geven. Of een instructieregel wil opstellen voor het stellen van regels in het omgevingsplan.
Meer informatie vindt u op de pagina Voorbereidingsbesluit.
Procedurestappen
De procedure is grofweg in te delen in 3 procedurestappen:
- Vóór het ontwerp-omgevingsplan
De gemeente maakt bekend dat ze het omgevingsplan gaat wijzigen en stelt eventueel een milieueffectrapport (MER) op. - Ontwerp-omgevingsplan
De gemeente geeft kennis van het ontwerp-omgevingsplan en legt het ter inzage. Iedereen kan daarna zienswijzen inbrengen. - Vaststellen omgevingsplan
De gemeente stelt het omgevingsplan vast.
1. Vóór het ontwerp-omgevingsplan
A. Kennisgeving voornemen wijziging omgevingsplan
De gemeente geeft in het gemeenteblad via de LVBB kennis van het voornemen om een omgevingsplan te wijzigen (artikel 16.29 Omgevingswet).
In de kennisgeving staat onder andere hoe de gemeenteraad burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding gaat betrekken (artikel 10.2, lid 1, Omgevingsbesluit). Dit heet participatie. Lees meer op Participatie in het omgevingsplan.
B. Milieueffectrapport schrijven
Er zijn 2 soorten milieueffectrapport: het milieueffectrapport bij een plan en het milieueffectrapport bij een besluit.
Bij de voorbereiding van een wijziging van het omgevingsplan moet de gemeente een milieueffectrapport bij een plan maken als:
- een passende beoordeling van de gevolgen voor een Natura 2000-gebied vereist is
- het omgevingsplan een kader vormt voor projecten die zijn aangewezen in bijlage V bij het Omgevingsbesluit
- het omgevingsplan een kader vormt voor andere projecten die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben
Hierbij gelden in de voorbereidingsprocedure de aanvullende regels voor mer voor plannen en programma's van paragraaf 16.4.1 Omgevingswet en afdeling 11.1 Omgevingsbesluit. Lees meer op Plannen en programma's en de milieueffectrapportage.
De wijziging van het omgevingsplan kan ook direct ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken uit bijlage V bij het Omgevingsbesluit. Bijvoorbeeld de aanleg van een industrieterrein of een woonwijk. Als dit zo is, gelden in de voorbereidingsprocedure de regels voor project-mer uit paragraaf 16.4.2 Omgevingswet en afdeling 11.2 Omgevingsbesluit. Lees meer op Projecten en de milieueffectrapportage.
De Commissie voor de milieueffectrapportage en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) hebben een handreiking gemaakt voor het opstellen van een milieueffectrapport voor een omgevingsplan. Download de handreiking en bekijk het filmpje op Milieueffectrapportage voor omgevingsplannen.
2. Ontwerp-omgevingsplan ter kennisgeving, ter inzage en zienswijzen inbrengen
A. Kennisgeving ontwerpbesluit
De gemeente geeft vóór de terinzagelegging kennis van het ontwerp-omgevingsplan (ontwerpbesluit) in het gemeenteblad via de LVBB. Zie artikel 3:12 Awb, voor de inhoud van de kennisgeving.
Heeft de gemeente ook een milieueffectrapport opgesteld? Dan kan de gemeente dit stuk als onderdeel van het ontwerp-omgevingsplan of als apart stuk ter kennis geven. Beide worden tegelijkertijd ter kennisgeving gepubliceerd in het gemeenteblad via de LVBB (artikel 16.40, lid 3 Omgevingswet).
B. Mededeling in gemeenteblad
De gemeente plaatst het ontwerpbesluit integraal in het gemeenteblad via de LVBB (artikel 10.3c Omgevingsbesluit).
C. Terinzagelegging ontwerpbesluit
De gemeente legt het ontwerp-omgevingsplan en de bijbehorende stukken 6 weken ter inzage (artikel 3:11 Awb). Ook het milieueffectrapport wordt als onderdeel van het omgevingsplan of als apart stuk ter inzage gelegd (artikel 16.40, lid 3 Omgevingswet).
De gemeente moet in sommige gevallen een advies over het milieueffectrapport vragen aan de Commissie m.e.r. Dit moet uiterlijk op het moment dat het ontwerpbesluit en het milieueffectrapport ter inzage worden gelegd (artikel 16.39 Omgevingswet, en artikel 11.2 Omgevingsbesluit).
D. Aanvulling ter inzage gelegde stukken
Als er tijdens de terinzagelegging nieuwe relevante stukken of gegevens zijn, legt de gemeente die ook ter inzage (artikel 3:14 Awb).
E. Zienswijzen
Binnen 6 weken vanaf het moment van terinzagelegging van het ontwerp-omgevingsplan kan iedereen zienswijzen inbrengen. Dit kan schriftelijk of mondeling.
Zienswijzen kunnen ook gaan over het milieueffectrapport. Zienswijzen kunnen niet gaan over het deel van het ontwerp dat zijn grondslag vindt in een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit Klik hier voor uitleg over dit begrip (opent in popup) (artikelen 16.23, 16.31 en 16.40, lid 3 Omgevingswet en artikel 3:15 en 3:16 Awb).
F. Verslag mondelinge zienswijzen
De gemeente maakt een verslag van mondeling ingebrachte zienswijzen (artikel 3:17 Awb).
G. Mededeling en kortere beslistermijn wanneer geen zienswijzen zijn ingediend
Als er tijdens de termijn van 6 weken geen zienswijzen op het ontwerpbesluit zijn gekomen, dan (artikel 3:18, lid 4, Awb):
- doet de gemeente hiervan zo spoedig mogelijk mededeling in het gemeenteblad via het LVBB
- neemt de gemeente het besluit binnen 4 weken nadat de termijn voor zienswijzen is verstreken
3. Vaststelling omgevingsplan
A. Termijn vaststelling bij mer
Heeft de gemeente een milieueffectrapport opgesteld voor het omgevingsplan? Dan is er een minimumtermijn van 2 weken tussen het aflopen van de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen, en het vaststellen van het omgevingsplan (artikel 16.40, lid 4 Omgevingswet en artikel 16.50, lid 2 Omgevingswet).
B. Vaststelling omgevingsplan
De gemeente stelt het omgevingsplan vast. Los van de motiveringsplicht van artikel 3:46 Awb geeft de gemeente ook aan welke rol publieksparticipatie heeft gespeeld. De gemeente geeft in ieder geval aan:
- hoe ze aan publieksparticipatie heeft gedaan
- wat de resultaten daarvan zijn
- hoe ze invulling heeft gegeven aan haar participatiebeleid
Zie hiervoor artikel 10.2 Omgevingsbesluit.
C. Termijn tussen vaststelling en bekendmaking
Tussen de vaststelling van het omgevingsplan en de bekendmaking moeten minimaal 2 weken zitten. Behalve als ten minste 1 van deze 3 omstandigheden zich voordoet:
- Gedeputeerde Staten hebben over het ontwerp-omgevingsplan geen zienswijzen naar voren gebracht.
- De gemeente heeft geen wijzigingen in het ontwerp-omgevingsplan aangebracht.
- Gedeputeerde Staten hebben bepaald dat de gemeente het omgevingsplan eerder ter inzage mag leggen.
Zie hiervoor artikel 16.77b, lid 1 Omgevingswet.
D. Bekendmaking, kennisgeving, terinzagelegging
De gemeente maakt het besluit bekend door het te publiceren in het gemeenteblad via de LVBB. Tegelijk met de bekendmaking geeft de gemeente kennis van de terinzagelegging van de bijbehorende stukken.
De terinzagelegging is zowel elektronisch als op een door het bestuursorgaan aan te wijzen locatie. Het bestuur legt stukken altijd op dezelfde manier ter inzage.
Daarnaast stuurt het bevoegd gezag een exemplaar van het besluit aan degenen die zienswijzen over het ontwerpbesluit hebben ingediend.
Zie de artikelen 3:42, 3:44, lid 2, en 3:45 Awb en artikel 6 Bekendmakingswet voor de details van deze regeling.
E. Mededeling van het besluit
Tegelijkertijd met, of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking, doet het bevoegd gezag in ieder geval mededeling van het besluit aan:
- degenen die bij de voorbereiding een zienswijze hebben ingebracht
- een adviseur, als het bevoegd gezag van zijn advies afwijkt
Het bevoegd gezag vermeldt hierbij door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan, beroep mogelijk is.
Zie artikelen 3:43 tot en met 3:45 Awb voor de details van deze regeling.
F. Inwerkingtreding
Een wijziging van een omgevingsplan treedt in werking op de dag waarop 4 weken zijn verstreken sinds de dag waarop de gemeente het besluit bekend heeft gemaakt. De gemeente kan een later tijdstip van inwerkingtreding in het omgevingsplan opnemen.
Zie artikel 16.78, lid 1 Omgevingswet.
Beschikbaar stellen van het omgevingsplan
De regels van het omgevingsplan worden tot slot zichtbaar in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Gemeenten moeten de wijziging van het omgevingsplan digitaal publiceren via de Landelijke voorziening bekendmaken en beschikbaar stellen (de LVBB), het landelijke publicatieplatform. De regels van het omgevingsplan komen dan automatisch in het Omgevingsloket. Iedereen kan zo op een kaart zien welke regels waar gelden.
Zie artikel 20.26, lid 1 en 2 Omgevingswet. Lees meer op Omgevingsplan in het Digitaal Stelsel Omgevingswet.
Bijzondere situaties bij de procedure voor het wijzigen van het omgevingsplan
Alternatieve procedure
Is de wijziging van het omgevingsplan nodig om een gemeentelijk project van publiek belang te realiseren? Dan kan de gemeente stappen uit de projectprocedure volgen in plaats van de procedure voor wijzigen omgevingsplan. Dit staat in artikel 5.55 van de Omgevingswet. Lees meer op Projectprocedure.
Omgevingsplan vaststellen voor inwerkingtreding Omgevingswet
De meeste gemeenten gaan pas aan de slag met het omgevingsplan, wanneer de Omgevingswet in werking treedt. Toch kan een gemeente ook al vóór de inwerkingtreding het omgevingsplan wijzigen.
De gemeente mag die wijziging wel pas bekendmaken op de datum van inwerkingtreding, of daarna. Zie artikel 22.3 Omgevingswet. De wijziging van het omgevingsplan treedt 4 weken na de bekendmaking in werking. Daarom heeft een gemeente dus op z'n vroegst 4 weken na inwerkingtreding van de Omgevingswet een gewijzigd omgevingsplan.
Niet besproken
Enkele procedurestappen hebben we niet meegenomen, omdat ze zelden voorkomen. Het gaat hier bijvoorbeeld om:
- mededeling niet ter inzage leggen bepaalde stukken op grond van artikel 5.1 van de Wet open overheid (artikel 3:11, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht)
- opsturen besluit tot vaststelling van het omgevingsplan aan Gedeputeerde Staten bij reactieve interventie (artikel 10.3, van het Omgevingsbesluit)
De provincie kan in bijzondere situaties ingrijpen na de vaststelling van de wijziging van het omgevingsplan door de gemeente. Dit heet een reactieve interventie (artikel 16.21 Omgevingswet). Het inzetten van de reactieve interventie kan alleen als dat nodig is voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Daarbij moet er sprake zijn van een provinciaal belang dat de provincie in een openbaar document heeft aangegeven. Lees meer op Het reactief interventiebesluit bij het omgevingsplan.
Informatie VNG
Stappenplan wijzigen omgevingsplan van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
Buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA)
Activiteit inhoudende:
- een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die in strijd is met het omgevingsplan, of
- een andere activiteit die in strijd is met het omgevingsplan
Deze begripsbepaling staat in de bijlage bij de Omgevingswet.
Meer informatie staat op de overzichtspagina Buitenplanse omgevingsplanactiviteit.